Instantie: Commissie gelijke behandeling, 25 september 1992

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Personeelsadvertentie waarin om een ‘zelfstandige orderbegeleider’
gevraagd wordt levert strijd op met de Wet. In de advertentie is niet zowel
mannelijk als vrouwelijke functiebenaming gebruikt. De toevoeging ‘m/v’ is
wel in de advertentie vermeld, maar niet direct achter de functienaam en in
kleine onopvallende letters. Daardoor is het bij kennisneming van de vacature
niet aanstonds duidelijk dat de functie uitdrukkelijk zowel aan mannen als
vrouwen wordt aangeboden.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 21 januari 1991 verzocht Druk en Papier FNV (hierna: verzoeker) de
Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid haar
oordeel uit te spreken over de vraag of door te
Amsterdam (hierna: de wederpartij) bij het aanbieden van een betrekking
onderscheid is gemaakt in strijd met de Wet gelijke behandeling van mannen
en vrouwen (WGB; Stb. 1989, 168).

1.2. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd. In deze advertentie vraagt de wederpartij om een ‘zelfstandige
orderbegeleider’. Verzoeker is van mening dat deze advertentie in strijd is
met de WGB.

2. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK

2.1. Verzoeker is een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, met een
doelstelling zoals bedoeld in artikel 14 lid 2e WGB. Hiermee voldoet
verzoeker aan de eisen die de Wet aan een groepsactie stelt.

3. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK

3.1. De voorzitter van de Commissie (hierna: de voorzitter) heeft het verzoek
in behandeling genomen en op grond van artikel 36 van het Procedurereglement
besloten om in deze zaak de vereenvoudigde behandeling toe te passen. De
wederpartij is in de gelegenheid gesteld tegen die beslissing bezwaar aan te
tekenen. De wederpartij heeft hiervan echter geen gebruik gemaakt. De
wederpartij is eenmaal in de gelegenheid gesteld om op het standpunt van
verzoeker te reageren.

3.2. Het oordeel is namens de Commissie vastgesteld door de voorzitter.

4. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

4.1. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd in het tijdschrift ‘Pers’ van 24 oktober 1991.

In deze advertentie vraagt de wederpartij om een ‘zelfstandige
orderbegeleider’.

In de advertentie is de toevoeging m/v wel vermeld, echter in kleine
onopvallende letters en niet direct achter de functienaam.

4.2. Verzoeker is van mening dat de wederpartij hiermee bij het aanbieden van
de betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen en daarmee
in strijd heeft gehandeld met de WGB.

4.3. De wederpartij heeft ondanks herhaalde aanmaningen zelf niet op het
verzoekschrift gereageerd. Zij heeft telefonisch laten weten van mening te
zijn dat niet zij, maar het adviesbureau te Maarssen als
wederpartij moet worden beschouwd.

Dit adviesbureau heeft op verzoek van zijn opdrachtgever schriftelijk
gereageerd. Het stelt dat het op geen enkele wijze onderscheid maakt tussen
mannen en vrouwen bij het oproepen van belangstellenden voor de omschreven
functie. De aanduiding m/v geeft dit aan. Het wijst op zijn vooraanstaande
positie en ruime ervaring in de grafische sector. In meerdere gevallen heeft
het een vrouwelijke kandidaat voorgedragen.

Voorts erkent het adviesbureau dat in de tekst van de advertentie taalkundig
niet consequent hij/zij en hem/haar wordt gebruikt. Dit komt voort uit
praktische overwegingen.

Het acht iedere lezer in staat om te begrijpen dat geen onderscheid gemaakt
wordt; de aanduiding m/v spreekt voor zich.

5. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

5.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van de
betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen en daarmee in
strijd heeft gehandeld met de WGB, door in onderhavige advertentie om een
‘zelfstandige orderbegeleider’ te vragen, terwijl zij niet uitdrukkelijk
vermeld heeft dat zowel mannen als vrouwen konden solliciteren.

5.2. Artikel 3 lid 1 van de WGB verbiedt het maken van onderscheid naar
geslacht bij de aanbieding van een betrekking. Uit tekst en vormgeving van
een advertentie moet duidelijk blijken dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen.

Alleen in geval van een wettelijke uitzondering mag van dit verbod worden
afgeweken.

Ingevolge artikel 5 lid 1 WGB mag van het bepaalde in artikel 3 lid 1 worden
afgeweken indien het gemaakte onderscheid beoogt vrouwen in een bevoorrechte
positie te plaatsen teneinde feitelijke ongelijkheden op te heffen.

Ook mag op grond van artikel 5 lid 2 WGB voor zover het betreft de toegang
tot de beroepsactiviteiten of de hiervoor noodzakelijke opleidingen van
artikel 3 lid 1 WGB worden afgeweken in die gevallen, waarin het geslacht
bepalend is voor de functie.

De reden van de afwijking van het verbod van artikel 3 lid 1 WGB moet in de
advertentie worden vermeld.

De wederpartij heeft geen beroep gedaan op een van de wettelijke
uitzonderingen. De Commissie beschikt niet over aanwijzingen dat deze zich
hier voordoen.

5.3. In artikel 3 lid 3 WGB wordt het algemene verbod om onderscheid te maken
naar geslacht bij de aanbieding van een betrekking nader uitgewerkt. Artikel
3 lid 3 schrijft voor dat uit de tekst en vormgeving van een advertentie
duidelijk moet blijken dat zowel mannen als vrouwen in aanmerking komen.

In het vierde lid van artikel 3 wordt deze eis vervolgens verder toegespitst
op het gebruik van functiebenamingen. Hierin is bepaald dat ofwel de
mannelijke en vrouwelijke functiebenaming wordt vermeld ofwel in andere
gevallen uitdrukkelijk wordt aangegeven dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen.

5.4. Ten aanzien van het verweer van de drukkerij dat niet zij zelf maar het
adviesbureau als wederpartij moet worden beschouwd, merkt de
Commissie het volgende op.

Blijkens de tekst van artikel 3 WGB en de Memorie van Toelichting op dit
artikel, richt artikel 3 zich zowel tot de werkgever als tot een derde die
door deze werkgever wordt betrokken bij de wervings- en selectieprocedure
(Tweede kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19.908, nr. 3, blz. 18. Zie Commissie
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid, 17 juni 1991,
oordeelnummers 336A-91-35 en 336B-91-36).

In beginsel is de werkgever verantwoordelijk voor de naleving van het geheel
van de wervings-, selectie- en aanstellingsfase. Daarnaast is een door de
werkgever ingeschakelde derde verantwoordelijk voor dat deel van de wervings-
en selectieprocedure waar deze bij betrokken is.

De verantwoordelijkheid van de derde heft de eigen verantwoordelijkheid van
de werkgever echter niet op. Dit geldt voor de werving via alle
intermediaires, dus ook voor de werving door een personeelsadviesbureau.

Verzoeker had derhalve naast een verzoek om een oordeel over de handelwijze
van , eveneens een verzoek aan de Commissie kunnen
richten over de handelwijze van het adviesbureau. Verzoeker heeft de
Commissie echter alleen om een oordeel gevraagd over de handelwijze van
5.5. In de onderhavige advertentie wordt de functiebenaming
‘zelfstandige orderbegeleider’ vermeld. De toevoeging m/v is wel in de
advertentie opgenomen, echter in kleine, onopvallende letters in de tekst en
niet bijvoorbeeld direct achter de functienaam of op andere in het oog
springende wijze. De Commissie stelt vast dat daardoor bij de kennisneming
van de vacature niet aanstonds duidelijk is dat de functie uitdrukkelijk
zowel aan mannen als vrouwen wordt aangeboden.

Daarmee staat vast dat de wederpartij in strijd heeft gehandeld met artikel
3 lid 3 en daarmee tevens in strijd met artikel 3 lid 1.

5.6. Wat betreft de opmerkingen van het personeelsadviesbureau voegt de
Commissie het volgende toe.

De Commissie spreekt haar waardering uit voor de kennelijke bedoeling van het
adviesbureau om geen onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen in werving
en selectie.

De wettelijke eisen richten zich echter niet tot de lezers of lezeressen,
maar tot degenen die verantwoordelijk zijn voor tekst en vormgeving van de
advertentie. Zij moeten uitdrukkelijk aangeven dat zij zowel mannelijke als
vrouwelijke kandidaten uitnodigen om te solliciteren. Deze strikte eisen zijn
mede ingegeven door het feit dat in de dagelijkse praktijk vrouwen, zeker tot
traditionele mannenberoepen en mannenfuncties minder toegang blijken te
hebben dan mannen en, zij het in mindere mate, ook andersom.

6. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat Drukkerij

te Amsterdam bij de aanbieding van de betrekking onderscheid
naar geslacht heeft gemaakt in strijd met artikel 3 lid 1 en lid 3 van de Wet
gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

Aldus vastgesteld op 25 september 1992 door de Commissie.

Rechters

Mr. C.H.S. Evenhuis, voorzitter, mr. J.M.G. van Dorsten,plaatsvervangend secretaris