Instantie: Commissie gelijke behandeling, 2 mei 1991

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


In een personeelsadvertentie wordt gevraagd om een “secretaresse”. Niet
vermeld is dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking komen voor de aangeboden
functie. Strijd met de Wet.

Volledige tekst

1. Het verzoek

1.1. Op 11 maart 1991 verzocht de ondernemingsraad van te Tilburg
(hierna: verzoeker) de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij
de arbeid haar oordeel uit te spreken over de vraag of door te Tilburg
(hierna: wederpartij) onderscheid is gemaakt bij de aanbieding van een
betrekking in strijd met de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen
(WGB, Stb. 1989, 168).

1.2. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd. In deze advertentie vraagt de wederpartij om een “secretaresse”.
Verzoeker is van mening dat deze vacaturevermelding in strijd is met de WGB.

2. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK

2.1. De voorzitter van de Commissie heeft het verzoek in behandeling
genomen en op grond van artikel 36 van het Procedurereglement besloten om in
deze zaak de vereenvoudigde behandeling toe te passen. De wederpartij is in de
gelegenheid gesteld tegen deze beslissing bezwaar aan te tekenen. De
wederpartij heeft hiervan echter geen gebruik gemaakt.

De wederpartij is eenmaal in de gelegenheid gesteld om op het standpunt
van verzoeker te reageren.

2.2. Het oordeel is namens de Commissie vastgesteld door de voorzitter.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

3.1. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd in het dagblad de Stem van 2 februari 1991. In de advertentie
vraagt de wederpartij om een “secretaresse”. In de vacaturevermelding staat
niet vermeld dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking komen voor de
aangeboden functie.

3.2. Verzoeker is van mening dat de wederpartij hiermee bij het
aanbieden van de betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen
en daarmee in strijd heeft gehandeld met de WGB.

3.3. De wederpartij heeft erkend dat bij het gebruik van de
functiebenaming “secretaresse” zij er niet aan heeft gedacht de toevoeging
“m/v” te hanteren. De wederpartij stelt dat zij – voordat zij voor de
functiebenaming “secretaresse” koos – heeft overwogen de functiebenaming
“secretaris” met de aanduiding “m/v” te gebruiken.

De wederpartij heeft hier echter van afgezien, omdat zij van mening is
dat dit associaties oproept met een functie van een andere inhoud.

Voorts merkt de wederpartij op dat zij bij het aanbieden van vacatures
in het algemeen de Wet correct toepast.

Zowel interne vacatures als vacatures in dagbladen en andere externe
media worden steeds aan mannen en vrouwen aangeboden. Waar zij in haar
personeelsbeleid onderscheid maakt, betreft het een met haar ondernemingsraad
afgesproken beleid volgens welke zij streeft naar een toename van het aantal
vrouwen in leidinggevende- en staffuncties. Onlangs heeft zij daarvoor nog een
Commissie Positieve Aktie ingesteld die haar nog voor het midden van dit jaar
aanbevelingen zal doen op dit terrein.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van de
betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen en daarmee in
strijd heeft gehandeld met de WGB, door in de onderhavige advertentie om een
“secretaresse” te vragen, terwijl zij niet uitdrukkelijk vermeld heeft dat
zowel mannen als vrouwen voor de functie in aanmerking komen.

4.2. Artikel 3 lid 1 WGB verbiedt het maken van onderscheid op grond van
geslacht bij de aanbieding van een betrekking. De Wet noemt in artikel 5 twee
toegelaten uitzonderingen op dit verbod. Onderscheid is toegestaan als een
voorkeursbehandeling van vrouwen van toepassing is of als de betreffende
functie geslachtsbepaald is. De wederpartij heeft geen beroep gedaan op een
van de wettelijke uitzonderingen. De Commissie beschikt niet over aanwijzingen
dat deze zich hier voordoen.

4.3. In artikel 3 lid 3 WGB wordt het algemene verbod om onderscheid te
maken naar geslacht bij de aanbieding van een betrekking nader uitgewerkt.
Artikel 3 lid 3 schrijft voor dat uit de tekst en vormgeving van een
advertentie duidelijk moet blijken dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking
komen.

In het vierde lid van artikel 3 wordt deze eis vervolgens verder
toegespitst op het gebruik van functiebenamingen. Hierin is bepaald dat of
zowel de mannelijke als de vrouwelijke functiebenaming gebruikt moet worden,
of uitdrukkelijk vermeld moet worden dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen.

4.4. In de advertentie wordt slechts een functiebenaming vermeld,
namelijk “secretaresse”. In dat geval stelt de Wet de eis dat uitdrukkelijk
wordt aangegeven dat zowel mannen als vrouwen voor de betreffende functie in
aanmerking komen. Een dergelijke vermelding ontbreekt echter in de
advertentie. Daarmee staat vast dat de wederpartij onderscheid heeft gemaakt
op grond van geslacht in strijd met artikel 3 lid 4 en daarmee tevens in
strijd met artikel 3 lid 3 en lid 1 WGB.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat te Tilburg bij de
aanbieding van de betrekking onderscheid heeft gemaakt in strijd met artikel 3
lid 4 en daarmee tevens in strijd met artikel 3 lid 3 en lid 1 van de Wet
gelijke behandeling van mannen en vrouwen heeft gehandeld.

Rechters

mr C.H.S. Evenhuis, voorzitter; drs C.M. Sjerps, secretaris