Instantie: De Kroon, 28 oktober 1987

Instantie

De Kroon

Samenvatting


Het college voor de verlening van bijstand te X heeft op 15 juli 1983
naar aanleiding van de door A op 17 maart 1983 ingediende aanvraag om bijstand
ingevolge de RWW in de kosten van levensonderhoud afwijzend beschikt,
aangezien de betrokkene onvoldoende inlichtingen heeft verstrekt om tot een
juiste beoordeling van de aanvraag te komen

A. heeft op 23 maart 1983 de aan dit geschil ten grondslag liggende
aanvraag om uitkering ingevolge de RWW ingediend, nadat hij op 1 september
1982 de maximum-uitkeringstermijn ingevolge de WWV had bereikt. Bij de
aanvraag bleek dat A. op 28 september 1982 een overeenkomst van dading heeft
gesloten met een verzekeringsmaatschappij ter zake van schade ten gevolge van
een hem in 1977 overkomen ongeval. Het resultaat van deze overeenkomst is
dat aan A. een bedrag van ƒ 2.000,– (tweeduizend gulden) aan materiele
schadevergoeding is toegekend en een bedrag van ƒ 46.000,–
(zesenveertigduizend gulden) ter vergoeding van verminderde arbeidscapaciteit
en immateriele schade

Burgemeester en Wethouders hebben in bezwaar besloten aan de betrokkene
met ingang van 1 april 1984 de gevraagde uitkering ingevolge de RWW toe te
kennen. zij hebben hiertoe overwogen, dat een bedrag van ƒ 33.600,–
(drieduizendenzeshonderd gulden) buiten beschouwing diende te worden gelaten

Gedeputeerde Staten zijn blijkens het bestreden besluit in het geval van
A. van oordeel dat het bedrag van ƒ 46.000,– (zesenveertigduizend gulden)
in zijn geheel als smartegeld buiten beschouwing moet worden gelaten, zulks
mede gelet op de geringe hoogte hiervan in verhouding tot het leed dat de
betrokkene heeft ondergaan en nog zal ondergaan. De Kroon is het hier niet
helemaal mee eens en vernietigt in zoverre het Besluit van GS (aangezien een
bedrag van ƒ 14.400,– (veertienduizendenvierhonderd) niet buiten
beschouwing had mogen worden gelaten), dat op de aan A. met ingang van 23
maart 1983 toegekende uitkering ingevolge de RWW gedurende een periode van zes
maanden, te rekenen vanaf 23 maart 1983, een verlaging van 10% van de voor hem
geldende norm wordt toegepast. Dus de Kroon is van mening dat het
aanvaardbaar is om tot een redelijke grens voorbij te zien aan een vermogen
dat uit hoofde van smartegeld is verkregen

Volledige tekst

Rechters