Instantie: Commissie Gelijke Behandeling, 4 juli 1985

Instantie

Commissie Gelijke Behandeling

Samenvatting


Vrouw solliciteerde als keuringslaborant. In een sollicitatiegesprek
bleek dat zij vanwege haar opleiding en werkervaring een goede kandidaat was
In hetzelfde gesprek werd haar echter voorgehouden dat zij incidenteel
zou moeten invallen op een plaats waar af en toe met zware blikken verf
gewerkt moest worden, reden waarom een vrouw voor deze functie niet geschikt
zou zijn. Dit laatste werd per brief bevestigd

BESLISSING RECHTENVROUW: accoord want het betreft hier directe discrimin
atie van vrouwen

STAND VAN ZAKEN: Volgens de commissie gelijke behandeling heeft de
werkgever gehandeld in strijd met artikel 3 lid 1 Wet gelijke behandeling
mannen en vrouwen. De vrouw voert een civiele procedure om schadevergoeding
te krijgen

Jaarverslag 1985 no. 4, 1986 no. 37

Volledige tekst

1. DE AANVRAAG

1.1 Op 21 februari 1985 heeft mw.mr. C. van Hoorm van het buro voor
rechtshulp in het arrondissement Haarlem namens M. uit Zaandam, verder te
noemen aanvraagster, de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen
bij de arbeid, verder te noemen de Commissie, verzocht haar zienswijze
kenbaar te maken ten aanzien van de vraag of door SBK Lakchemie BV, verder te
noemen werkgever, ten nadele van aanvraagster hetzij onmiddellijk hetzij
middellijk onderscheid is gemaakt tussen mannen en vrouwen dan wel
onderscheid tussen gehuwden en ongehuwden als bedoeld in de Wet gelijke
behandeling van mannen en vrouwen (Stb. 1980, nr. 86) (WGB)

1.2 Aanvraagster solliciteerde op een advertentie van werkgever (d.d.
22-12-1984) voor aankomend keuringslaborant. zij werd vervolgens uitgenodigd
voor een sollicitatiegesprek. In dit gesprek d.d. 10 januari 1985 kwam
volgens haar naar voren dat Zij vanwege haar opleiding en werkervaring in
principe een goede kandidate was voor de gevraagde functie. In hetzelfde
gesprek zou haar echter zijn voorgehouden dat zij incidenteel zou moeten
invallen op een plaats waar af en toe met zware blikken verf gewerkt moest
worden, reden waarom een vrouw voor deze functie niet geschikt zou zijn. Dit
laatste werd haar per brief d.d. 16 januari 1985 schriftelijk bevestigd

Op 7 februari 1985 is door werkgever opnieuw een advertentie terzake
geplaatst, met dien verstande dat ditmaal gesteld wordt: “Voor deze funktie
gaan onze gedachten uit naar een jongeman….”

1.3 Aanvraagster is enerzijds van mening dat de advertenties d.d 22
december 1984 respectievelijk 7 februari 1985 in strijd met de WGB zijn,
aangezien uit de eerste onvoldoende blijkt dat zowel mannen als vrouwen
kunnen solliciteren terwijl in de laatste vermeld wordt dat de gedachten
uitgaan naar een jongeman. Bovendien is zij van mening dat het feit dat zij
is afgewezen vanwege haar geslacht strijd met de WGB oplevert

HET ONDERZOEK

2.1 De Commissie heeft het verzoek van aanvraagster in behandeling
genomen en ter zake een onderzoek ingesteld teneinde na te gaan of ten nadele
van aanvraagster onderscheid is gemaakt als bedoeld in artikel 3, eerste lid,
van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen

2.2 Artikel 3, eerste lid, WGB luidt:

Het is niet toegelaten in de advertentie waarin een betrekking
aangeboden wordt of bij de behandeling bij de vervulling van een openstaande
betrekking onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen, hetzij
onmiddellijk, hetzij middellijk door verwijzing naar de echtelijke staat of de
gezinsomstandigheden. Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing in
die gevallen waarin het geslacht bepalend is

2.3 Werkgever heeft met betrekking tot de aanvraag schriftelijk
inlichtingen verstrekt op 8 maart 1985

Dit was voor aanvraagster aanleiding voor een nadere reactie op 14 mei
1985. Werkgever heeft tenslotte op 24 mei 1985 aanvullende informatie
verstrekt

De Commissie heeft de aanvraag besproken in de vergadering van 29 mei
1985

3.RESULTAAT VAN HET ONDERZOEK

3.1 Werkgever deelt mee dat het i.c. gaat om een nieuwe functie binnen
het bedrijf. Op het moment dat de eerste advertentie werd geplaatst was bij
werkgever intern nog een discussie gaande m.b.t. de inhoud van deze functie.
In dit verband was met name aan de orde of (zwaar) fabriekswerk bij deze
functie ondergebracht zou worden. Nadien is besloten dat dit inderdaad
onderdeel zou zijn van de nieuwe functie. Werkgever tekent aan dat het
bedrijf zodanig van omvang is dat combinaties van diverse werkzaamheden over
het algemeen niet te vermijden zijn

Nadat besloten was dat het fabriekswerk onderdeel zou uitmaken van de
nieuwe functie viel een aantal reflectanten op de onderhavige advertentie af
op fysieke gronden, tot deze laatste categorie behoort aanvraagster, aldus
werkgever

Werkgever zegt bovendien dat de formulering in de afwijzingsbrief
ongelukkig gekozen was; i.p.v. een afwijzing op grond van geslacht had er
moeten staan dat aanvraagster was afgewezen op fysieke gronden

Van de 5 mannen en 3 vrouwen die op de eerste advertentie reageerden is
niemand aangenomen

Werkgever deelt voorts mede dat tijden het sollicitatiegesprek aan
aanvraagster is verteld dat enerzijds de voorkeur van de directie uitging
naar een vrouw en dat anderzijds indien het (zware) fabriekswerk onderdeel
zou worden, aanvraagster alleen al op grond daarvan zou worden afgewezen

3.2 Aanvraagster is van mening dat, nu de functie-inhoud op het moment
van plaatsing van de tweede advertentie blijkbaar vaststond en er na de
eerste advertentie kandidaten waren afgewezen op grond van het zware
fabriekswerk, het voor de hand had gelegen dit in de nieuwe advertentie
expliciet te vermelden

Bovendien bevreemdt het aanvraagster dat zij alleen al op grond van haar
fysieke capaciteiten zou zijn afgewezen, aangezien deze capaciteiten op geen
enkele wijze zijn getest en zij ook geen idee had wat er van haar verlangd
werd

Er zou slechts gesproken zijn over het (af en toe) tillen van zwaren
blikken verf, zonder dat gezegd is hoe zwaar deze waren. Wel zou er n.a.v.
dit tilwerk gezegd zijn: “dit kunnen wij een vrouw niet aandoen”

3.3 Tenslotte reageert werkgever op het voorgaande door onder meer het
volgende naar voren te brengen

De fysieke capaciteiten vormen slechts een van de criteria, het is z.i.
ondoenlijk alle criteria in een advertentie te vermelden. Hij van mening dat
het eerste, wederzijds orienterende gesprek daartoe betere gelegenheid biedt

Voorts deelt werkgever mee dat, aangezien de functie-inhoud op het
moment van onderhavige sollicitatie niet vaststond, de fysieke capaciteiten
destijds niet zijn getoetst evenmin als op ander gebied tijdens het eerste
gesprek tests zijn gedaan

Toen de functie-inhoud definitief was vastgesteld viel aanvraagster (en
met haar o.a. 5 mannen) af, op grond van een totaal-indruk, waarbij o.a. de
fysieke capaciteiten (ruw) zijn ingeschat, aldus werkgever

3.4 Op grond van de indruk van werkgever tijdens twee
sollicitatiegesprekken met twee mannelijke kandidaten meende hij dat het
verantwoord was deze mannen aan te nemen. Een andere toetsing van hen vindt
plaats tijdens de proeftijd (2 maanden) en gedurende het eerste jaar van het
dienstverband. Pas daarna zal sprake zijn van een dienstverband oor
onbepaalde tijd, aldus werkgever

4.OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1 De Commissie is van mening dat uit de advertentie d.d. 22 december
1985 onvoldoende blijkt dat de betrekking open staat voor zowel mannen als
vrouwen. Hoewel in eerste instantie niet is gebleken dat tijdens de
sollicitatieprocedure onderscheid is gemaakt tussen mannen en vrouwen spreidde
werkgever een uitgesproken voorkeur voor een man ten toon toen de definitieve
inhoud van de functie bekend was

4.2 Uit de advertentie van 7 februari 1985 blijkt deze voorkeur voor
mannelijke kandidaten duidelijk

De WGB laat in een beperkt aantal gevallen onderscheid tussen mannen en
vrouwen toe, en wel

– indien het geslacht bepalend is voor de functie,

– indien de bescherming van de vrouw beoogd wordt (met name i.v.m.
zwangerschap en moederschap),

– indien beoogd wordt een feitelijke ongelijkheid op te heffen

De Commissie is met de Sociaal Economische Raad – in de nota “gelijke
behandeling mannen en vrouwen” van 19 juni 1981 – van oordeel dat een
werkgever die op een van deze gronden een voorkeur voor een man dan wel een
vrouw baseert, daarvan in de personeelsadvertentie blijk moet geven

In bedoelde advertentie is daarvan geen sprake, terwijl evenmin
aannemelijk is dat voor de vacante functie een van de uitzonderingen van
toepassing is

4.3 Zowel de afwijzingsbrief als toespelingen tijdens het
sollicitatiegesprek geven de Commissie aanleiding aan te nemen dat werkgever
(vanwege het zware fabriekswerk) de vacante functie niet geschikt acht voor
een vrouw

Hoewel werkgever zegt dat aanvraagster is afgewezen ondermeer op fysieke
gronden heeft hij de Commissie niet aannemelijk gemaakt dat aanvraagster een
reele kans is geboden op het vervullen van onderhavige functie

4.4 Dat sprake is van zwaar werk, kan geen grond vormen vrouwen bij
voorbaat (vrijwel) uit te sluiten (zoals bij de tweede advertentie is
geschied)

Er is geen reden om vrouwen die over voldoende lichaamskracht beschikken
en die dergelijk werk willen verrichten, de toegang tot dat werk te ontzeggen.
Er kan dan ook geen sprake zijn van een functie waarvoor het geslacht
bepalend is

5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE

5.1 De Commissie komt op grond van hetgeen in de vorige parafen is
vermeld tot het oordeel dat door werkgever onjuist is gehandeld door in de
advertentie d.d. 17 februari 1985 zonder opgaaf van redenen een voorkeur voor
een mannelijke kandidaat uit te spreken. Bovendien is de Commissie van
mening dat (in tweede instantie) aanvraagster niet voldoende als reele
kandidaat is aangemerkt door werkgever, aangezien zij een vrouw is

5.2 De Commissie heeft vastgesteld dat door werkgever ten nadele van
aanvraagster onderscheid is gemaakt als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van
de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen

5.3 Overeenkomstig artikel 6, eerste lid van de Wet gelijke behandeling
van mannen en vrouwen heeft de Commissie haar zienswijze kenbaar gemaakt aan
aanvraagster en werkgever

Rechters

Mr. J.A. van den Ijssel en drs. M.J.M. van Randwijck-van de Poll

Instantie: Commissie Gelijke Behandeling, 4 juli 1985

Instantie

Commissie Gelijke Behandeling

Samenvatting


Vrouw solliciteerde als keuringslaborant. In een sollicitatiegesprek
bleek dat zij vanwege haar opleiding en werkervaring een goede kandidaat was
In hetzelfde gesprek werd haar echter voorgehouden dat zij incidenteel
zou moeten invallen op een plaats waar af en toe met zware blikken verf
gewerkt moest worden, reden waarom een vrouw voor deze functie niet geschikt
zou zijn. Dit laatste werd per brief bevestigd

BESLISSING RECHTENVROUW: accoord want het betreft hier directe discrimin
atie van vrouwen

STAND VAN ZAKEN: Volgens de commissie gelijke behandeling heeft de
werkgever gehandeld in strijd met artikel 3 lid 1 Wet gelijke behandeling
mannen en vrouwen. De vrouw voert een civiele procedure om schadevergoeding
te krijgen

Jaarverslag 1985 no. 4, 1986 no. 37

Volledige tekst

1. DE AANVRAAG

1.1 Op 21 februari 1985 heeft mw.mr. C. van Hoorm van het buro voor
rechtshulp in het arrondissement Haarlem namens M. uit Zaandam, verder te
noemen aanvraagster, de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen
bij de arbeid, verder te noemen de Commissie, verzocht haar zienswijze
kenbaar te maken ten aanzien van de vraag of door SBK Lakchemie BV, verder te
noemen werkgever, ten nadele van aanvraagster hetzij onmiddellijk hetzij
middellijk onderscheid is gemaakt tussen mannen en vrouwen dan wel
onderscheid tussen gehuwden en ongehuwden als bedoeld in de Wet gelijke
behandeling van mannen en vrouwen (Stb. 1980, nr. 86) (WGB)

1.2 Aanvraagster solliciteerde op een advertentie van werkgever (d.d.
22-12-1984) voor aankomend keuringslaborant. zij werd vervolgens uitgenodigd
voor een sollicitatiegesprek. In dit gesprek d.d. 10 januari 1985 kwam
volgens haar naar voren dat Zij vanwege haar opleiding en werkervaring in
principe een goede kandidate was voor de gevraagde functie. In hetzelfde
gesprek zou haar echter zijn voorgehouden dat zij incidenteel zou moeten
invallen op een plaats waar af en toe met zware blikken verf gewerkt moest
worden, reden waarom een vrouw voor deze functie niet geschikt zou zijn. Dit
laatste werd haar per brief d.d. 16 januari 1985 schriftelijk bevestigd

Op 7 februari 1985 is door werkgever opnieuw een advertentie terzake
geplaatst, met dien verstande dat ditmaal gesteld wordt: “Voor deze funktie
gaan onze gedachten uit naar een jongeman….”

1.3 Aanvraagster is enerzijds van mening dat de advertenties d.d 22
december 1984 respectievelijk 7 februari 1985 in strijd met de WGB zijn,
aangezien uit de eerste onvoldoende blijkt dat zowel mannen als vrouwen
kunnen solliciteren terwijl in de laatste vermeld wordt dat de gedachten
uitgaan naar een jongeman. Bovendien is zij van mening dat het feit dat zij
is afgewezen vanwege haar geslacht strijd met de WGB oplevert

HET ONDERZOEK

2.1 De Commissie heeft het verzoek van aanvraagster in behandeling
genomen en ter zake een onderzoek ingesteld teneinde na te gaan of ten nadele
van aanvraagster onderscheid is gemaakt als bedoeld in artikel 3, eerste lid,
van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen

2.2 Artikel 3, eerste lid, WGB luidt:

Het is niet toegelaten in de advertentie waarin een betrekking
aangeboden wordt of bij de behandeling bij de vervulling van een openstaande
betrekking onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen, hetzij
onmiddellijk, hetzij middellijk door verwijzing naar de echtelijke staat of de
gezinsomstandigheden. Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing in
die gevallen waarin het geslacht bepalend is

2.3 Werkgever heeft met betrekking tot de aanvraag schriftelijk
inlichtingen verstrekt op 8 maart 1985

Dit was voor aanvraagster aanleiding voor een nadere reactie op 14 mei
1985. Werkgever heeft tenslotte op 24 mei 1985 aanvullende informatie
verstrekt

De Commissie heeft de aanvraag besproken in de vergadering van 29 mei
1985

3.RESULTAAT VAN HET ONDERZOEK

3.1 Werkgever deelt mee dat het i.c. gaat om een nieuwe functie binnen
het bedrijf. Op het moment dat de eerste advertentie werd geplaatst was bij
werkgever intern nog een discussie gaande m.b.t. de inhoud van deze functie.
In dit verband was met name aan de orde of (zwaar) fabriekswerk bij deze
functie ondergebracht zou worden. Nadien is besloten dat dit inderdaad
onderdeel zou zijn van de nieuwe functie. Werkgever tekent aan dat het
bedrijf zodanig van omvang is dat combinaties van diverse werkzaamheden over
het algemeen niet te vermijden zijn

Nadat besloten was dat het fabriekswerk onderdeel zou uitmaken van de
nieuwe functie viel een aantal reflectanten op de onderhavige advertentie af
op fysieke gronden, tot deze laatste categorie behoort aanvraagster, aldus
werkgever

Werkgever zegt bovendien dat de formulering in de afwijzingsbrief
ongelukkig gekozen was; i.p.v. een afwijzing op grond van geslacht had er
moeten staan dat aanvraagster was afgewezen op fysieke gronden

Van de 5 mannen en 3 vrouwen die op de eerste advertentie reageerden is
niemand aangenomen

Werkgever deelt voorts mede dat tijden het sollicitatiegesprek aan
aanvraagster is verteld dat enerzijds de voorkeur van de directie uitging
naar een vrouw en dat anderzijds indien het (zware) fabriekswerk onderdeel
zou worden, aanvraagster alleen al op grond daarvan zou worden afgewezen

3.2 Aanvraagster is van mening dat, nu de functie-inhoud op het moment
van plaatsing van de tweede advertentie blijkbaar vaststond en er na de
eerste advertentie kandidaten waren afgewezen op grond van het zware
fabriekswerk, het voor de hand had gelegen dit in de nieuwe advertentie
expliciet te vermelden

Bovendien bevreemdt het aanvraagster dat zij alleen al op grond van haar
fysieke capaciteiten zou zijn afgewezen, aangezien deze capaciteiten op geen
enkele wijze zijn getest en zij ook geen idee had wat er van haar verlangd
werd

Er zou slechts gesproken zijn over het (af en toe) tillen van zwaren
blikken verf, zonder dat gezegd is hoe zwaar deze waren. Wel zou er n.a.v.
dit tilwerk gezegd zijn: “dit kunnen wij een vrouw niet aandoen”

3.3 Tenslotte reageert werkgever op het voorgaande door onder meer het
volgende naar voren te brengen

De fysieke capaciteiten vormen slechts een van de criteria, het is z.i.
ondoenlijk alle criteria in een advertentie te vermelden. Hij van mening dat
het eerste, wederzijds orienterende gesprek daartoe betere gelegenheid biedt

Voorts deelt werkgever mee dat, aangezien de functie-inhoud op het
moment van onderhavige sollicitatie niet vaststond, de fysieke capaciteiten
destijds niet zijn getoetst evenmin als op ander gebied tijdens het eerste
gesprek tests zijn gedaan

Toen de functie-inhoud definitief was vastgesteld viel aanvraagster (en
met haar o.a. 5 mannen) af, op grond van een totaal-indruk, waarbij o.a. de
fysieke capaciteiten (ruw) zijn ingeschat, aldus werkgever

3.4 Op grond van de indruk van werkgever tijdens twee
sollicitatiegesprekken met twee mannelijke kandidaten meende hij dat het
verantwoord was deze mannen aan te nemen. Een andere toetsing van hen vindt
plaats tijdens de proeftijd (2 maanden) en gedurende het eerste jaar van het
dienstverband. Pas daarna zal sprake zijn van een dienstverband oor
onbepaalde tijd, aldus werkgever

4.OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1 De Commissie is van mening dat uit de advertentie d.d. 22 december
1985 onvoldoende blijkt dat de betrekking open staat voor zowel mannen als
vrouwen. Hoewel in eerste instantie niet is gebleken dat tijdens de
sollicitatieprocedure onderscheid is gemaakt tussen mannen en vrouwen spreidde
werkgever een uitgesproken voorkeur voor een man ten toon toen de definitieve
inhoud van de functie bekend was

4.2 Uit de advertentie van 7 februari 1985 blijkt deze voorkeur voor
mannelijke kandidaten duidelijk

De WGB laat in een beperkt aantal gevallen onderscheid tussen mannen en
vrouwen toe, en wel

– indien het geslacht bepalend is voor de functie,

– indien de bescherming van de vrouw beoogd wordt (met name i.v.m.
zwangerschap en moederschap),

– indien beoogd wordt een feitelijke ongelijkheid op te heffen

De Commissie is met de Sociaal Economische Raad – in de nota “gelijke
behandeling mannen en vrouwen” van 19 juni 1981 – van oordeel dat een
werkgever die op een van deze gronden een voorkeur voor een man dan wel een
vrouw baseert, daarvan in de personeelsadvertentie blijk moet geven

In bedoelde advertentie is daarvan geen sprake, terwijl evenmin
aannemelijk is dat voor de vacante functie een van de uitzonderingen van
toepassing is

4.3 Zowel de afwijzingsbrief als toespelingen tijdens het
sollicitatiegesprek geven de Commissie aanleiding aan te nemen dat werkgever
(vanwege het zware fabriekswerk) de vacante functie niet geschikt acht voor
een vrouw

Hoewel werkgever zegt dat aanvraagster is afgewezen ondermeer op fysieke
gronden heeft hij de Commissie niet aannemelijk gemaakt dat aanvraagster een
reele kans is geboden op het vervullen van onderhavige functie

4.4 Dat sprake is van zwaar werk, kan geen grond vormen vrouwen bij
voorbaat (vrijwel) uit te sluiten (zoals bij de tweede advertentie is
geschied)

Er is geen reden om vrouwen die over voldoende lichaamskracht beschikken
en die dergelijk werk willen verrichten, de toegang tot dat werk te ontzeggen.
Er kan dan ook geen sprake zijn van een functie waarvoor het geslacht
bepalend is

5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE

5.1 De Commissie komt op grond van hetgeen in de vorige parafen is
vermeld tot het oordeel dat door werkgever onjuist is gehandeld door in de
advertentie d.d. 17 februari 1985 zonder opgaaf van redenen een voorkeur voor
een mannelijke kandidaat uit te spreken. Bovendien is de Commissie van
mening dat (in tweede instantie) aanvraagster niet voldoende als reele
kandidaat is aangemerkt door werkgever, aangezien zij een vrouw is

5.2 De Commissie heeft vastgesteld dat door werkgever ten nadele van
aanvraagster onderscheid is gemaakt als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van
de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen

5.3 Overeenkomstig artikel 6, eerste lid van de Wet gelijke behandeling
van mannen en vrouwen heeft de Commissie haar zienswijze kenbaar gemaakt aan
aanvraagster en werkgever

Rechters

Mr. J.A. van den Ijssel en drs. M.J.M. van Randwijck-van de Poll