Instantie
Kantonrechter Terneuzen
Samenvatting
Eiseres is tijdens haar proeftijd ontslagen. De reden hiervoor is
volgens gedaagde dat de continuiteit van het bedrijf in gevaar zou komen
door de weigering van eiseres full-time te gaan werken. Eiseres stelt dat
zij is ontslagen omdat zij zwanger was. De kantonrechter meent dat voor
de stelling van eiseres een vermoeden van juistheid bestaat. Daarom moet
gedaagde bewijzen dat eiseres heeft geweigerd full-time te gaan werken.
Volledige tekst
Het verloop van de procedure
De volgende proceshandelingen zijn verricht:
-het verzoekschrift d.d. 11 juli 1991
-conclusies d.d. 9 augustus 1991, 6 september 1991, 4 oktober 1991, 1
november 1991;
-de bijzondere proces-handeling, aangetekend op het audientieblad d.d. 29
november 1991.
(Tussenbeslissing)
Beoordeling van de zaak
1. Met een beroep op het bepaalde in artikel 1637ij van het Burgerlijk
Wetboek en 1639z van het Burgerlijk Wetboek heeft eiseres schadevergoeding
gevorderd als bij inleidend rekest omschreven, stellende onrechtmatig te
zijn ontslagen.
2. Tussen partijen is allereerst in geschil, wie als werkgeefster in casu
moet worden aangemerkt, althans verschillen zij van opvatting omtrent haar
juiste benaming, waartoe de aanduiding in het arbeidscontract in
vergelijking met die welke bekend is blijkens de inschrijving(en) in het
Handelsregister wel aanleiding geven.
Gedaagde heeft echter uitdrukkelijk gesteld beide tenaamstellingen – Hans
Prijsoptiek B.V. casu quo Hans Prijsoptiek Franchise B.V. – ter
identificatie van haar partijpositie te willen accepteren, weshalve
eiseres, die er zich op beroept van Hans Prijsoptiek Franchise B.V. haar
salaris te hebben ontvangen, zal geacht worden bij de tenaamstelling
volgens haar introductief rekest te hebben gepersisteerd.
3. Tegenover eiseresses klacht, als gegrond op voormelde wetsartikelen,
heeft gedaagde zich verweerd met de stellig, welke kortweg gezegd, erop
neerkomt, dat zij eiseres tijdens proeftijd en tijdens haar zwangerschap
heeft ontslagen doch niet vanwege haar zwangerschap heeft ontslagen. De
reden tot ontslag tijdens proeftijd zou volgens gedaagde zijn geweest, dat
eiseres, die part-time werkte, er niet voor voelde om full-time te gaan
werken, terwijl er juist behoefte was aan een dergelijke werkkracht.
4. Volgens eiseres zou gedaagde haar hebben ontslagen omdat door
zwangerschap de continuiteit van het bedrijf in gevaar zou worden
gebracht. Gedaagde heeft die continuiteit als ontslagreden erkend, echter
niet op grond van eiseresses zwangerschap doch op grond van het feit, dat
eiseres zou hebben geweigerd om voortaan full-time te gaan werken, terwijl
daar juist behoefte aan bestond.
5.1. Gezien de omstandigheid, dat beide partijen de continuiteit van het
bedrijf als achterliggende oorzaak voor het ontslag veronderstellen ligt
het causaal verband hiervan met eiseresses zwangerschap voor de hand.
Gezien voorts het feit, dat die continuiteit in gedaagdes stellingname
geen gevaar zou hebben gelopen ingeval eiseres bereid zou zijn geweest
full-time te gaan werken, rust op gedaagde de bewijslast, dat eiseres dat
heeft geweigerd.
5.2. Slechts ingeval gedaagde niet in voormelde bewijsopdracht zou slagen,
aldus geheel subsidiair, zal eiseres, voor wier standpunt gelijk voormeld
wel een vermoeden van juistheid bestaat, toegelaten worden aanvullend
bewijs te leveren. De kantonrechter overweegt daartoe, dat eiseresses
bandopname van een telefoongesprek met gedaagdes zaakvoerder, – op welke
manier ook tot de inhoud van dat gesprek en de identiteit van de
betreffende zegsman als zodanig niet heeft betwist, weshalve eiseres in
dat geval in de gelegenheid zal zijn te stellen, om die zegsman als
getuige bedoelde verklaring te laten bevestigen. In dit verband zal
eiseres dan nog de van gedaagde ontvangen ontslagbrief d.d. 16 januari
1991, welke volgens haar geen ontslagreden zou bevatten, in rechte hebben
over te leggen.
5.3. Verwijzend naar het voorgaande en in het geval gedaagde in voormeld
bewijs (sub 5.1.) mocht slagen, acht de kantonrechter bewijslevering door
eiseres als vorenbedoeld niet relevant, immers is in dat geval eerder
vermeld vermoeden niet langer gegrond, terwijl het feit van eiseresses
zwangerschap in dat geval geen onderwerp meer van het in artikel 1637ij
bedoelde onderscheid voor gedaagde als werkgever heeft gevormd.
6. Alvorens in te gaan op de door eiseres gevorderde schadebedragen als
zodanig zal eerst bewijslevering worden afgewacht.
De beslissing
De kantonrechter: alvorens nader te beslissen:
laat gedaagde toe door alle middelen rechtens en desgewenst door middel
van getuigen te bewijzen, hetgeen is geformuleerd in punt 5.1. van dit
vonnis en subsidiair eiseres, hetgeen is geformuleerd in punt 5.2. van dit
vonnis;
verwijst deze zaak naar de rol van dit Kantongerecht van woensdag 4 maart
1992 te 10.30 uur, opdat gedaagde desgewenst dag en uur voor het houden
van het getuigenverhoor kan vragen, onder opgave van de getuigen, die
zullen worden voor gebracht en opdat eiseres de in punt 5.2. van dit
vonnis gevraagde bescheiden kan overleggen;
nodigt partijen uit in persoon, bij het getuigenverhoor aanwezig te zijn,
zonodig tot het verstrekken van inlichtingen;
houdt iedere verder beslissing aan.
Zaak gegarandeerd door Rechtenvrouw
Rechters
Mr. Mul