Instantie
Rechtbank Almelo
Samenvatting
De door de vrouw geaccepteerde alimentatie termijn van drie jaar is
verstreken
De inkomsten van de vrouw hebben sedert haar toetreding tot de
arbeidsmarkt in 1986 rond het voor haar geldende bijstandsniveau geschommeld
De situatie is niet gewijzigd omdat het voor de vrouw niet mogelijk was
door arbeid in haar eigen levensonderhoud te voorzien vanwege haar steeds
slechter wordende gezondheidstoestand
Heeft de vrouw deze mogelijkheid voor haar risico genomen?
De rechtbank stelt vast dat kinderopvang in Nederland slecht is
geregeld. Daarom moet niet worden geconcludeerd dat de man er in de gegeven
omstandigheden niet op mocht vertrouwen dat de vrouw er in drie jaar tijd in
zou slagen volledig in eigen onderhoud te voorzien en het risico voor haar
rekening zou nemen
Uit de feiten concludeert de rechtbank dat het niet aan de vrouw te
wijten is dat de behoefte aan een uitkering is gebleven. Er is een volkomen
wanverhouding ontstaan tussen wat partijen bij het sluiten van het convenant
voor ogen stond en wat zich in werkelijkheid heeft voorgedaan, en wel zo, dat
het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onjuist is de vrouw aan
het beding van niet-wijziging te houden. Omdat de vrouw in het begin van
het huwelijk, toen de man studeerde, voor het gezinsinkomen heeft gezorgd
vindt de rechtbank aanleiding om de alimentatietermijn met vier jaar te
verlengen
De man moet nog een aantal stukken overleggen voor een
draagkrachtberekening
Volledige tekst
1. PROCESGANG
1.1. Bij beschikking van deze rechtbank en kamer van 19 april 1988 is
bepaald dat de vrouw zich bij akte (nader) zal uitlaten over hetgeen in
rechtsoverweging 3.1. van die beschikking is vermeld;
1.2. Bij akte van 17 mei 1989 heeft de vrouw een aantal producties
overgelegd en toegelicht;
1.3. Bij akte van 26 mei 1989 heeft de man voormelde producties en akte
becommentarieerd;
1.4. Tenslotte hebben partijen om een beschikking verzocht;
2. UITEINDELIJKE BEOORDELING VAN HET VERZOEK
2.1. De vrouw heeft de volgende stukken overgelegd:
a. een brief van Randstad Uitzendbureau B.V. van 11 mei 1989;
b. een brief van Schmits Weerselo B.V. (voorheen Peters Chemie Weerselo
B.V.) van 12 mei 1989;
c. een totaalloonopgaaf 1986;
d. een totaalloonopgaaf 1987;
e. een brief van de verzekeringsgeneeskundige van 3 mei 1989;
f. een brief van de Bedrijfsvereniging voor de Chemische Industrie van
10 mei 1989;
g. een brief van de Bedrijfsvereniging voor de Chemische Industrie van
10 mei 1989;
h. een brief van het Arbeidsbureau te Oldenzaal van 10 mei 1989;
i. een brief van de Gemeentelijke Sociale Dienst Oldenzaal van 24
augustus 1988;
j. een aanslagbiljet Inkomstenbelasting betreffende het jaar 1987;
k. een aanslagbiljet Premieheffing Volksverzekeringen betreffende het
jaar 1987;
l. een brief van de Ontvanger te Enschede van 17 februari 1989;
m. een brief van de Ontvanger te Enschede van 17 februari 1989;
n. een tweetal salarisspecificaties zonder enige nadere aanduiding en
ondertekening;
2.2. Uit voormelde bescheiden blijkt het navolgende
In 1986 heeft de vrouw praktisch het gehele jaar gewerkt en daarmee in
totaal ƒ 16.495,– bruto verdiend. In 1987 heeft de vrouw in totaal ƒ
17.291,– bruto verdiend. In dat jaar heeft zij van 1 juli tot en met 27
september een uitkering van het G.A.K. ontvangen. Gedurende de eerste
maanden van 1988 heeft zij bij Peters Chemie Weerselo B.V. gewerkt tegen een
salaris van ƒ 1.076,67 bruto per maand bij 20 uur per week
Vanaf 29 februari 1988 tot en met 3 november 1988 heeft zij een
ziekengelduitkering ontvangen ter hoogte van ƒ 29,90 per dag. Vanaf 4
november 1988 heeft zij recht op een WW-uitkering (uiterlijk tot 4 februari
1991). Haar maandelijkse WW-uitkering bedraagt ƒ 1.062,52 bruto (= ƒ 787,85
netto), welke vanaf 1 augustus 1988 op de bijstandsuitkering in mindering
wordt gebracht
Gelet op het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat het inkomen van
de vrouw, de alimentatie-uitkering weggedacht, sedert haar toetreding tot de
arbeidsmarkt in 1986 rond het voor haar geldende bijstandsniveau heeft
geschommeld, welke situatie ook thans nog voortduurt;
2.3. De vrouw geeft als verklaring voor het feit dat haar financiele
omstandigheden sedert haar toetreding tot de arbeidsmarkt niet zijn
gewijzigd, dat zij herhaaldelijk heeft getracht door arbeid in haar eigen
levensonderhoud te voorzien maar dat haar steeds slechter wordende
gezondheidstoestand haar dat onmogelijk maakte;
2.4. Heeft de vrouw die mogelijkheid voor haar risico genomen?
Anders gezegd:
of: die mogelijkheid is in het kader van de onderhandelingen welke
hebben geleid tot meergemeld echtscheidingsconvenant, ter sprake gebracht
doch niet in het convenant verwerkt; dan zal gelden dat de vrouw dat risico
heeft aanvaard;
of: het is niet besproken, dan zou onder omstandigheden kunnen gelden
dat de man de aanvaarding van dit risico heeft begrepen of mogen
veronderstellen;
2.5. De vrouw heeft gesteld dat die mogelijkheid niet ter sprake is
gekomen, hetgeen door de man is betwist
Ter staving van die betwisting heeft hij de confraternale
correspondentie gedeeltelijk overgelegd en voorts gewezen op de inhoud van
het convenant
Uit die stukken blijkt dat partijen rekening hebben gehouden met de
mogelijkheden welke de vrouw ten tijde van het echtscheidingsconvenant had om
door middel van een haar passende werkkring in haar eigen levensonderhoud te
voorzien, maar daaruit blijkt niet dat mogelijkheid dat de vrouw daarin niet
zou slagen ter sprake is gebracht
Voormelde bescheiden bevestigen veeleer de stelling van de vrouw dat
partijen er zonder meer vanuit zijn gegaan dat de vrouw zich na drie jaar
goed zou kunnen redden op de arbeidsmarkt en volledig in haar eigen
levensonderhoud zou kunnen voorzien;
2.6. Heeft de man begrepen of mogen veronderstellen dat de vrouw
voormeld risico voor haar rekening nam?
Ook die vraag moet ontkennend worden beantwoord
De man stelt zich op het standpunt dat hij, toen de vrouw een
alimentatietermijn van drie jaar accepteerde wat, aldus de man, impliceert
dat de vrouw het risico accepteerde dat zij na ommekomst van die termijn niet
in staat zou zijn (volledig) in haar eigen levensonderhoud te voorzien, er
van is uitgegaan en mocht uitgaan dat de vrouw dat risico voor haar rekening
nam
Andere omstandigheden heeft de man niet gesteld
Tussen partijen staat onweersproken vast dat de vrouw vanaf 1977 tot
voorjaar 1981 deels via uitzendbureaus telkens part-time heeft gewerkt. Viir
haar huwelijk met de man in oktober 1978 heeft zij gedurende vijf jaar
full-time als secretaresse gewerkt. Zij heeft een Mulo-diploma alsmede een
diploma directie-secretaresse
Aanvankelijk had de vrouw de zorg voor beide kinderen van partijen, maar
in de zomer van 1985 is Rogier bij de man gaan wonen. Vanaf dat tijdstip had
zij nog slechts de zorg voor Rudolf, die toen twee jaar oud was
Het is een feit van algemene bekendheid dat de kinderopvang in Nederland
slecht is geregeld. In de hierboven geschetste situatie is de zorg voor een
kind van de leeftijd van Rudolf dan ook een extra complicerende factor waar
nog bij komt dat de vrouw ruim vier jaar buiten het arbeidsproces had
gestaan, terwijl zij de daaraan voorafgaande (huwelijks)jaren steeds part-time
had gewerkt
Wat er ook zij van het feit dat de vrouw een alimentatietermijn van drie
jaar heeft geaccepteerd, moet worden geconcludeerd dat de man er in de
gegeven omstandigheden niet op mocht vertrouwen dat de vrouw er in drie jaar
tijd in zou slagen volledig in eigen onderhoud te voorzien en in het andere
geval het risico voor haar rekening zou nemen;
2.7. In hoeverre is de gebleven behoefte van de vrouw aan een uitkering
tot haar levensonderhoud te wijten aan handelingen of nalatigheden van de
vrouw die niet ten laste van de man behoren te worden gebracht?
In 1986 heeft de vrouw zich direct op de arbeidsmarkt begeven
Via diverse uitzendbureaus heeft zij bijna dat gehele jaar over het
algemeen part-time gewerkt (zie voormelde brief van Randstad Uitzendbureau
B.V. van 11 mei 1989 alsmede de totaalloonopgaaf 1986)
In 1987 heeft zij gedeeltelijk via een uitzendbureau (Randstad),
gedeeltelijk op basis van een tijdelijk arbeidscontract gewerkt (Peters
Chemie Weerselo B.V.). Zij is ziek geweest van 1 juli 1987 tot en met 27
september 1987 en van 17 december 1987 tot en met 30 december 1987
In 1988 heeft zij op contractbasis bij Peters Chemie Weerselo B.V.
gewerkt (tot 9 maart 1988)
Hoewel het uiteindelijke doel een vast dienstverband was, heeft Peters
chemie het contract van de vrouw niet meer verlengd en bovendien definitief
afgezien van haar diensten
Blijkens voormelde brief van Schmits Weerselo B.V. waren de prestaties
van de vrouw aanvankelijk uitstekend. Telkens bleek dat zij na een paar
maanden ziek werd, aldus Schmits B.V. Ook liepen haar arbeidsprestaties kort
voor een ziekmelding belangrijk terug, hetgeen volgens Schmits B.V. te wijten
was aan concentratieproblemen waardoor zij het werk plotseling niet meer
aankon
De vrouw is van 22 januari 1988 tot en met 24 januari 1988 en van 29
februari 1988 tot en met 3 november 1988 wegens ziekte arbeidsongeschikt
geweest
Dat aan haar ziekte een psychische oorzaak ten grondslag lag, kan worden
afgeleid uit de brief van de psychiater R.J. ten Kate van 20 september 1988
(productie bij akte van de vrouw van 21 september 1988)
Niet relevant is of de vrouw die ziekte aan zichzelf te wijten heeft,
zoals de man suggereert in zijn verweerschrift waar hij stelt dat de vrouw in
de jaren 1985 tot en met 1987 een aantal (verbroken) intieme relaties met
andere mannen heeft gehad. Vastgesteld moet worden dat de vrouw met enige
regelmaat en soms (zeer) langdurig ziek is geweest, ten gevolge waarvan zij
thans, op de leeftijd van 36 jaren zonder werk is
Gelet op die leeftijd en haar arbeidsverleden is het onwaarschijnlijk
dat zij op korte termijn een reguliere, full-time baan waarmee zij volledig
in haar eigen levensonderhoud kan voorzien, weet te vinden, zeker ook gezien
de werkgelegenheidssituatie in Twente
De hiervoor geformuleerde vraag moet dus eveneens ontkennend worden
beantwoord;
2.8. Gelet op het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat in de
gegeven situatie een volkomen wanverhouding is ontstaan tussen wat partijen
bij het sluiten van het convenant voor ogen stond en wat zich in
werkelijkheid heeft voorgedaan, en wel zo, dat het naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onjuist is de vrouw aan het beding van
niet-wijziging te houden;
2.9. Daargelaten of de man in staat is alimentatie te betalen, waarover
hieronder nog nader, met hoeveel jaar dient de- aanvankelijk overeengekomen
termijn te worden verlengd?
Partijen zijn ruim vijf jaar gehuwd geweest, waarbij moet worden
opgemerkt dat de vrouw gedurende de eerste jaren van het huwelijk van
partijen, toen de man nog in opleiding was en dus weinig verdiende, het
gezinsinkomen heeft aangevuld met haar inkomsten uit arbeid
Op die wijze heeft zij bijgedragen aan de – gerealiseerde – carriere van
de man
Daarin vindt de rechtbank aanleiding om voormelde termijn met vier jaar
te verlengen tot in totaal zeven jaar;
2.10. Of een en ander gerealiseerd kan worden hangt af van de vraag of
(en in hoeverre) de man in staat is tot betaling van alimentatie
De man stelt dat hij niet in staat is tot betaling van enige alimentatie.
Ter staving van die stelling heeft hij overgelegd: a) jaarstukken 1986,
b) aangifte I.B. 1986,
c) voorlopige cijfers 1987,
d) begroting over het kalenderjaar 1988
Die stukken rechtvaardigen vooralsnog niet de conclusie van de man, dat
hij niet tot betaling van alimentatie in staat is
Voor een volledig beeld wenst de rechtbank nog overgelegd te zien:
e) jaarstukken 1987,
f) aangifte I.B. 1987 betreffende de man en diens vriendin (echtgenote),
g) jaarstukken 1988,
h) aangifte I.B. 1988 betreffende de man en diens vriendin (echtgenote),
i) voorlopige cijfers 1989,
j) bescheiden betreffende schulden (w.o. – eventueel –
hypotheekbescheiden), verzekeringspolissen met bewijzen van betaling,
bewijsstukken betreffende de studie van ’s mans vriendin alsmede bewijzen van
betaling, en – in het algemeen – alle bescheiden betreffende ’s mans
financiele omstandigheden waarop een beroep is gedaan of nog zal worden
gedaan
De man heeft zich nog het recht voorbehouden een draagkrachtberekening
te doen opmaken en over te leggen, waartoe hij thans in de gelegenheid zal
worden gesteld;
3. SLOTSOM
Hierna zal andermaal een tussenbeschikking worden gegeven, ter fine als
hiervoor in rechtsoverweging 2.10. vermeld;
4. BESLISSING
De rechtbank, beschikkende, bepaalt dat de man bij akte aan de rechtbank
zal overleggen de bescheiden, zoals hiervoor in rechtsoverweging 2.10
vermeld, en wel uiterlijk op woensdag 2 augustus 1989, met afschrift daarvan
aan de wederpartij;
bepaalt voorts dat de vrouw tot en met 16 augustus 1989 de tijd heeft om
te reageren op akte en bescheiden;
bepaalt tenslotte dat op woensdag 30 augustus 1989 een beschikking zal
worden gegeven;
houdt thans elke verdere beslissing aan
Rechters
Mr. van Valderen. plaatsvervangend lid van de enkelvoudige kamer en deheer Valk als griffier