Instantie: President Rechtbank Haarlem, 10 juni 1988

Instantie

President Rechtbank Haarlem

Samenvatting


Op 10 juni 1988 zijn vijf Tamilvluchtelingen op het vliegtuig naar Sri
Lanka gezet, voordat de rechter in Kort Geding zich kon uitspreken over hun
zaak. Het toestel vertrok tien minuten nadat de uitspraak openbaar was
Korte van Hemel erkende, dat de landsadvocaat drie kwartier eerder door
de secretaresse van de rechtbankpresident op de hoogte was gesteld van de
uitslag. De advocaat had een dag tevoren de rechtbank om deze service
verzocht. Volgens Korte is dat ‘niet behoorlijk’

Drie van de bij deze zaak betrokken Tamils waren vrouwen. Alle drie
hadden concrete verhalen over seksueel geweld, over leden van de Indiase
vredesmacht die Tamilvrouwen met auto’s ophaalden en naar kampen brachten om
ze daar te verkrachten. De strekking van de berichten van deze vrouwen werd
onlangs nog bevestigd door Amnesty International. Een van de drie vrouwen
was zelf gevangene geweest van Indiase soldaten, door hen mishandeld met een
scheermes, uitgekleed en met verkrachting bedreigd. Familieleden van deze
vrouwen werden verdacht van banden met de Tamil Tijgers. Alle drie
gevluchte vrouwen vreesden (weer) slachtoffer te worden van dergelijk geweld
bij terugkeer naar Sri Lanka

De rechter in deze zaak bevestigde dat, gezien de algemene situatie in
Sri Lanka, het ‘helaas niet uitzonderlijk (is) dat vrouwen slachtoffer worden
van seksueel geweld’. Merkwaardig is dat aan het begin van hetzelfde vonnis
deze rechter tot de conclusie kwam dat de situatie van de Tamilbevolking niet
‘dermate gewelddadig en bedreigend is dat eiseres op die grond niet zou kunnen
worden teruggezonden naar Sri Lanka’. Valt verkrachting volgens deze
rechter niet onder de categorie ‘gewelddadig en bedreigend’, of meent hij dat
de gevaren die Tamil vrouwen lopen niet hoeven te worden gerekend tot de
algemene situatie waarin de Tamilbevolking verkeert? Kennelijk het laatste,
want als de rechter het heeft over de algemene situatie van Tamils in Sri
Lanka, heeft hij het voortdurend over ‘jeugdige mannelijke Tamils’. De
vrees van de vrouw voor verkrachting wordt slechts behandeld als een van de
‘individueel-persoonlijk rakende feiten en omstandigheden’ die zouden kunnen
leiden tot de vluchtelingenstatus. Immers, de algemene situatie van de
(mannelijke) Tamilbevolking viel volgens de rechter wel mee. Maar omdat
alle vrouwen gevaar liepen verkracht te worden, kon de situatie van deze vrouw
niet als uitzonderlijk worden beschouwd, en gaf dus ook geen grond voor het
verlenen van de vluchtelingenstatus op grond van individuele omstandigheden

Volledige tekst

Rechters

Mr. H.F. van den Haak