Instantie
Kantonrechter Utrecht
Samenvatting
Tegen X is aangifte gedaan wegens verkrachting. Tegen hem loopt een
gerechtelijk vooronderzoek. Hoewel de kantonrechter op grond van de
geloofwaardige en consistente weergave van mevrouw A van de wijze waarop zij
door X op zakenreizen in België tot seksueel contact is gedwongen,
aannemelijk acht dat sprake is van verkrachtingen, zijn deze feiten in deze
procedure, gezien de ontkenning van X, niet komen vast te staan. Wel staat
vast dat X met mevrouw A enige malen gemeenschap heeft gehad en dit onder
omstandigheden (op zakenreizen, in hotels) waarin A meer dan anders in een
afhankelijke positie verkeerde. Voorts staat vast dat X haar tijdens het werk
onzedelijk heeft betast. Het is ongeloofwaardig dat A zich daartoe
uitnodigend heeft gedragen, zoals X wil doen geloven. Vorenbedoeld gedrag van
X jegens een ondergeschikte werkneemster op de afdeling waarvan hij hoofd is,
een werkneemster die zoals hij wist in 1988 was gehuwd, wier man bovendien
bij Y BV werkzaam was, is mede gezien de positie die X innam binnen het
bedrijf van Y BV onacceptabel en levert een dringende reden voor ontslag op.
Nu de arbeidsovereenkomst anders dan wegens verandering in de omstandigheden
wordt ontbonden is geen plaats voor toekenning aan één van beide partijen van
een vergoeding.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van dringende redenen, zonder
toekenning van schadevergoeding.
Volledige tekst
(…) Motivering
1. X is sedert 5 februari 1973 voor onbepaalde tijd in dienst van Y BV thans
als hoofd verkoop machines, tegen een brutoloon van ƒ 6120 per maand. Sedert
begin 1988 was op de afdeling verkoop waaraan X leiding geeft, werkzaam
mevrouw A, als commercieel medewerker. Op 7 juni 1990 heeft mevrouw A
aangifte gedaan bij de politie van op verschillende tijdstippen gepleegde
verkrachtingen door X, alsmede van ontuchtige handelingen die X bij haar zou
hebben gepleegd. Op 18 juni 1990 is X in verband met deze aangifte
aangehouden, tot 30 juni 1990 heeft X voorlopige hechtenis ondergaan. Er is
een gerechtelijk vooronderzoek geopend. Sedert 18 juni 1990 is X
arbeidsongeschikt.
2. Y BV vordert op grond van de feiten waarvan mevrouw A aangifte bij de
politie heeft gedaan en waaromtrent het gerechtelijk vooronderzoek loopt, de
ontbinding van de arbeidsovereenkomst met X op grond van gewichtige redenen
in de zin van een dringende reden, subsidiair op grond van gewichtige redenen
in de zin van veranderingen in omstandigheden, onder toekenning aan Y BV van
een passende vergoeding, met veroordeling van X in de kosten.
3. X erkent enige malen op zakenreizen met mevrouw A seksuele gemeenschap
gehad te hebben, alsmede haar op het werk intiem te hebben betast. Hij stelt
evenwel dat dit alles met instemming van mevrouw A geschiedde, zodat geen
sprake is van verkrachtingen, respectievelijk ongewenste intimiteiten. Hij
bestrijdt dat voldoende gronden aanwezig zijn de arbeidsovereenkomst te
ontbinden. Indien het verzoek zal worden toegewezen vordert X subsidiair een
schadevergoeding wegens inkomstenderving en wegens immateriële schade.
4. Door partijen zijn overgelegd processen-verbaal van verhoren door de
politie en de rechter-commissaris van onder meer mevrouw A. Hoewel de
kantonrechter op grond van de geloofwaardige en consistente weergave door
mevrouw A van de wijze waarop zij door X op zakenreizen in België tot
seksueel contact is gedwongen, aannemelijk acht dat sprake is van
verkrachtingen, zijn deze feiten in de onderhavige procedure, gezien de
ontkenning door X, niet komen vast te staan. Wel staat vast dat X met mevrouw
A enige malen gemeenschap heeft gehad en dit onder omstandigheden (op
zakenreizen, in hotels) waarin mevrouw A nog meer dan anders in een
afhankelijke positie verkeerde. Voorts staat vast dat X tijdens het werk
mevrouw A onzedelijk heeft betast. Ongeloofwaardig is, vooral gezien de aard
van de handelingen, dat mevrouw A zich daartoe uitnodigend zou hebben
gedragen, zoals X wil doen geloven.
Vorenbedoeld gedrag van X jegens een ondergeschikte werkneemster op de
afdeling waarvan hij hoofd is, een werkneemster die, zoals hij wist, in 1988
was gehuwd, wier man eveneens bij Y BV werkzaam was, is mede gezien de
positie die X innam binnen het bedrijf van Y BV onacceptabel en levert een
dringende reden voor ontslag op.
De arbeidsovereenkomst dient per 1 februari 1991 te worden ontbonden. Nu de
arbeidsovereenkomst anders dan wegens veranderingen in de omstandigheden
wordt ontbonden, is geen plaats voor toekenning aan een van beide partijen
van een vergoeding.
(…)
NB Ontbinding per 1 februari 1991 met compensatie van kosten.
Rechters
Jhr. Mr. W.M.C. de Jonge