Instantie: President Rechtbank ‘s-Gravenhage, 11 maart 1992

Instantie

President Rechtbank ‘s-Gravenhage

Samenvatting


De ouders zijn gescheiden. De moeder is tot voogdes benoemd en de vader
tot toeziend voogd over de minderjarige kinderen. De moeder is overleden en
heeft bij testament een vriendin tot voogdes benoemd. De vader voert hiertegen
verweer en de voogdes eist afgifte van het kind dat de vader nog bij zich
heeft.

De President beveelt de vader de minderjarige zoon af te geven aan zijn
voogdes.

Volledige tekst

1. De feiten in conventie en reconventie

Blijkens de stukken en het verhandelde van de met gesloten deuren
gehouden zitting van 6 maart 1992, staat voorshands het navolgende tussen
partijen vast:

– Uit het huwelijk van … en gedaagde zijn twee thans nog minderjarige
kinderen geboren:

1. … geboren op 14 maart 1979 te Heerlen,

2. … geboren op 7 september 1982 eveneens te Heerlen.

– … en gedaagde (hierna verder te noemen “de moeder” respectievelijk
“de vader”) zijn van echt gescheiden. De echtscheiding is ingeschreven in de
registers van de burgerlijke stand te Rotterdam op 4 november 1988.

– Bij beschikking van deze rechtbank van 14 februari 1989 is de moeder
tot voogdes en de vader tot toeziend voogd over de minderjarige kinderen
benoemd.

– De kinderen hebben sindsdien bij de moeder verbleven.

– Bij beschikking van de kinderrechter te ‘s-Gravenhage van 4 oktober
1990 is een omgangsregeling vast gesteld die inhoudt dat de vader de kinderen
eenmaal in de veertien dagen een weekend bij zich mag hebben van
zaterdagmiddag 14.00 uur tot zondagmiddag 16.00 uur.

– De moeder is op 19 januari 1992 overleden. Bij testament heeft de
moeder een wilsbeschikking gemaakt waarin zij – kort gezegd – eiseres tot
voogdes over haar minderjarige kinderen heeft benoemd.

– Op 20 januari 1992 heeft eiseres bij de notaris schriftelijk verklaard
de voogdij over de kinderen … op zich te nemen.

– Bij het Kantongerecht te Rotterdam heeft eiseres op 11 februari 1992
een verklaring afgelegd waarin zij de voogdij aanvaardt.

– De kinderen hebben sinds het overlijden van hun moeder bij eiseres
verbleven.

– De vader heeft op 31 januari 1992 bij deze rechtbank een verzoek tot
voorziening in de voogdij ingediend.

– Op zaterdag 8 februari 1992 heeft de vader in het kader van de
bezoekregeling de kinderen opgehaald doch hij heeft hen op zondag 9 februari
1992 niet teruggebracht.

– Op 9 februari 1992 heeft ten kantore van mr Prinsen een gesprek plaats
gevonden met familie van de vader en de moeder, de vader, mr Prinsen en de
kinderen.

– De vader heeft vervolgens Sandra bij familie in Leiden ondergebracht
en Hugo bij zich in huis genomen.

– Sandra is op 13 februari 1992 uit eigen beweging terug gekeerd naar
eiseres.

– Op 6 maart 1992 heeft de vader bij deze rechtbank een verzoek tot
wijziging van de voogdij ingediend.

2. De vorderingen in conventie, de gronden daarvoor en het verweer

Eiseres vordert – zakelijk weergegeven – de vader te bevelen tot afgifte
van Hugo aan haar, zulks met machtiging van de sterke arm en op straffe van
verbeurte van een dwangsom alsmede te bepalen dat genoemde omgangsregeling
wordt opgeschort totdat de kinderen zelf aangeven weer naar de vader te willen
gaan.

Eiseres legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij – conform de
wens van de moeder en de kinderen – de plicht heeft beide kinderen op te
voeden.

Zij stelt dat het voor Hugo – gezien zijn wens in Heeze te willen wonen
– van groot belang is dat hij spoedig terug keert in het gezin van eiseres.
Voorts is het in het belang van beide kinderen dat zij samen in een huis wonen
en samen worden opgevoed.

Nu de vader Hugo niet wil afgeven heeft zij een spoedeisend belang bij
haar vordering, temeer daar -naar haar mening- is gebleken dat de vader niet
in het belang van de kinderen handelt.

Eiseres heeft tenslotte gesteld dat gevorderd is de omgangsregeling op
te schorten opdat de kinderen en de familie in Heeze tot rust kunnen komen en
de kinderen zelf weer aangeven naar hun vader te willen.

De vader heeft als verweer aangevoerd dat er – gelet op de uitstekend
verlopen kontakten tussen hem en de kinderen in het kader van de
omgangsregeling – geen “ernstige bezwaren” bij de kinderen tegen de persoon
van hun vader zijn. Evenmin kan naar zijn mening gezegd worden dat de kinderen
tegen het opgevoed worden door hun vader gemotiveerd ernstige bezwaren kunnen
uiten.

De vorderingen in reconventie, de gronden daarvoor en het verweer:

De vader vordert primair de minderjarige kinderen aan hem toe te
vertrouwen hangende de behandeling van zijn verzoek tot voogdijwijziging;

subsidiair de bestaande omgangsregeling na te komen;

meer subsidiair het treffen van een omgangsregeling tussen de vader en
de kinderen voor zover deze niet bij hem verblijven overeenkomstig de
bestaande omgangsregeling.

Zulks op straffe van dwangsommen.

Eiser heeft daartegen gemotiveerd verweer gevoerd.

3. Beoordeling van het geschil in conventie en reconventie.

3.1. Eiseres is voogdes over de minderjarige Sandra en Hugo

Als zodanig is zij in beginsel gerechtigd en verantwoordelijk die
minderjarigen te verzorgen en op te voeden en kan zij de verblijfplaats van
die minderjarigen bepalen.

3.2 Door Hugo bij zich te houden maakt de vader eigenmachtig inbreuk op
de geldende voogdijregeling. Dat daartoe enige grond c.q. aanleiding bestaat
is niet gebleken. Immers door de vader is niet betoogd dat eiseres de kinderen
niet goed verzorgt en opvoedt.

Voorts blijkt uit de stukken dat Hugo (evenals Sandra) bij eiseres in
Heeze wenst te wonen. Bovendien heeft de raadsman van de vader ter zitting
verklaard dat de kinderen hebben gezegd het prettig te vinden bij hun vader
doch niet bij hem te willen wonen.

De vader handelt dan ook onrechtmatig en niet in het belang van Hugo
door hem aan de geldende voogdijregeling te onttrekken.

3.3 Uit het voorgaande volgt dat de vordering in conventie betreffende
de afgifte van Hugo dient te worden toegewezen en de primaire vordering in
reconventie dient te worden afgewezen.

Voor de tenuitvoerlegging dient dit bevel tot afgifte gelijk te worden
gesteld aan het bevel bedoeld in artikel 925 van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering. Daarmede is de hulp van de sterke arm gegeven. Verbeurte van
een dwangsom is daarnaast voorshand overbodig te achten.

3.4 Nu er omtrent de verblijfplaats van de kinderen duidelijkheid
bestaat is er onvoldoende grond om de omgangsregeling op te schorten. Dit
temeer daar de vader ter zitting heeft toegezegd de omgangsregeling te zullen
nakomen indien de kinderen aan eiseres worden toegewezen.

De vordering in conventie betreffende de opschorting van de
omgangsregeling wordt mitsdien afgewezen.

De vader zal er echter rekening mee moeten houden dat door de recente
gebeurtenissen waarborging van de rust van de kinderen kan maken dat de omgang
korte tijd wordt onderbroken.

3.5 Het hierboven onder 3.4 overwogene impliceert dat er geen reden is
op dit moment de omgangsregeling te versterken met een dwangmiddel.

De subsidiaire vordering in reconventie wordt derhalve eveneens
afgewezen.

3.6 Gezien het (met name) onder 3.4 overwogene is de grond aan de meer
subsidiaire vordering van de vader komen te ontvallen, deze wordt dan ook
afgewezen.

3.7 De vader zal, als de voor het grootste deel in het ongelijk gestelde
partij, in de kosten worden veroordeeld.

4. Beslissingen in conventie en reconventie

De President:

In conventie:
Ã…

Beveelt de vader de minderjarige Hugo af te geven aan zijn voogdes.

Bepaalt dat dit bevel kan worden tenuitvoergelegd als een bevel als
bedoeld in artikel 925 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Verklaart dit vonnis tot hiertoe uitvoerbaar bij voorraad.

Wijst af het meer of anders gevorderde.

In reconventie:

Wijst de vorderingen af.

In conventie en reconventie

Veroordeelt de vader in de kosten van deze procedure, tot op heden aan
de zijde van eiseres begroot op ƒ 1250,–.

Rechters

Mr. F.C.H.M. Robbers