Instantie
Kantonrechter Apeldoorn
Samenvatting
Werkgeefster stelt maximumleeftijdsgrens voor garderobe-dames vast op 42
jaar. Aan eiseres werd om die reden “ontslag” aangezegd. Later verklaart
werkgeefster zich bereid het ontslag terug te draaien. Eiseres acht
arbeidsverhouding inmiddels zo verstoord dat zij geen mogelijkheid ziet
het werk te hervatten. De Kantonrechter wijst haar vordering tot
schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag en wanprestaties af.
Volledige tekst
Beoordeling Eiseres werkte als garderobiere bij gedaagde. In 1991 stelde
de directeur van gedaagde een maximum-leeftijdsgrens voor deze functie van
42 jaar. Aan eiseres werd ‘ontslag’ aangezegd. Basis van de vordering is
de stelling dat het hier om een kennelijk onredelijk ontslag gaat.
Gevorderd wordt een schadevergoeding van ƒ 100.000,= De vordering kan op
de hierna genoemde gronden niet slagen. De primair gevorderde verklaring
voor recht mist in dat kader zelfstandige betekenis en behoeft derhalve
geen aparte bespreking. In het hierna volgende zal veronderstellenderwijs
uitgegaan worden van de juistheid van het standpunt van eisers dat
gedaagde de arbeidsverhouding heeft doen eindigen als bedoeld in artikel
7A:1639s BW. Grond voor het einde van de arbeidsovereenkomst was het
bereiken van de 42-jarige leeftijd. Gedaagde is inmiddels tot het inzicht
gekomen dat leeftijdsdiscriminatie maatschappelijk discutabel is. Gedaagde
heeft de discussie verder niet afgewacht en de gestelde leeftijdsgrens
ingetrokken, zij het dat die intrekking voor zover het eiseres aanging
eerst in tweede instantie heeft plaatsgevonden. Van belang is dat de
directeur van gedaagde reeds in maart 1991 aan eiseres heeft laten weten
dat zij in verband met het bereiken van de 42-jarige leeftijd na afloop
van het seizoen ’90-91 niet meer voor gedaagde zou kunnen werken. Eiseres
heeft op de desbetreffende brief van gedaagde aanvankelijk niets
uitgedaan.
Eiseres heeft in dit geding geen herstel van de dienstbetrekking gevorderd.
Dit valt op, omdat zij na vanaf maart 1991 te hebben stil gezeten, nog in
november 1991 aan gedaagde heeft laten weten zich met plezier ter
beschikking te stellen om haar werkzaamheden te hervatten. Kort daarop
kondigde zij echter deze procedure aan. Aan gedaagde kan worden tegen
geworpen dat het haar had gesierd sneller in positieve zin te reageren op
eisereses bericht dat zij graag haar
werkzaamheden voor gedaagde wilde hervatten. Dit geschiedde eerst bij
brief van 18 februari 1992 waarbij gedaagde eiseres aanbood haar werk als
garderobiere te hervatten en om haar een volledige vergoeding voor gederfd
loon en gemaakte kosten van rechtsbijstand te geven. Naar dezerzijds
oordeel had het op de weg van eisers gelegen dit aanbod te accepteren. Een
goede reden om dit niet te doen, heeft eiseres niet gegeven. zij stelt dat
de arbeidsverhouding inmiddels zo verstoord is, dat zij noodgedwongen
niet bij gedaagde kan terugkeren.
Dit valt echter niet te rijmen met de
in november 1, 1991 nog door eisers geuite verknochtheid aan en plezier
in het werk. Gedaagdes directeur heeft duidelijk bakzeil moeten halen en
dat had voor eiseres voldoende moeten zijn. Voorts moet aan eiseres worden
tegen geworpen dat zij tegen de reeds in oktober 1990 aangekondigde
maatregel van gedaagde geen enkele actie heeft ondernomen dan nadat de
maatregel reeds was uitgevoerd. Onder deze omstandigheden is het ongeacht
het dubieuze karakter van de door gedaagde getroffen, maar weer
ingetrokken, maatregel op zich niet billijk aan eiseres een
schadevergoeding als gevorderd toe te kennen. Voor zover de vordering is
gebaseerd op wanprestatie, moet deze evenzeer worden afgewezen op grond
van de omstandigheid dat eiseres de schade tot nihil had kunnen beperken
door gebruik te maken van het aanbod van 18 februari 1992 welk aanbod naar
dezerzijds oordeel in de omstandigheden van dat moment alleszins redelijk
was te achten. Het vorenstaande leidt tot afwijzing van de vordering.
Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten
worden verwezen. Hetgeen partijen hebben aangevoerd behoeft in dit licht
geen afzonderlijke bespreking.
(salaris ƒ 1250. Een identieke zaak werd op dezelfde wijze beslist.)