Instantie
Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
Samenvatting
In afwachting van de definitieve verdeling van de
huwelijksgoederengemeenschap toekenning aan de vrouw van een uitkering op
basis van de waarde van het haar toekomende aandeel in de door de man
opgebouwde pensioenrechten. De rechter vat het verweer van de man ‘dat er nog
meer te verdelen valt’ in casu op als een niet te tolereren
vertragingstactiek.
Volledige tekst
4. De beoordeling 4.1.
Partijen zijn gescheiden op 11 juni 1991, op welke datum het tussen hen
gewezen echtscheidingsvonnis werd ingeschreven in de registers van de
Burgerlijke Stand.
4.1.1. Met ingang van 1 december 1991 geniet de man (geboren 26 december
1926) een ouderdomspensioen uit hoofde van de door hem opgebouwde
Indonesische pensioenrechten.
4.1.2. Aangezien partijen in gemeenschap van goederen gehuwd waren, dient de
waarde van de door de man opgebouwde pensioenrechten te worden verdeeld. De
helft van de waarde komt aan de vrouw toe, zijnde per 11 juni 1991 ƒ
17.684. Op basis van deze waarde kan de vrouw jegens de man aanspraak maken
op een voorwaardelijke uitkering van ƒ 178,42 per maand vanaf 1 december
1991 onder de voorwaarde dat beide partijen in leven en met de indexatie
zoals door de vrouw gevorderd.
4.2. De man heeft het vorenstaande niet betwist. (…)
4.5. Nu partijen daaromtrent geen mededeling doen, gaat het hof ervan uit dat
partijen overeenkomstig art. 677 e.v. Rv. nog niet voor een notaris zijn
verschenen teneinde tot verdeling van de huwelijksgemeenschap te geraken.
4.5.1. Gezien het verweer van de man en het algemeen bekende feit dat
gehuwden enige inboedel en eventueel ook nog spaargeld plegen te hebben, gaat
het hof er voorshands vanuit dat met de verdeling van de pensioenaanspraken
nog niet de gehele gemeenschap van goederen van partijen is verdeeld. Niet
uitgesloten is dus dat aan de man, ofschoon hij zijn stellingen dienaangaande
volstrekt niet adstrueert, nog enig bedrag toekomt ter zake van hetgeen
overigens tussen partijen nog moet worden verdeeld.
4.5.2. Het ligt dan echter wel op de weg van de man een voorstel te doen om
tot verdeling van de rest van de gemeenschap te geraken. Hij kan niet
volstaan zich te blijven beroepen op de stelling dat er nog meer te verdelen
valt dan de pensioenrechten zonder exact aan te geven wat er dan te verdelen
valt en wat hem ter zake van die verdeling toekomt.
4.6. Rekening houdend met dit een en ander, zal het hof de vordering van de
vrouw over de reeds verstreken periode van achttien maanden (1 december 1991
t/m 31 mei 1993) niet toewijzen.
4.6.1. Bij wijze van voorlopige voorziening acht het hof wel toewijsbaar de
vordering van de vrouw vanaf 1 juni 1993. Het belang van de man bij verdeling
van de boedel als geheel moet, nu hijzelf dienaangaande niet met
voortvarendheid te werk gaat, wijken voor het belang van de vrouw om zo
spoedig mogelijk te beschikken over middelen om in de noodzakelijke kosten
van haar bestaan te voorzien. (…)
4.6.3. Voor zover na algehele verdeling van de boedel zou blijken dat aan de
vrouw een lager bedrag toekomt dan ƒ 17.684.- kan de voorwaardelijke
uitkering die op basis van dat lagere bedrag wordt berekend worden verrekend
met het bedrag dat de man op basis van dit vonnis inmiddels ter zake van
voorwaardelijke uitkering heeft betaald.
4.7. Nu partijen gewezen echtelieden zijn, zal het hof de kosten compenseren
als in het dictum vermeld. 5.
De uitspraak
Het hof:
– Vernietigt het vonnis d.d. 15 oktober 1992, waarvan beroep, en opnieuw
rechtdoende,
– Veroordeelt de man in afwachting van de definitieve vaststelling van een
voorwaardelijke uitkering ter zake van verrekening van pensioenrechten aan
de vrouw voorlopig te betalen een bedrag van ƒ 178,42 per maand,
vermeerderd met het percentage waarmee het ouderdomspensioen van de man per
1 januari 1993 is geindexeerd, zulks vanaf 1 juni 1993 en voorts onder de
voorwaarde van in leven zijn van beide partijen en met indexatie telkens per
1 januari van ieder jaar overeenkomstig het percentage waarmee het
ouderdomspensioen van de man wordt geindexeerd door het bestuur van het
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds.
Rechters
Mrs. Jurgens, Bod, Elders