Instantie: Commissie gelijke behandeling, 10 juli 1992

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


De wederpartij heeft vlak voordat het verlof ten einde liep een
ontslagvergunning aangevraagd voor verzoekster wegens ernstige fouten die
verzoekster veroorzaakt zou hebben. Verzoekster stelt dat de ware reden
voor het voorgenomen ontslag is dat zij moeder is geworden en in verband
hiermee in deeltijd zou gaan werken. De Commissie oordeelt dat onvoldoende
is komen vast te staan dat de wederpartij verzoekster om de redenen die
verzoekster aanvoert wil ontslaan. Overigens is de Commissie van mening
dat de wederpartij uit zorgvuldigheidsoverwegingen eerst de vermeende
fouten met verzoekster had kunnen bespreken alvorens te besluiten
verzoekster te ontslaan. Geen strijd met de wet.

Volledige tekst

( …) 4. De overwegingen van de commissie ( …) 4.2. In de onderhavige
zaak stelt de wederpartij dat zij verzoekster wil ontslaan omdat zij niet
goed zou functioneren. Onbetwist is dat verzoekster tot oktober 1991 goed
functioneerde. Gebleken is dat, ondanks een poging daartoe van de
wederpartij, het werk van verzoekster niet onmiddellijk aan een ander is
overgedragen op het moment dat zij met verlof ging. Het is naar de mening
van de Commissie niet onaannemelijk dat de ontstane achterstand deels is
veroorzaakt door deze omstandigheid en niet direct aan verzoekster te
wijten is. Verzoekster is van mening dat, aangezien het ontslag niet
gelegen kan zijn in het feit dat zij slecht functioneerde, geconcludeerd
moet worden dat de reden voor het ontslag is ingegeven door het feit dat
verzoekster een kind heeft gekregen en in deeltijd zou gaan werken. De
Commissie is van oordeel dat, hoewel het mogelijk is dat de geconstateerde
fouten niet uitsluitend aan verzoekster te wijten zijn, onvoldoende is
komen vast te staan dat het jonge moederschap van verzoekster en/of de
wens van verzoekster om in deeltijd te gaan werken (een van) de reden(en)
is voor het voorgenomen ontslag van verzoekster. Dit neemt niet weg dat
de Commissie van mening is dat de wederpartij uit
zorgvuldigheidsoverwegingen de periode na het bevallingsverlof had kunnen
aangrijpen om met verzoekster de geconstateerde fouten te bespreken,
alvorens tot het besluit te komen voor verzoekster een ontslagvergunning
aan te vragen.

5. Het oordeel van de commissie De Commissie spreekt als haar oordeel uit
dat niet is komen vast te staan dat Y bij de procedure rondom het ontslag
van mw X jegens haar onderscheid naar geslacht heeft gemaakt in strijd met
de wetgeving gelijke behandeling.

Rechters

Mrs Van der Heijden, Goldschmidt, drs Huber, Sjerps