Instantie: Kantonrechter Utrecht, 3 juli 1989

Instantie

Kantonrechter Utrecht

Samenvatting


B heeft aangifte gedaan van aanranding en verkrachting. Volgens de
kantonrechter is niet komen vast te staan noch aannemelijk gemaakt, dat de
verkrachtingen en aanrandingen daadwerkelijk hebben plaatsgehad, evenmin als
het hinderlijke lastigvallen door de directeur. Een bewijsopdracht wordt niet
noodzakelijk geacht. Naar de mening van de kantonrechter is de werkgeefster
voor de handelingen van haar directeur in casu niet verantwoordelijk, omdat
zij zich in de privé-sfeer zouden hebben afgespeeld en de werkgever – zo
staat onbetwist vast – niet door de werkneemster op de hoogste is gesteld
omtrent de (vermeende) onoorbare of strafbare gedragingen van de directeur. B
zal de directeur zelf op grond van onrechtmatige daad dienen aan te spreken
en niet de werkgeefster. De ontbinding wordt toegewezen. Nu niet is komen
vast te staan dat de werkgeefster ten opzichte van B onoorbaar heeft
gehandeld is er geen plaats voor een vergoeding.
De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst zonder toekenning van
schadevergoeding.

Volledige tekst

Verloop van de procedure
Het verzoekschrift, strekkende tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, is
op 7 april 1989 op de griffie binnengekomen. Het verweerschrift, waarbij
verweerster zelf ook ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt, is op 2
juni 1989 op de griffie ontvangen en de mondelinge behandeling heeft
plaatsgevonden op 14 juni 1989.
(…)

De omschrijving van het geschil
1. Tussen partijen staat vast als erkend en niet weersproken, dat B. in
januari 1985 bij het Nationaal Comité is gaan werken, aanvankelijk in de
keuken en later op de linnenkamer. Vanaf 11 maart 1987 tot 1 juli 1987 is zij
halve dagen gaan werken en daarna is zij ziek geworden. Op 1 december 1988 is
B door de bedrijfsvereniging arbeidsgeschikt verklaard voor hetzelfde werk,
doch bij een andere werkgever.

2. B verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens verandering van
omstandigheden. In de periode van mei 1985 tot februari 1986 heeft de
directeur van het Nationaal Comité, de heer X, haar onder toepassing van
psychische druk en lichamelijk geweld vele malen, ongeveer 25 keer verkracht
en aangerand. Hij dreigde haar ontslag te geven als zij niet toegaf aan zijn
sexuele verlangens. Omdat het zeer belangrijk was haar baan te behouden en
zij ook de mogelijkheid tot het volgen van een opleiding niet wilde
verspillen, heeft verzoekster geen kans gezien zich er tegen te verzetten.
Vanaf maart 1986 tot juli 1987 heeft X zich op zeer geraffineerde wijze
steeds verder ingedrongen in haar privé-leven, waardoor zij geheel geïsoleerd
raakte. Zij is daardoor overspannen geraakt en ziek geworden. Omdat B X, die
directeur was, als haar werkgever beschouwde, is zij van mening dat de
oorzaak voor het onderhavige ontbindingsverzoek geheel bij hem is gelegen en
gezien de ernst van de misdragingen acht B het billijk dat haar een
vergoeding voor materiële en immateriële schade wordt toegekend van ƒ 25.000.
Ten bewijze van haar stellingen heeft B processen-verbaal van de politie,
opgemaakt tegen X, op grond van haar aangifte, overgelegd, alsmede een
rapport van prof. Frenken, hoogleraar seksuologie, welke rapport op verzoek
van de officier van justitie in de strafzaak tegen X is opgemaakt. Gelet
echter op het verzet van het Nationaal Comité en de raadsman van X tegen
overlegging van deze stukken, omdat deze – naar als onbetwist vaststaat –
niet volledig zijn, omdat het gerechtelijk vooronderzoek tegen X nog niet is
gesloten en er nog verhoren zullen plaatsvinden, alsmede nog een tegenrapport
wordt opgemaakt, heeft de kantonrechter van deze stukken geen kennis genomen
en deze aan B terug doen zenden.

3. Het Nationaal Comité voert verweer.
a. Zij voert aan dat de arbeidsovereenkomst met B met wederzijds
goedvinden is geëindigd per 1 december 1988. Immers, volgens de
bedrijfsvereniging heeft B een WW-uitkering aangevraagd en zich neergelegd
bij het einde van het dienstverband, terwijl bovendien B vrijwillig de
sleutel heeft afgegeven aan de medewerker van het Nationaal Comité K van R.
Volgens deze werknemer heeft B bij het ophalen van de sleutel gezegd, dat het
uit dienst gaan geheel vrijwillig was en dat de afrekening van de
vakantiedagen correct was. Een verklaring van Van R is overlegd. Inmiddels
werkt zij als kraamverzorgster.
b. Het Nationaal Comité ontkent dat X op enige wijze psychisch en
lichamelijk geweld heeft gebruikt jegens B. Op grond van de aangifte van B is
proces-verbaal opgemaakt en er loopt thans een strafzaak tegen X. Hij wordt
per oktober 1989 eervol ontslagen en is thans niet werkzaam bij het Nationaal
Comité, omdat sinds de aangifte door B en de publiciteit daaromheen er een
onmogelijke situatie is ontstaan met ouders van kinderen die op het internaat
zijn.
De waarnemend directeur L heeft verklaard dat hij nooit iets heeft gemerkt
van lastig vallen van B door X, wel was bekend dat X en B, alsmede mevrouw X
over en weer bij elkaar thuis kwamen en elkaars sleutels bezaten. Op
geruchten omtrent een eventuele verhouding tussen B en X heeft de heer X
steeds ontkennend geantwoord.
c. De verandering in omstandigheden is geheel te wijten aan B.
Andere werknemers in de keuken en in de linnenkamer konden niet met haar
samenwerken. Ten bewijze hiervan heeft het Nationaal Comité verklaringen van
werknemers overgelegd, waarin dit bevestigd wordt. Er is zowel in de keuken
als in de linnenkamer een onwerkbare situatie ontstaan, op grond waarvan het
Nationaal Comité ook zelf verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens
veranderingen in de omstandigheden zonder een vergoeding, althans een lagere
vergoeding, toe te kennen.
d. Het Nationaal Comité is van mening, dat zij geen schade hoeft
te vergoeden die eventueel wordt geleden wegens het toebrengen van schade aan
B door een andere werknemer van haar. Zij wijst in dit verband op twee
uitspraken van de kantonrechter te Nijmegen. B heeft het bestuur noch de
stafleden ooit op de hoogte gesteld van de aanrandingen en verkrachtingen
door X.

4. B betwist akkoord te zijn gegaan met een beëindiging van de
arbeidsovereenkomst. Zij heeft geen ander werk doch volgt alleen een
opleiding als kraamverzorgster via bemiddeling van de Gemeenschappelijke
Dienst te Utrecht.
Zij heeft de feiten en omstandigheden, waaronder de ongewenste intimiteiten
plaatsvonden, nader toegelicht, hetgeen – kort samengevat – op het volgende
neerkomt: zij had contacten met X, die in januari 1985 vroeg of zij wilde
invallen op het schippersinternaat. Naderhand is zij ook in vaste dienst
gekomen. X kwam steeds vaker bij haar thuis, aanvankelijk om haar te helpen
bij de opvoeding van haar kinderen. Hij had een eigen sleutel van haar
woning, die zij niet zelf had gegeven.
Later heeft zij nog een ander slot laten plaatsen, doch niet lang daarna had
hij weer een sleutel. Op het werk was iedereen op de hoogte omdat hij haar
daar overal volgde. Hij heeft haar diverse malen verkracht. Zij heeft
daarover gesproken met de dominee en met verschillende instanties, die haar
niet geloofden. Zij is aanvankelijk ook niet naar de politie gegaan omdat zij
nergens gehoor vond, zelfs niet bij de RIAGG en bij de AbvaKabo. Uiteindelijk
is er iets gedaan na bemiddeling van de Gemeenschappelijke Medische Dienst,
toen zij ziek was geworden. X kwam op de gekste momenten bij haar thuis
langs.

5.De kantonrechter heeft de heer X als getuige gehoord. Deze heeft – kort
samengevat – verklaard, dat hij B, voordat zij bij het internaat kwam werken,
al kende samen met haar tweede echtgenoot via de kerk. Na de echtscheiding
begeleidde har haar bij de opvoeding van de kinderen en gaf hij de oudste
zoon bijles. B had hem zelf een sleutel gegeven van haar woning, omdat hij
vaak dingen van het internaat voor haar meebracht met de auto. B had ook een
sleutel van zijn woning omdat zij zijn schoonmoeder enige tijd in 1985 heeft
verzorgd en zijn wasmachine gebruikte, omdat die van haar kapot was.
Hij betwist achter haar te zijn gelopen op het werk en betwist ook haar thuis
te zijn lastig gevallen haar verkracht te hebben. hij is wel eens ’s nachts
bij haar op bezoek geweest, omdat zij zelf had gebeld en om hulp had
gevraagd. hij heeft haar geholpen bij het schrijven van een brief aan haar
eerste echtgenoot in Parijs, doch bleek later verkeerd door B te zijn
voorgelicht. Mede hierdoor is de verhouding bekoeld en zijn over en weer de
sleutels teruggegeven. Ook zijn vrouw had veel contact met B.

De beoordeling van het geschil
6. De arbeidsovereenkomst is niet met wederzijds goedvinden geëindigd.
Niet te spoedig moet worden aangenomen, dat een werknemer instemt met een
ontslag, temeer niet als er geen sprake is van een uitdrukkelijke en
duidelijke wilsuiting. Dit laatste is niet gesteld of gebleken. Het afgeven
van een sleutel is niet als een zodanige wilsuiting aan te merken, terwijl
het volgen van een opleiding als kraamverzorgster evenmin betekent dat er
toegestemd wordt in een beëindiging van het dienstverband.

7. De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden, nu beiden
partijen dit verzoeken en uit de stellingen van partijen over en weer volgt,
dat de verhoudingen zijn verstoord.

8. Niet is komen vast te staan noch aannemelijk gemaakt, dat X B meermalen
heeft verkracht of aangerand en dat B dit, alsmede een hinderlijk lastig
vallen door X heeft toegelaten uit angst voor het verlies van haar baan. X
ontkent dit ten stelligste en weerlegt ook concrete aantijgingen van B. Nader
bewijs zal hiervoor nodig zijn, hetgeen B ook heeft aangeboden, maar waaraan
de kantonrechter voorbij gaat gelet op het hierna overwogene.

9. Het Nationaal Comité heeft terecht de vraag opgeworpen, of – zo het bewijs
van verkrachtingen en aanrandingen geleverd wordt – zij als werkgeefster voor
de handelingen van haar directeur op dit gebied verantwoordelijk is en of een
vergoeding wegens materiële of immateriële schade door het Nationaal Comité
aan B op zijn plaats is.
Dit is het Nationaal Comité niet naar het oordeel van de kantonrechter.
Als onbetwist staat immers vast, dat het Nationaal Comité niet op de hoogte
is gesteld door B omtrent de (eventuele) gedragingen van X.
Uit de verklaringen van B en X zelf valt af te leiden, dat de vele
ontmoetingen tussen hen plaatsvonden in de privé-sfeer en bij B of X thuis.
Over en weer zijn zij in die sfeer elkaar behulpzaam geweest, B door de zorg
voor de schoonmoeder van X in 1985 en X door hulp en bijstand ten opzichte
van de kinderen van B. X en B kenden elkaar al via de kerk, voordat B in
dienst trad.
Zo al komt vast te staan, dat X zich onoirbaar en zelfs strafbaar heeft
gedragen ten opzichte van B, dan dient zij X zelf aan te spreken daarop en
niet aan het Nationaal Comité als werkgeefster van hen beiden.
Nu niet is komen vast te staan dat het Nationaal Comité verwijtbaar heeft
gehandeld ten opzichte van B, is er geen plaats voor een vergoeding naar
billijkheid.

10. Nu beide partijen verzocht hebben de arbeidsovereenkomst te ontbinden, is
er aanleiding beiden partijen hun eigen kosten te laten dragen.

Beslissing
De kantonrechter stelt partijen in kennis van haar voornemen de
arbeidsovereenkomst te ontbinden per 15 juli 1989 op verzoek van beide
partijen.
B krijgt gelegenheid het verzoek van haar kant in te trekken binnen tien
dagen na heden.
Bij intrekking van het verzoek door B, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden
alleen op verzoek van het Nationaal Comité en wel per 15 juli 1989.

Rechters

Mr. M.M. van Ditzhuijzen