Instantie: Commissie gelijke behandeling, 20 september 1992

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Personeelsadvertentie waarin om een ‘vertegenwoordiger grafische
branche’ gevraagd wordt levert strijd op met de Wet. In de advertentie is
niet zowel de mannelijke als vrouwelijke functiebenaming gebruikt. De
toevoeging ‘m/v’ is wel in de advertentie vermeld, maar niet direct achter
de functienaam en in kleine opvallende letters. Daardoor is het bij
kennisneming van de vacature niet aanstonds duidelijk dat dat de functie
uitdrukkelijk zowel aan mannen als vrouwen wordt aangeboden.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 21 januari 1991 verzocht Druk en Papier FNV (hierna: ver zoeker) de
Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid haar
oordeel uit te spreken over de vraag of door te
Roermond (hierna: wederpartij) bij het aanbieden van een betrekking
onderscheid is gemaakt in strijd met de Wet gelijke behandeling van mannen
en vrouwen (WGB; Stb. 1989, 168).

1.2. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd. In deze advertentie vraagt de wederpartij om een
‘vertegenwoordiger grafische branche’. Verzoeker is van mening dat deze
advertentie in strijd is met de WGB.

2. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK

2.1. Verzoeker is een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, met een
doelstelling zoals bedoeld in artikel 14 lid 2e WGB. Hiermee voldoet
verzoeker aan de eisen die de Wet aan een groepsactie stelt.

3. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK

3.1. De voorzitter van de Commissie (hierna: de voorzitter) heeft het
verzoek in behandeling genomen en op grond van artikel 36 van het
Procedureglement besloten om in deze zaak de vereenvoudigde behandeling toe
te passen. De wederpartij is in de gelegenheid gesteld tegen die beslissing
bezwaar aan te tekenen. De wederpartij heeft hiervan echter geen gebruik
gemaakt.

De wederpartij is eenmaal in de gelegenheid gesteld om op het standpunt van
verzoeker te reageren.

3.2. Het oordeel is namens de Commissie vastgesteld door de voorzitter.

4. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

4.1. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd in de ‘Limburger’ van 28 september 1991.

In de advertentie vraagt de wederpartij om een ‘vertegenwoordiger grafische
branche’.

In de advertentie is de toevoeging m/v wel vermeld, in kleine onopvallende
letters onderaan in de tekst.

4.2. Verzoeker is van mening dat de wederpartij hiermee bij het aanbieden van
de betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen en daarmee
in strijd heeft gehandeld met de WGB.

4.3. De wederpartij stelt dat het geenszins de bedoeling was onderscheid te
maken tussen vrouwen en mannen vooral omdat zij reeds een vrouwelijk kracht
op de afdeling verkoop heeft. Tevens zegt zij toe in de toekomst eventuele
advertenties op het punt van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen
bij de arbeid scherper te controleren.

5. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

5.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van de
betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen en daarmee in
strijd heeft gehandeld met de WGB, door in onderhavige advertentie om een
‘vertegenwoordiger grafische branche’ te vragen, terwijl zij niet
uitdrukkelijk vermeld heeft dat zowel mannen als vrouwen konden
solliciteren.

5.2. Artikel 3 lid 1 van de WGB verbiedt het maken van onderscheid naar
geslacht bij de aanbieding van een betrekking. Uit tekst en vormgeving van
een advertentie moet duidelijk blijken dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen.

Alleen in geval van een wettelijke uitzondering mag van dit verbod worden
afgeweken.

Ingevolge artikel 5 lid 1 WGB mag van het bepaalde in artikel 3 lid 1 worden
afgeweken indien het gemaakte onderscheid beoogt vrouwen in een bevoorrechte
positie te plaatsen teneinde feitelijke ongelijkheden op te heffen.

Ook mag op grond van artikel 5 lid 2 WGB voor zover het betreft de toegang
tot de beroepsactiviteiten of de hiervoor noodzakelijke opleidingen van
artikel 3 lid 1 WGB worden afgeweken in die gevallen, waarin het geslacht
bepalend is voor de functie.

De reden van de afwijking van het verbod van artikel 3 lid 1 WGB moet in de
advertentie worden vermeld.

De wederpartij heeft geen beroep gedaan op een van de wette lijke
uitzonderingen. De Commissie beschikt niet over aanwij zingen dat deze zich
hier voordoen.

5.3. In artikel 3 lid 3 WGB wordt het algemene verbod om onder scheid te
maken naar geslacht bij de aanbieding van een betrekking nader uitgewerkt.
Artikel 3 lid 3 schrijft voor dat uit de tekst en vormgeving van een
advertentie duidelijk moet blijken dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen.

In het vierde lid van artikel 3 wordt deze eis vervolgens verder toegespitst
op het gebruik van functiebenamingen. Hierin is bepaald dat ofwel de
mannelijke en vrouwelijke functiebenaming wordt vermeld ofwel in andere
gevallen uitdrukkelijk wordt aangegeven dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen.

5.4. In de onderhavige advertentie wordt de functiebenaming
‘vertegenwoordiger grafische branche’ vermeld. De toevoeging m/v is wel in
de advertentie opgenomen, echter in kleine en onopvallende letters in de
tekst en niet bijvoorbeeld direct achter de functienaam of op andere in het
oog springende wijze.

De Commissie stelt vast dat daarmee niet aanstonds duidelijk is dat de
functie uitdrukkelijk zowel aan mannen als aan vrouwen wordt aangeboden.

Daarmee staat vast dat de wederpartij in strijd heeft gehandeld met artikel
3 lid 3 en daarmee tevens in strijd met artikel 3 lid 1.

De Commissie heeft overigens met waardering kennisgenomen van de toezegging
van de wederpartij om in de toekomst eventuele advertenties op het punt van
de gelijke behandeling van mannen en vrouwen scherper te controleren.

6. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat te Roermond bij
de aanbieding van de betrekking onderscheid naar geslacht heeft gemaakt in
strijd met artikel 3 lid 1 en lid 3 van de Wet gelijke behandeling van
mannen en vrouwen.

Aldus vastgesteld op 20 september 1992 door de Commissie.

Rechters

Mr. C.H.S. Evenhuis, voorzitter; mr. M.J.M.G. van Dorsten,plaatsvervangend secretaris