Instantie
President Rechtbank Haarlem
Samenvatting
Eiseres is de pleegdochter van gedaagde. Gedaagde heeft ontucht met
eiseres gepleegd en hij is daarvoor veroordeeld. Eiseres vordert een
straatverbod en een voorschot op de schadevergoeding. Beiden worden
afgewezen.
Volledige tekst
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1. Ter terechtzitting van 28 augustus 1989 heeft eiseres
overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding gevorderd dat de
Fungerend-President bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
1.1.1. gedaagde zal verbieden te komen binnen of zich te bevinden binnen
dat gedeelte van Zaandam, gemeente Zaanstad, dat begrensd wordt door de
Coentunnelweg, Oostzijde en de Prins Bernhardwet;
1.1.2. gedaagde zal verbieden op welke wijze dan ook in contact te
treden met eiseres;
1.1.3. gedaagde zal veroordelen tot betaling van een dwangsom van ƒ
1000,– voor elke keer dat gedaagde het onder 1.1.1. en/of 1.1.2. gevorderde
verbod overtreedt;
1.1.4. eiseres zal machtigen het onder 1.1.1. en/of 1.1.2. gevorderde
verbod zonodig met behulp van de sterke arm ten uitvoer te doen brengen;
1.1.5. eiseres zal machtigen het onder 1.1.1. en/of 1.1.2. gevorderde
verbod bij lijfsdwang ten uitvoer te doen leggen door gijzeling voor de duur
van vijf maal vierentwintig uur voor elke keer dat gedaagde het onder 1.1.1.
en/of 1.1.2. gevorderde verbod overtreedt;
1.1.6. gedaagde zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding
van ƒ 10.000,– te voldoen op de dag waarop dit vonnis betekend zal worden;
1.1.7. gedaagde zal veroordelen in de kosten van deze procedure,
waaronder het niet in debet gestelde deel van het griffierecht en de voor
rechtsbijstand verschuldigde eigen bijdrage;
1.2. De vordering is toegelicht door de procureur van eiseres die zich
daarbij heeft bediend van pleitnotities en produkties in het geding heeft
gebracht.
1.3. Gedaagde heeft tegen de vordering verweer gevoerd bij monde van
zijn advocaat die daarbij eveneens gebruik heeft gemaakt van pleitnotities.
1.4. Vervolgens hebben partijen in tweede termijn het woord gevoerd en
naar aanleiding van vragen van de Fungerend-President nadere inlichtingen
verstrekt.
1.5. Daarna hebben partijen de gedingstukken overgelegd en vonnis
gevraagd. De Fungerend-President heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op
heden.
2. HET GESCHIL VAN PARTIJEN
2.1. De vaststaande feiten
Als gesteld en erkend, althans niet of onvoldoende betwist, staan in dit
geding de volgende feiten vast.
2.1.1. Eiseres heeft van 1982 tot 1986 als pleegdochter in het gezin van
gedaagde verbleven.
2.1.2. Bij vonnis van deze rechtbank van 22 mei 1987 is gedaagde
veroordeeld wegens het plegen van ontucht met eiseres. Het Gerechtshof te
Amsterdam heeft bij arrest van 12 oktober 1988 de ontucht eveneens bewezen
verklaard. Gedaagde heeft van voornoemd arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft nog geen arrest gewezen.
2.1.3. Sedert de uitspraak van het Hof zijn partijen enkele malen met
elkaar geconfronteerd, welke ontmoetingen eiseres als zeer emotioneel en
pijnlijk heeft ervaren.
2.2. De grondslag van de vordering
2.2.1. Eiseres stelt dat gedaagde haar op 12 oktober 1988 heeft bedreigd
en haar in april 1989 is gevolgd en haar obsceniteiten heeft toegeroepen.
Voorts zou gedaagde in november 1988 haar vriend per telefoon hebben bedreigd
en zou hij regelmatig folders van de Centrumpartij in haar brievenbus hebben
geworpen.
2.2.2. Door confrontaties met gedaagde zou het proces van verwerking van
de traumatische ervaringen van de ontucht telkens worden verstoord. Zij
vordert thans een sectorverbod om gedaagde uit haar woon- en leefmilieu te
weren.
2.2.3. Voorts is eiseres voornemens wegens het haar aangedane leed een
schadevergoeding van gedaagde te vorderen. Zij vordert thans een voorschot
daarop om de opleiding die zij in verband met emotionele problemen ten gevolge
van de ontucht heeft moeten afbreken te kunnen hervatten en om indivuduele
psychotherapeutische hulp te kunnen bekostigen.
2.3. Het verweer
2.3.1. Gedaagde heeft zich tegen de vordering verweerd door te stellen
dat hij zich niet aan ontucht met eiseres schuldig heeft gemaakt, en dat hij
eiseres nimmer heeft lastig gevallen, noch dreigementen of obsceniteiten tegen
haar heeft geuit.
2.3.2. Ten aanzien van het gevorderde voorschot op de schadevergoeding
ontkent gedaagde de verschuldigheid van een schadevergoeding nu hij, naar zijn
stelling, geen ontucht met eiseres heeft gepleegd.
3. BEOORDELING VAN HET GESCHIL
3.1. Hoewel de Fungerend-President het volstrekt aannemelijk acht dat
confrontaties met gedaagde voor eiseres emotioneel belastend zijn en zij
begrip heeft voor de wens van eiseres gedaagde uit haar woon- en leefomgeving
te weren, kunnen de door eiseres genoemde voorvallen een sectorverbod als
gevorderd niet rechtvaardigen.
De voorvallen hebben zich voor het merendeel in 1988 op de dag van of
kort na de uitspraak van het Hof voorgedaan, terwijl ook sedert het laatste
voorval inmiddels vier maanden zijn verstreken. Buiten beschouwing moet
blijven, dat eiseres folders van de Centrumpartij in haar brievenbus heeft
aangetroffen, nu gedaagde ontkent dat deze door hem daarin zijn gelegd en
eiseres niet met zekerheid kan zeggen, dat het gedaagde is geweest, die daarin
de hand heeft gehad. De vordering tot vaststelling van een sectorverbod moet
derhalve worden afgewezen.
3.2. Hoewel de Fungerend-President het voorts alleszins aanvaardbaar
acht dat eiseres met individuele psychotherapeutische behandeling en door
hervatting van haar opleiding haar verwerkingsproces wil gaan bespoedigen, is
naar haar oordeel onvoldoende duidelijk geworden, dat eiseres op dit moment
een voorschot op schadevergoeding behoeft om de kosten daarvan te voldoen. Ook
op dit punt zal de vordering derhalve moeten worden afgewezen.
3.3. De Fungerend-President zal de kosten van het geding als volgt
tussen partijen compenseren.
4. BESLISSING
De Fungerend-President, rechtdoende in kort geding:
4.1. Weigert de gevorderde voorzieningen;
4.2. Compenseert de kosten van het geding tussen partijen aldus dat
ieder de eigen kosten draagt.
Rechters
Mr. W.J. ten Brink-Van Imhoff