Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Samenvatting
Vaders verzoek om toeziende voogdij wordt afgewezen. Op verzoek van de
moeder krijgt haar zuster de toeziende voogdij.
Volledige tekst
1. Het geding in hoger beroep.
De verzoekende partij in hoger beroep, de moeder, is in hoger beroep
gekomen van een beschikking van 5 februari 1990 van de kinderrechter te
Amsterdam, voorzover daarin de vader tot toeziend voogd is benoemd over
het minderjarig kind van partijen, Ines. De moeder heeft verzocht haar
zuster, mevrouw E, als toeziend voogdes over Ines te benoemen.
De verwerende partij, de vader, heeft een verweerschrift ingediend en
heeft daarbij zelf hoger beroep ingesteld, welke hoger beroep hij ter
terechtzitting ingetrokken heeft. De zaak is behandeld ter terechtzitting
van 13 juni 1990.
2. De feiten en omstandigheden.
Bij mondelinge behandeling en uit de stukken is onder meer het volgende
gebleken.
Partijen zijn in 1985 met elkaar gehuwd. Hun huwelijk is in 1988
ontbonden. Uit het huwelijk is op 17 mei 1985 Ines geboren.
In januari 1988 zijn de ouders uit elkaar gegaan. Na een psychische
inzinking is de moeder in februari 1988 opgenomen in het Sociaal
Psychiatrisch Diensten Centrum -Oud west. Vervolgens heeft de zuster van
de moeder, mevrouw E, de feitelijke zorg over Ines op zich genomen. Een
omgangsregeling van Ines met haar vader is nogal problematisch verlopen.
Na een bezoek van de vader was Ines steeds erg druk en moeilijk te
hanteren. In overleg met de kinderrechter werd die omgangsregeling
stopgezet, naar aanleiding van de houding van de vader en conflicten
tussen de ouders.
In mei 1989 is Ines weer bij haar moeder gaan wonen. Bij beschikking van
28 juni 1989 is Ines onder toezicht gesteld en is V, werkzaam bij de
Stichting Jeugd en Gezin, tot gezinsvoogdes benoemd. De
ondertoezichtstelling is inmiddels met de periode van een jaar verlengd.
Door de Raad van de Kinderbescherming te Amsterdam is op 20 april 1989 een
rapport uitgebracht. Op 19 december 1989 heeft het MWKJ, na een
specialistisch onderzoek, geadviseerd omtrent onder meer de
gezagsvoorziening.
De moeder stelt dat het contact tussen haar en de vader zo slechts is dat
de vader zich dermate agressief en noncooperatief opstelt, dat het niet
in het belang van Ines zou zijn aan de vader de toeziende voogdij toe te
kennen.
De vader stelt dat in de rapportages een onjuist beeld van hem wordt
gegeven en dat hij zeer wel in staat is in het belang van de verzorging
en opvoeding van Ines te handelen.
De gezinsvoogd stelt dat de toeziende voogdij het beste door mevrouw E
kan worden uitgeoefend en dat een toewijzing van de toeziende voogdij aan
de vader de machtsstrijd tussen de ouders over de rug van Ines heen alleen
maar zou versterken.
3. De beoordeling van het hoger beroep.
Het hof gaat er van uit dat -anders dan ter mondelinge behandeling in
eerste aanleg lijkt te zijn gesuggereerd- de toeziende voogdij onder
omstandigheden wel degelijk inhoud kan hebben.
Op grond van de uit de stukken en tijdens de behandeling naar voren
gekomen feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat gerede twijfel
bestaat dat de vader de taak van toeziend voogd naar behoren zal kunnen
vervullen.
Het hof is met de rechtbank omtrent de houding van de vader van mening dat
uit de stukken blijkt dat de vader zich agressief en polariserend opstelt,
waardoor Ines haar vader met gevoelens van onveiligheid en agressie
associeert en dat de vader bij zijn contacten met Ines haar in emotioneel
opzicht onder sterke druk zet en tevens van haar een ander gedrag verlangt
dan dat wat van haar verlangd wordt in haar gezinssituatie bij de moeder.
Voorts blijkt dat de vader onvoldoende openstaat voor andersluidende
meningen van bijvoorbeeld hulpverleners, maar vrijwel uitsluitend naar
zijn eigen ideeen handelt. Een en ander is met name schadelijk indien het
belang van Ines daarmee in strijd komt.
De uit de stukken naar voren gekomen omstandigheden zag het hof bevestigd
in de houding van de vader ter terechtzitting, welke houding niet geacht
kan worden voort te komen uit vaders beperkte mogelijkheid zich mondeling
uit te drukken.
Het is aannemelijk geworden dat mevrouw E, gezien de aard en inhoud van
haar bemoeienissen met Ines zowel nu als in het verleden, wel het belang
van Ines centraal kan stellen en in het belang van haar verzorging en
opvoeding zal handelen.
Dit brengt mee dat het hof de beschikking waarvan beroep, voorzover hierin
de vader als toeziend voogd is benoemd, zal vernietigen en mevrouw E zal
benoemen tot toeziend voogdes over Ines.
4. Beslissing.
Het Hof: vernietigt de beschikking waarvan beroep voorzover aan het
oordeel van het hof onderworpen en in zoverre opnieuw beschikkende:
benoemt mevrouw E tot toeziend voogdes over Ines, geboren 17 mei 1985.
Rechters
Mrs. Willems-Morsink, stille en Hogeendijk-Deutsch