Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
Personeelsadvertentie waarin om een ‘Hoofd Juridische Zaken’
gevraagd wordt. In de toelichtende tekst van de advertentie wordt expliciet
aangegeven dat men een man voor de functie zoekt. Dit levert strijd op met
de Wet.
Volledige tekst
1. HET VERZOEK
1.1. Op 26 oktober 1992 verzocht de Stichting Haags Meld- en
Registratiepunt Discriminatiezaken te Den Haag (hierna: verzoekster) de
Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid haar
oordeel uit te spreken over de vraag of door de
te Haren (hierna: wederpartij) onderscheid is gemaakt bij de
aanbieding van een betrekking in strijd met de Wet gelijke behandeling van
mannen en vrouwen (WGB; Stb. 1989, 168).
1.2. Verzoekster heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd.
Verzoekster is van mening dat deze vacaturemelding in strijd is met de
WGB.
2. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK
2.1. Wat betreft de ontvankelijkheid van het verzoek wordt verwezen naar
5.2.
3. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK
3.1. De voorzitter van de Commissie heeft het verzoek in behandeling
genomen en op grond van artikel 36 van het Procedurereglement besloten om
in deze zaak de vereenvoudigde behandeling toe te passen. De wederpartij is
in de gelegenheid gesteld tegen deze beslissing bezwaar aan te tekenen. De
wederpartij heeft hiervan echter geen gebruik gemaakt.
De wederpartij is eenmaal in de gelegenheid gesteld om op het standpunt van
verzoekster te reageren.
3.2. Het oordeel is namens de Commissie vastgesteld door de voorzitter.
4. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
4.1. Verzoekster heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd in het tijdschrift ‘ ‘ van 11 september
1992. In deze advertentie vraagt de wederpartij om een ‘Hoofd Juridische
Zaken’. In de toelichtende tekst bij de advertentie wordt de volgende
passage gebruikt: “De man die wij zoeken voor de functie van”, daarna volgt
bovenstaande functiebenaming. De zin wordt dan vervolgd met “bezit voor dit
werk de juiste mentaliteit”. Verder wordt in de advertentie uitsluitend het
persoonlijk voornaamwoord ‘hij’ gebruikt.
4.2. Verzoekster is van mening dat de wederpartij hiermee bij het aanbieden
van de betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen en
daarmee in strijd heeft gehandeld met de WGB.
4.3. De wederpartij stelt in haar verweer dat zij gezien de samenstelling
van haar organisatie -vier vrouwelijke medewerkers en een mannelijke
medewerker- het nuttig achtte, zowel voor haar bedrijf als ook voor haar
interne situatie, een man voor de onderhavige functie te werven. Voorts
deelt zij mee dat haar bedrijf reeds sinds vele jaren, ver voor het
ontstaan van de WGB en de Commissie, gestreefd heeft naar het aantrekken
van gekwalificeerde vrouwen in alle functies. Vervolgens merkt de
wederpartij op dat haars inziens verzoekster niet op grond van artikel 14,
lid 2 een verzoekschrift had mogen indienen, aangezien
– het bestuur van verzoekster volledig uit mannen bestaat;
– artikel 2 van de statuten niets over discriminatie door bedrijven
vermeldt;
– artikel 5 van de statuten, handelend over het bestuur, geen eigen plaats
inruimt voor vrouwen.
De wederpartij geeft verder aan een diepe afkeer van anonieme klagers te
hebben, temeer indien een klager geen direct belanghebbende is.
Tenslotte deelt de wederpartij mee ervan overtuigd te blijven naar de geest
van de WGB te hebben gehandeld.
5. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
5.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van de
betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen en daarmee in
strijd heeft gehandeld met de WGB, door in de onderhavige advertentie om
een ‘Hoofd Juridische Zaken’ te vragen en erin op te nemen dat zij een man
voor deze functie zoekt.
5.2. De wederpartij is van mening dat verzoekster, gelet op artikel 2 van
haar statuten, niet bevoegd is een verzoek bij de Commissie in te dienen.
De Commissie overweegt hieromtrent als volgt.
In artikel 2 van de Statuten van verzoekster staat dat de stichting zich
onder meer ten doel stelt een gericht en adequaat optreden te bevorderen
van overheids- en particuliere instellingen tegen discriminerende
handelingen en tegen instellingen, organisaties en personen die zich aan
zodanige handelingen schuldig maken.
In artikel 3 van de Statuten noemt verzoekster als een van de middelen om
haar doelstellingen te bereiken:
“het zelf of in samenwerking met deskundigen onderzoeken van meldingen en
klachten op mogelijkheden voor juridische aktie, waaronder begrepen het
voeren van rechtsgedingen, alsmede het op verzoek van klagers of uit eigen
beweging aanspannen van juridische akties;”.
Gelet op bovenstaande concludeert de Commissie dat verzoekster een
rechtspersoon is met volledige rechtsbevoegdheid, met een doelstelling
zoals bedoeld in artikel 14 lid 2 onder e WGB. Hiermee voldoet verzoekster
aan de eisen die de Wet aan een groepsactie stelt.
5.3. Vervolgens gaat de Commissie over tot beantwoording van de in geding
zijnde vraag.
Artikel 3 lid 1 WGB verbiedt het maken van onderscheid op grond van
geslacht bij de aanbieding van een betrekking.
Artikel 3 lid 2 WGB bepaalt dat alleen in geval van een wettelijke
uitzondering, bijvoorbeeld als de werkgever een voorkeursbeleid voor
vrouwen wil voeren of als de functie geslachtsbepaald is, van dit verbod
mag worden afgeweken. De reden van deze afwijking moet in de advertentie
worden vermeld. Noch gesteld noch gebleken is dat de onderhavige functie
als geslachtsbepaald kan of moet worden beschouwd.
5.4. De wederpartij heeft als grond voor haar uitdrukkelijke wens om
mannelijke kandidaten voor de betreffende functie verwezen naar haar
bedrijf zelf en naar haar interne situatie. In het bedrijf zijn vijf
vrouwen werkzaam, inclusief de directeur, en een man. Voorts stelt de
wederpartij reeds vele jaren te streven naar het aantrekken van
gekwalificeerde vrouwen in alle functies.
5.5. De Commissie heeft waardering voor het expliciete streven van de
wederpartij om vrouwen in alle functies aan te trekken.
Zij stelt echter vast, dat bij de vervulling van de onderhavige functie van
hoofd juridische zaken de wederpartij alleen heeft gezocht naar mannelijke
kandidaten. Dit blijkt uit de advertentie, en wordt door de reactie van de
wederpartij bevestigd. Daarmee handelt zij in strijd met artikel 3 lid 1
WGB, dat bij werving en selectie immers gelijke behandeling voorschrijft.
5.6. Het verweer van de wederpartij dat zij gelet op haar bedrijf en de
samenstelling van haar personeelsbestand haar aandacht richtte op
mannelijke kandidaten, kan niet slagen.
De Wet staat een voorkeursbehandeling van mannen immers niet toe, noch in
de zin dat een voorkeur voor mannelijke kandidaten wordt uitgesproken, en
zeker niet in de zin dat de advertentie zich tot alleen mannelijke
kandidaten richt.
Uit de parlementaire behandeling van de herziening van de WGB blijkt dat de
in het laatstgenoemde artikel-lid vermelde beperking een bewuste keuze van
de wetgever is geweest. De visie van de betrokken ministers, welke door de
Tweede Kamer wordt ondersteund, wordt in de Memorie van Antwoord (Tweede
Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 19.908, nr. 6, blz. 2) als volgt verwoord:
“Gelet op de huidige positie van vrouwen, zowel wat betreft de deelname aan
de arbeid als wat betreft de spreiding over functies en beroepen en de
niveau’s daarbinnen, verkeren vrouwen nog steeds in een
achterstandssituatie. Dit is een belangrijke overweging geweest voor de
beperking van de voorkeursbehandeling tot vrouwen. De huidige algemene
arbeidssituatie van mannen is anderzijds zodanig dat er geen grond zal zijn
om een beroep te doen op deze uitzondering om feitelijke ongelijkheden op
te heffen. Het achterwege laten van een toepassingsmogelijkheid voor mannen
in individuele gevallen achten wij met het oog op de algemene
achterstandssituatie van vrouwen alleszins verantwoord. Hierbij zij tevens
opgemerkt dat het percentage mannen dat in “vrouwenberoepen” werkzaam is
sneller gestegen is dan dat van vrouwen in “mannenberoepen”.[…]”.
Gezien de wettekst en de achterliggende bedoeling daarvan met betrekking
tot dit aspect van voorkeursbeleid, is een voorkeursbehandeling van mannen
niet toegestaan.
5.7. Nu het verweer van de wederpartij niet slaagt, staat vast dat zij in
strijd heeft gehandeld met artikel 3 lid 1 WGB.
6. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat de te Haren door
bij de aanbieding van een betrekking aan te geven een man voor de
desbetreffende functie te wensen, onderscheid naar geslacht heeft gemaakt
in strijd met artikel 3 lid 1 van de Wet gelijke behandeling van mannen en
vrouwen.
Rechters
mr. C.H.S. Evenhuis, voorzitter