Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
In een personeelsadvertentie wordt gevraagd om een “secretaresse (v)”.
Niet vermeld is dat ook mannen voor de functie in aanmerking komen. Strijd met
de wet.
Volledige tekst
1. HET VERZOEK
1.1. Op 2 september 1991 verzocht de heer … te Tiel (hierna:
verzoeker) de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de
arbeid haar oordeel uit te spreken over de vraag of door … (hierna: de
wederpartij) bij het aanbieden van een betrekking onderscheid is gemaakt in
strijd met de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB, Stb. 1989,
168).
1.2. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd. Verzoeker is van mening dat deze advertentie in strijd is met de
WGB.
2. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK
De voorzitter van de Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen
en op grond van artikel 36 van het Procedurereglement besloten om in deze zaak
de vereenvoudigde behandeling toe te passen. De wederpartij is in de
gelegenheid gesteld tegen deze beslissing bezwaar aan te tekenen. De
wederpartij heeft hiervan echter geen gebruik gemaakt. De wederpartij is
eenmaal in de gelegenheid gesteld om op het standpunt van verzoeker te
reageren.
2.2. Het oordeel is namens de Commissie vastgesteld door de voorzitter.
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
3.1. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd in het van
3 augustus 1991. In de advertentie vraagt de wederpartij om een
“secretaresse (V)”. In de advertentie staat niet vermeld dat ook mannen in
aanmerking komen voor de geboden functie.
3.2. Verzoeker had op de geboden functie willen solliciteren en is van
mening dat de wederpartij met de onderhavige advertentie bij het aanbieden van
de betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen en daarmee in
strijd heeft gehandeld met de WGB.
3.3. De wederpartij heeft meegedeeld dat bij het aantrekken van nieuw
personeel ook collega’s worden ingeschakeld bij het opstellen van een
functieprofiel en de daarbij behorende functie-eisen. In een dergelijk overleg
is volgens de wederpartij de voorkeur uitgesproken voor een vrouw. De reden
voor deze voorkeur was de stafsamenstelling bij de wederpartij.
De wederpartij stelt dat deze voorkeur voor een vrouw door de opsteller
van de advertentie abusievelijk is uitgelegd als functie-eis. Dit berust
volgens de wederpartij op een misverstand, mede veroorzaakt door het feit dat
de wederpartij nog een kleine onderneming is die geen gespecialiseerde
personeelsfunctionaris heeft die dit had kunnen voorkomen. Voorts geeft de
wederpartij aan dat inmiddels de nodige maatregelen zijn genomen, opdat een
dergelijke vergissing niet meer zal voorkomen.
4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van de
betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen en daarmee in
strijd heeft gehandeld met de WGB, door in de onderhavige advertentie om een
“secretaresse (V)” te vragen, terwijl zij niet vermeld heeft dat ook mannen
voor de functie in aanmerking komen.
4.2. Artikel 3 lid 1 WGB verbiedt het maken van onderscheid op grond van
geslacht bij de aanbieding van een betrekking en bij de behandeling bij de
vervulling van een openstaande betrekking.
Uit tekst en vormgeving van een advertentie moet duidelijk blijken dat
zowel mannen als vrouwen in aanmerking komen.
Alleen in geval van een wettelijke uitzondering mag van dit verbod
worden afgeweken.
Ingevolge artikel 5 lid 1 WGB mag van het bepaalde in artikel 3 lid 1
WGB worden afgeweken indien het gemaakte onderscheid beoogt vrouwen in een
bevoorrechte positie te plaatsen teneinde feitelijke ongelijkheden op te
heffen.
Ook mag op grond van artikel 5 lid 2 WGB voor zover het betreft de
toegang tot beroepsactiviteiten of de hiervoor noodzakelijke opleidingen, van
artikel 3 lid 1 WGB worden afgeweken in die gevallen waarin het geslacht
bepalend is voor de functie.
De reden van afwijking van het verbod van artikel 3 lid 1 WGB moet in de
advertentie worden vermeld.
4.3. De wederpartij heeft in haar verweer aangegeven dat in onderling
overleg voorafgaand aan het plaatsen van de advertentie, de voorkeur is
uitgesproken voor een vrouw in verband met de huidige stafsamenstelling.
De wederpartij heeft daarbij geen gegevens overgelegd waaruit zou kunnen
blijken dat er sprake is van een achterstand voor vrouwen in haar bedrijf,
noch heeft zij omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan zij de
onderhavige functie geslachtsbepaald zou kunnen achten.
Overigens merkt de Commissie op dat zelfs als het verweer van de
wederpartij zou slagen, de advertentie niet voldoet aan de wettelijke eis dat
de reden voor het gevoerde beleid in de advertentie vermeld moet worden.
4.4. In artikel 3 lid 3 WGB wordt het algemene verbod om onderscheid te
maken naar geslacht bij de aanbieding van een betrekking nader uitgewerkt.
Artikel 3 lid 3
schrijft voor dat uit de tekst en vormgeving van een advertentie
duidelijk moet blijken dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking komen.
In het vierde lid van artikel 3 wordt deze eis vervolgens verder
toegespitst op het gebruik van functiebenamingen. Hierin is bepaald dat ofwel
de mannelijke en de vrouwelijke functiebenaming wordt vermeld ofwel in andere
gevallen uitdrukkelijk wordt aangegeven dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen.
4.5. In de advertentie wordt slechts een functiebenaming vermeld,
namelijk “secretaresse”. Bovendien wordt door middel van de aanduiding “(V)”
de stellige indruk gewekt dat alleen vrouwen worden uitgenodigd te
solliciteren.
Dat het hier niet om een functie-eis zou gaan, zoals de wederpartij
stelt, doet daar niets aan af.
Of de voorkeur voor een vrouw al dan niet in de vorm van een functie-eis
in de advertentie wordt vermeld, duidelijk is dat de wederpartij uiteindelijk
toch voor een vrouw zou kiezen.
4.6. Daarmee staat vast dat de wederpartij onderscheid heeft gemaakt op
grond van geslacht in strijd met artikel 3 lid 4 en daarmee in strijd met
artikel 3 lid 3 en lid 1 WGB.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat … bij de aanbieding van
de betrekking onderscheid heeft gemaakt in strijd met artikel 3 lid 4 en
daarmee tevens in strijd met artikel 3 lid 3 en lid 1 van de Wet gelijke
behandeling van mannen en vrouwen heeft gehandeld.
Rechters
mr. C.H.S. Evenhuis, voorzitter; mr. M.J.M.G. Dorsten… te Nijkerk