Instantie: Commissie gelijke behandeling, 11 april 1991

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster heeft in een sollicitatiegesprek aan de wederpartij
meegedeeld dat zij zwanger was. Zij is vervolgens afgewezen voor de
openstaande functie. De wederpartij stelt dat verzoekster is afgewezen omdat
de relatie verstoord was. Daarnaast voert zij rechtvaardigingsgronden aan voor
het gemaakte onderscheid. Onderscheid op grond van zwangerschap is direct
onderscheid. Geen ruimte voor rechtvaardigingsgronden. Verstoorde relatie
vindt haar oorzaak in de discussie over de financiele en praktische gevolgen
van verzoeksters’ zwangerschap voor de wederpartij.

Direct onderscheid in strijd met de Wet.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 24 april 1990 verzocht mevrouw te Utrecht (hierna: verzoekster)
de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid haar
oordeel uit te spreken over de vraag of te Hilversum (hierna: de wederpartij)
jegens haar onderscheid heeft gemaakt in strijd met de Wet gelijke behandeling
van mannen en vrouwen (WGB, Stb. 1989, 168).

1.2. Verzoekster is van beroep redacteur. De wederpartij heeft
verzoekster uitgenodigd voor een gesprek in het kader van de vervulling van
een tijdelijke functie als redacteur.Verzoekster heeft in dit gesprek aan de
wederpartij verteld dat zij zwanger was. Verzoekster is uiteindelijk afgewezen
voor de betreffende functie. Zij is van mening dat de reden hiervoor gelegen
is in haar zwangerschap en dat de wederpartij daarmee in strijd met de WGB
gehandeld heeft.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een
onderzoek ingesteld. Partijen hebben ieder tweemaal de gelegenheid gehad hun
standpunten weer te geven.

2.2. De Commissie heeft partijen opgeroepen hun standpunten nader toe te
lichten tijdens een zitting op 27 februari 1991.

Bij deze zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoekster

-mevrouw

-de heer mr (gemachtigde, rechtskundigedienst FNV)

van de kant van de wederpartij

-de heer (managing director)

-de heer (eindredacteur)

-de heer mr H.M. de Jong Schouwenburg (advocaat)

-de heer mr (toehoorder)

van de kant van de Commissie

-de heer prof. mr P.F. van der Heijden (Kamervoorzitter)

-mevrouw drs A.J. Huber (lid Kamer)

-mevrouw mr J.E. Goldschmidt (lid Kamer)

-mevrouw drs C.M. Sjerps (secretaris)

2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer II van de Commissie.

In deze Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder paragraaf 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

A. De feiten

3.1. De wederpartij is een bedrijf dat de productie van
films/televisieprogramma’s verzorgt.Verzoekster heeft gedurende drie jaren
(1986-1989) als free-lance redacteur aan een televisieprogramma meegewerkt.

De betreffende omroeporganisatie heeft de productie van het
televisieprogramma gestaakt in het voorjaar van 1989. De wederpartij heeft
toen het plan opgevat het programma te produceren.

De wederpartij is in contact getreden met het Ministerie van Economische
Zaken teneinde (gedeeltelijke) financiering van het project te verkrijgen. Op
18 augustus 1989 stemde het Ministerie in met de gevraagde financiering onder
de voorwaarde dat na vier uitzendingen een besluit over verdere financiering
zou worden genomen. Op 18 oktober 1989 is het betreffende contract tussen de
wederpartij en het Ministerie gesloten.

3.2. De wederpartij heeft in juni/juli 1989 met zes kandidaten,
waaronder verzoekster, gesprekken gevoerd. Een van deze kandidaten had,
evenals verzoekster, reeds eerder aan het televisieprogramma meegewerkt. Een
tweede kandidaat had incidenteel aan het programma meegewerkt. De overige drie
kandidaten zijn door de wederpartij benaderd omdat zij in een bestand van de
wederpartij waren opgenomen.

De wederpartij wilde alvast nagaan welke kandidaten mogelijk beschikbaar
waren voor de functie van redacteur in het komende seizoen. De wederpartij
heeft alle kandidaten meegedeeld dat de productie van het televisieprogramma
alleen doorgang zou vinden indien de overheid de productie mede zou
financieren.

Voorts is in de gesprekken onderhandeld over de voorwaarden (onder
andere de hoogte van het salaris en de werktijden) waaronder de wederpartij en
de kandidaten met elkaar een dienstverband wilden aangaan.

3.3. De managing director van de wederpartij en de eindredacteur van het
televisieprogramma hebben verzoekster voor een gesprek uitgenodigd op 4 juli
1989. Zij hebben verzoekster benaderd omdat zij aan de eerdere productie van
het programma had meegewerkt en een ruime ervaring als redacteur bezat. In
vervolg op het gesprek van 4 juli heeft verzoekster, op haar initiatief, op 10
juli en 14 juli telefonisch contact gehad met de wederpartij. Verzoekster
heeft daarna op 18 juli een brief geschreven aan de wederpartij, waarin zij de
inhoud van de gevoerde gesprekken weergeeft.

De verklaringen die partijen geven over het verloop van de genoemde
gesprekken verschillen op een aantal punten van elkaar (zie onder de
paragrafen 3.6 en 3.7).

In het gesprek van 4 juli hebben de managing director en de
eindredacteur met verzoekster gesproken over de voorwaarden waaronder zij
mogelijk als redacteur aangesteld kon worden.

Verzoekster heeft in dit gesprek voorts verteld dat zij zwanger was en
dat dat zou betekenen dat zij half december met zwangerschapsverlof zou gaan.
Tijdens dat gesprek waren er drie punten waarover geen overeenstemming bestond
tussen partijen, namelijk over de omvang van het dienstverband, het salaris en
de bijzondere consequenties die de zwangerschap van verzoekster met zich mee
zouden brengen. De wederpartij stelde de eis dat de functie voltijds verricht
moest worden, terwijl verzoekster liever vier dagen wilde werken. Verzoekster
was het ook niet eens met het voorgestelde salaris omdat zij het te laag vond.
Partijen hebben verder afgesproken nadere inlichtingen in te winnen over de
mogelijke gevolgen van de zwangerschap van verzoekster voor de wederpartij.

In het telefoongesprek van 10 juli heeft verzoekster aan de managing
director bericht dat het Gemeenschappelijk Administratie Kantoor (GAK) haar
gedurende haar zwangerschaps- en bevallingsverlof een uitkering op grond van
de Ziektewet zou verstrekken. Ook hebben partijen gesproken over de van
toepassing zijnde arbeidsvoorwaarden. Partijen waren het er over eens dat
daarover overeenstemming bereikt kon worden.

Op 14 juli hoorde verzoekster van de eindredacteur dat niet zeker was of
een contract met haar tot stand zou komen.

Partijen hebben onder andere over de beschikbaarheid van verzoekster
gesproken. De eindredacteur vond het bezwaarlijk dat verzoekster midden in het
seizoen zou stoppen.

Voor de wederpartij zou dat betekenen dat er dan een nieuwe redacteur
gezocht moest worden die vervolgens ook nog een maand voor het einde van het
seizoen zou moeten opstappen, omdat verzoekster dan weer terug zou komen.

Als de wederpartij de keuze op verzoekster zou laten vallen, dan zou
alleen een contract tot half december tot de mogelijkheden behoren.
Verzoekster heeft daarop gezegd dat de wederpartij haar kennelijk niet wilde
aannemen omdat zij zwanger was.

Verzoekster heeft op diezelfde dag nog contact gehad met de managing
director, die hetzelfde vertelde als de eindredacteur. Verzoekster heeft
daarop een woordenwisseling met hem gehad. De wederpartij heeft daarna geen
contract afgesloten met verzoekster.

3.4. De wederpartij noemt een aantal factoren die meegespeeld hebben bij
haar besluit om met verzoekster geen contract af te sluiten:

– het feit dat verzoekster een hoger salaris wilde dan de andere
kandidaten: twee kandidaten zijn voor een lager bedrag dan aan verzoekster
geboden aangetrokken;

– het feit dat verzoekster een deeltijdbaan ambieerde;

– het feit dat eerder kritiek op het functioneren van verzoekster is
geuit;

– het feit dat verzoekster beperkt beschikbaar zou zijn gedurende de
periode dat het programma geproduceerd moest worden.

3.5. De wederpartij is uiteindelijk in de tweede helft van augustus met
drie van de vijf overige kandidaten een overeenkomst aangegaan voor de periode
van half september 1989 tot 1 januari 1990. In de contracten staat vermeld dat
verlenging van de overeenkomst tot 21 april 1990 tot de mogelijkheden
behoort.

B. De standpunten van partijen

3.6 Verzoekster betwist dat het gesprek van 4 juli een orienterend
karakter had. Verzoekster stelt dat de wederpartij op 4 juli aan haar de
functie van redacteur heeft aangeboden voor het gehele seizoen, onder de
voorwaarde dat de overheid de productie van het programma mede zou
financieren. Verzoekster zou op 10 juli het aanbod van de wederpartij aanvaard
hebben. Nadat zij de managing director in het gesprek van 10 juli verteld had
dat het GAK haar een uitkering zou doen toekomen tijdens haar bevallings- en
zwangerschapsverlof meende laatstgenoemde dat verzoekster gewoon een contract
zou kunnen krijgen tot het einde van het seizoen. De reden waarom de
wederpartij geen uitvoering aan de overeenkomst heeft gegeven zou enkel
gelegen zijn in de beperkte beschikbaarheid van verzoekster vanwege haar
zwangerschap. Indien de conclusie mocht luiden dat er geen overeenkomst tot
stand is gekomen, dan nog zou de oorzaak daarvoor gezocht moeten worden in
haar zwangerschap en niet in de overige door de wederpartij aangedragen
argumenten. Ter onderbouwing van haar stelling heeft verzoekster naar voren
gebracht dat de wederpartij tegenover haar met geen woord gerept heeft over
kritiek op haar functioneren. Bovendien was de kritiek kennelijk niet zo
ernstig dat de wederpartij daarin aanleiding zag om haar niet voor een gesprek
uit te nodigen. Evenmin zou de wederpartij haar verteld hebben dat zij een van
de zes mogelijke kandidaten was.

Verzoekster is het verder niet eens met het standpunt van de wederpartij
dat het moeilijk is om voor een korte tijden midden in een seizoen een
redacteur aan te trekken.

Verzoekster is van mening dat de wederpartij in strijd met de WGB heeft
gehandeld door haar af te wijzen voor debetreffende functie vanwege haar
zwangerschap.

3.7. De wederpartij stelt het volgende. Zij heeft aan verzoekster noch
aan de overige kandidaten een aanbod gedaan. Dit was niet mogelijk aangezien
in de betreffende periode de onderhandelingen met de overheid over de
financiering van het voorgenomen programma nog niet rond waren. Derhalve is er
ook geen overeenkomst tot standgekomen op 10 juli. De wederpartij had zich op
dat moment ook nog niet op de hoogte gesteld van de gevolgen die de
zwangerschap van verzoekster voor haar had.

De wederpartij wilde bovendien pas na de sollicitatieronde een keuze
maken uit de kandidaten. Voordat de wederpartij echter een keus kon maken uit
ò

kandidaten, was de relatie met verzoekster al zodanig verstoord dat van een
samenwerking geen sprake meer kon zijn. Aan een afwegingvan de voordelen (de
ervaring van verzoekster) en de nadelen (genoemd in paragraaf 3.4.) van een
benoeming van verzoekster is de wederpartij daarom niet toegekomen.

De wederpartij brengt voorts naar voren dat in het telefoongesprek van
14 juli het accent op de zwangerschap van verzoekster kwam te liggen omdat
verzoekster er vanuit ging dat het contract met haar om die reden niet door
zou gaan. Daardoor zijn de overige punten niet aan de orde geweest.

Verder stelt de wederpartij dat een werkgever niet direct of indirect in
strijd met de WGB handelt indien het niet aanstellen van een zwangere vrouw
door objectieve omstandigheden gerechtvaardigd is. De wederpartij voert de
volgende objectieve rechtvaardigingsgronden aan:

a) de beperkte inzetbaarheid van verzoekster;

b) de tijdelijkheid en korte duur van het dienstverband;

c) het feit dat de werkgever in zijn algemeenheid niet afwijzend
tegenover vrouwen staat;

d) het feit dat de belangen van de werkgever zwaarwegend zijn.

Met betrekking tot deze rechtvaardigingsgronden voert de wederpartij aan
dat het een dienstbetrekking van zes maanden betrof; verzoekster zou gedurende
de helft van deze periode niet beschikbaar zijn. In redelijkheid kan van de
wederpartij niet verwacht worden dat zij midden in een seizoen een vervangster
voor verzoekster zou vinden. Indien verzoekster als redacteur aangesteld zou
zijn, zou dat de totstandkoming van een behoorlijke productie in belangrijke
mate belemmerd hebben. Het werken als team van de redactie zou immers
bemoeilijkt worden wanneer verzoekster tussentijds niet beschikbaar zou zijn.
De wederpartij is voorts van mening dat, mede gezien de oogmerken van de
wetgever ter zake, onderscheid gemaakt dient te worden tussen de situatie dat
een werkneemster een dienstbetrekking dreigt te verliezen die anders nog
tientallen jaren zou hebben voortgeduurd en een situatie als de onderhavige.

Tenslotte brengt de wederpartij naar voren dat zij ook vrouwen benoemd
heeft als redacteur.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij het aangaan van de
arbeidsovereenkomst onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt jegens
verzoekster in strijd met artikel 1637ij lid 1 van het Burgelijk Wetboek
(BW).

4.2. Artikel 1637ij lid 1 BW verbiedt de werkgever onderscheid te maken
tussen mannen en vrouwen bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst. Artikel
1 WGB en artikel 1637ij lid 5BW geven aan wat in dit verband onder onderscheid
moet worden verstaan. Onderscheid op grond van zwangerschap is blijkens deze
bepalingen een vorm van direct onderscheid.

De Wet biedt, anders dan de wederpartij denkt, geen ruimte voor het
rechtvaardigen van direct onderscheid. De enige toegelaten uitzonderingen op
het verbod om direct onderscheid te maken zijn de in de Wet genoemde:
onderscheid is alleen toegestaan indien een voorkeursbehandeling van vrouwen
van toepassing is, indien een functie geslachtsbepaald is of wanneer het
bedingen betreft die op de bescherming van de vrouw, met name in verband met
zwangerschap of moederschap, betrekking hebben (artikel 1637ij lid 2-4 BW).

4.3. De Commissie heeft reeds eerder uitgesproken dat verminderde
inzetbaarheid als gevolg van zwangerschaps- en bevallingsverlof op een lijn te
stellen is met de zwangerschap zelf. Afwezigheid in verband met zwangerschap
en bevalling is immers een onlosmakelijk en onvermijdelijk gevolg van de
zwangerschap zelf. Onderscheid op grond van beperkte inzetbaarheid om hier
genoemde reden levert dus direct onderscheid op.

4.4. De wederpartij heeft niet aangevoerd dat een van de wettelijke
uitzonderingsmogelijkheden van toepassing is en zulks is de Commissie ook niet
gebleken. De vraag die hier dan voor ligt is of het feit dat verzoekster
beperkt beschikbaar zou zijn vanwege haar zwangerschaps- en bevallingsverlof,
een rol van betekenis heeft gespeeld bij het besluit van de wederpartij om
verzoekster niet te benoemen in de betreffende functie. Is dat het geval, dan
is gehandeld in strijd met de Wet, zoals ook is uitgemaakt door het Hof van
Justitie van de Europese Gemeenschappen.

Uit de verklaringen die partijen ter zitting en gedurende het
schriftelijk onderzoek van de Commissie hebben afgelegd, concludeert de
Commissie dat het gegeven van de zwangerschap een rol van betekenis heeft
gespeeld bij het niet-aannemen van verzoekster.

Zoals uit het hiervoor onder 3.3. en 3.4. overwogene blijkt, heeft een
aantal factoren meegespeeld bij de omstreden beslissing van de wederpartij,
waaronder de beperkte beschikbaarheid van verzoekster. Over de kwestie van het
salaris en het aantal werkdagen is overeenstemming bereikt, omdat verzoekster
daaromtrent zich aanpaste aan de verlangens van de wederpartij. Het in 3.4.
genoemde punt van de eerdere kritiek op verzoeksters functioneren was
blijkbaar onvoldoende sterk om verzoekster niet voor een sollicitatiegesprek
uit te nodigen en speelde derhalve een rol van ondergeschikte betekenis. Uit
een en ander blijkt dat het gegeven van de beperkte beschikbaarheid een rol
van betekenis heeft gespeeld bij de overwegingen die ertoe leidden verzoekster
de baan niet aan te bieden. Dat uiteindelijk de verstoorde relatie tussen
partijen de reden was voor de wederpartij om verzoekster niet aan te
nemen, doet niet af aan het hierboven overwogen. De oorzaak vande verstoring
was grotendeels gelegen in de zwangerschapvan verzoekster en de daarmee
verbonden discussie over de gevolgen daarvan voor de wederpartij.

De Commissie komt aldus tot de slotsom dat de zwangerschap van
verzoekster een niet onbelangrijke rol speelde bij het niet-aannemen van
verzoekster. Daarmee staat tevens vast dat de wederpartij onderscheid naar
geslacht heeft gemaakt in strijd met de wettelijke voorschriften ter zake.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat te Hilversum direct
onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt jegens mevrouw te Utrecht bij
het aangaan van de arbeidsovereenkomst. Zulks is in strijd met artikel 1637ij
van het Burgerlijk Wetboek.

Rechters

Prof. mr. P.F. van der Heijden, kamervoorzitter en drs. C.M. Sjerps,secretaris