Instantie: Commissie gelijke behandeling, 23 september 1991

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster is fysiotherapeute in een maatschap en werkt in deeltijd. Er
is een pensioenregeling voor de desbetreffende beroepsgroep waaraan zij
verplicht moet deelnemen. Een gevolg van een bepaling uit het
pensioenreglement is dat deeltijdwerkers een relatief hogere premie moeten
afdragen dan voltijdwerkers. Deeltijdwerkers zijn in casu in overwegende mate
vrouwen. De wederpartij heeft als objectieve rechtvaardiging voor het gemaakte
onderscheid aangevoerd dat de pensioenregeling beoogt een
basispensioenvoorziening als een obejctief gerechtvaardigd doel is aan te
merken, terwijl de gekozen middelen geschikt en noodzakelijk zijn om dit doel
te bereiken. Geen onderscheid naar geslacht in strijd met de wet.

Volledige tekst


Ten overvloede merkt de Commissie op het aannemelijk te achten dat
degenen die een inkomen ver boven de maximumgrens van artikel 8 hebben,
eenzelfde premiedruk ondervinden indien zij aanvullende pensioenregelingen
treffen als degenen die een inkomen gelijk aan, onder of net boven de
maximumgrens hebben. Degenen die geen aanvullende pensioenvoorzieningen
treffen hebben inderdaad momenteel een financieel gunstiger positie. Op het
moment van pensionering zullen zij echter met een grotere
inkomensachteruitgang geconfronteerd worden dan de beroepsgenoten die wel een
volledige pensioenvoorziening ontvangen.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat niet is komen vast te
staan dat het Genootschap indirect onderscheid op grond van geslacht maakt
jegens mevrouw .. door de toepassing van artikel 8 van het
pensioenreglement.

Rechters

mr. E.F.A. van Buitenen, kamervoorzitter; drs. C.M. Sjerps, secretaris,namens deze, mr. M.J.M.G. van Dorsten, plaatsvervangend secretaris