Instantie: Kantonrechter Hoorn, 26 juli 1993

Instantie

Kantonrechter Hoorn

Samenvatting


Verzoekster wordt door de directeur voortdurend lastig gevallen met
seksueel getinte opmerkingen. Nadat de vrouw heeft laten blijken hiervan
niet gediend te zijn, worden haar werktijden zodanig veranderd dat zij in
verband met de zorg voor haar kind hieraan niet kan voldoen. Omdat er
meerdere klachten zijn over de directeur, heeft verzoekster verweerster
verzocht (schorsings-) maatregelen te treffen tegen de directeur. Dit
weigert verweerster omdat zij tevreden is over het functioneren van haar
directeur. De vrouw meldt zich ziek en vraagt vervolgens ontbinding van
de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter oordeelt dat verweerster zich in
deze als een goed werkgever heeft gedragen, ontbindt de
arbeidsovereenkomst en wijst ƒ 5.000,- materiele en ƒ 5.000,-
immateriele schadevergoeding toe wegens ondervonden smart en gederfde
vreugde.

Volledige tekst

1. Standpunten van partijen:

1.1 Mevrouw X verzoekt de ontbinding van de tussen haar en verweerster
bestaande arbeidsovereenkomst, krachtens welke zij sedert 15 februari
1990 als secretaresse voor de direkteur tegen een salaris van thans bruto
f.1.327,24 per maand werkzaam is voor laatstelijk 17 uur per week.

1.2 Mevrouw X grondt dit verzoek op gewichtige redenen, bestaande uit
veranderingen in de omstandigheden, te weten een ernstig verstoorde
samenwerking tussen haar en de voornoemde direkteur die geleid heeft tot
een onwerkbare situatie alsmede tot een blijvend verstoorde
arbeidsverhouding met verweerster.

1.3 Mevrouw X heeft hieromtrent aangevoerd, verkort weergegeven, dat zij
vanaf omstreeks maart 1990 geconfronteerd werd met seksuele intimidaties
van de zijde van de heer Z, bestaande uit seksueel getinte opmerkingen die
steeds grover werden en alsmaar werden herhaald. Zo is haar toegevoegd:
“wat zie je er weer prachtig uit vandaag”, “alle mannen willen altijd”,
“sex is het belangrijkste in het leven, vind je niet”, “ik val op wijven
waar pit in zit, “ik mag je eigenlijk wel, ga je met me eten”, “je bent
met de verkeerde mensen intiem en daarom kom je niet in de staf”, “je
geeft je niet aan mij”, “hoe lang ben je nu bij je man, gaat hij je nog
niet inruilen voor een andere huppelkut”, “val je niet op mannen met
macht”.

Nadat de heer Z was gebleken dat zij deze intimiteiten niet accepteerde,
is hij haar op andere wijze zijn macht laten gaan voelen, onder meer door
haar te frustreren in het meedingen naar het verkrijgen van een andere
funktie binnen de instelling, voor welke functie zij op eigen kosten een
opleiding was gaan volgen. Toen de heer Z haar na ommekomst van haar
vakantie op 24 augustus 1992 plotsklaps confronteerde met een andere, voor
haar hoogst bezwarende nieuwe werktijdenregeling die met ingang van de
volgende week moest gaan gelden, is zij afgeknapt omdat het werken des
middags meebracht dat zij vanwege de zorg voor een kind haar betrekking
bij verweerster zou moeten opgeven hetgeen de heer Z bekend was. Als
gevolg van deze bejegening is zij ingaande 25 augustus 1992 ziek geworden,
welke arbeidsongeschiktheid nog steeds voortduurt.

1.4 Volgens mevrouw X is het bestuur van verweerster niet in voldoende
mate tegemoetgekomen aan haar grieven jegens de heer Z, althans heeft dat
bestuur inadequaat gehandeld door openlijk de zijde te kiezen van haar
direkteur, waardoor verweerster haar in feite in de kou heeft gezet.

1.5 Mevrouw X verzoekt ook de vaststelling van een haar door verweerster
te betalen vergoeding ter hoogte van twee jaar netto/netto aanvulling op
te ontvangen uiterkingen danwel elders te verdienen lager salaris, alsmede
een immateriele schadevergoeding ad f.8.000,-, zulks met veroordeling van
verweerster in de kosten van het geding. Mevrouw X heeft aangevoerd dat
haar kansen op de arbeidsmarkt ongunstig zijn. Voorts is door mevrouw X
gesteld: zij voelt zich ernstig in haar persoon en in haar eer en goede
naam aangetast. Haar zelfbeeld is ernstig verstoord en haar bloeddruk is
maandenlang veel te hoog geweest, waardoor zij ook in het dagelijkse leven
slecht functioneerde. Zij is door het trauma dat zij thans heeft gekregen,
bang in een volgende werksituatie opnieuw het slachtoffer van seksuele
intimidaties te zullen worden. 2.1 De Bibliotheek heeft verweer gevoerd.
De Bibliotheek kan accoord gaan met ontbinding van de tussen partijen
bestaande arbeidsovereenkomst, doch zij acht de vaststelling van enigerlei
vergoeding ten behoeve van mevrouw X niet opportuun. Volgens de
Bibliotheek kan haar geen verwijt worden gemaakt nu zij als werkgeefster
van mevrouw X datgene heeft gedaan dat in redelijkheid van haar als goed
werkgeefster kon worden verwacht. Overigens staat het volgens de
Bibliotheek niet vast dat mevrouw X van de zijde van de heer Z de
bejegening heeft ondervonden die zij zegt van hem te hebben ondergaan; de
heer Z heeft immers, naar de Bibliotheek aanvoert, de gestelde seksuele
intimidaties ontkend. Maar, ook als wordt aangenomen dat de direkteur zich
jegens mevrouw X heeft uitgelaten en gedragen op de manier zoals door
mevrouw X is aangegeven, levert dat volgens de Bibliotheek geen
grensoverschrijdende gedragingen op zodat ook in dat geval een vergoeding
niet aan de orde kan zijn. De Bibliotheek heeft de veroordeling van
mevrouw X in de kosten van het geding gevraagd.

3. Uitganspunten:

3.1 Mevrouw X is op 15 februari 1990 bij verweerster in dienst getreden
als secretaresse van de direkteur, c.q. als secretaresse mede ten behoeve
van de direkteur Z, tegen een salaris van laatstelijk f.1.327,24 per maand
bruto exclusief vakantiebijslag.

3.2 Het dienstverband gold aanvankelijk voor 13 uur per week, en geldt
sedert oktober 1990 voor 17 uur per week.

3.3 De werktijden zijn iedere ochten van 8.45 tot 11.15 uur, en op
donderdag van 8.45 tot 15.15 uur. Voorwat mevrouw X betreft, zijn deze
werktijden geheel gegroepeerd rond de opvang van een (basis-) schoolgaand
kind.

3.4 Mevrouw X heeft in juli 1992 vertrouwelijk gesproken met de echtgenote
van een lid van het bestuur van verweerster over door haar van de heer Z
ondervonden verbale seksuele intimidaties.

3.5 De heer Z heeft mevrouw X op 24 augustus 1992 in kennis gesteld dat
haar werktijden met ingang van de week daarna, naar de middaguren zouden
worden verlegd, en wel van 13.00 uur tot 17.00 uur.

3.6 Mevrouw X heeft zich vervolgens ziek gemeld.

3.7 Uit zich onder de processtukken bevindende medische verslaglegging van
de verzekeringsgeneeskundige, blijkt onder andere van spanning met het
werk, problemen met de direkteur bestaande uit intimidaties en seksuele
toenaderingspogingen, problemen over een sollicitatie elders in het
bedrijf, de huisarts heeft een werkverbod gegeven; mevrouw heeft
spanningsklachten, en leidt aan hypertensie en hoofdpijn.

3.8 De verzekeringsgeneeskundige D. Dijkman acht mevrouw X op 17 september
reeel in haar beeld van de situatie.

3.9 mevrouw heeft zich tot mr. Van Driem gewend die onder uiteenzetting
van de klachten van mevrouw X en met verwijzing naar gelijksoortige
ervaringen van al dan niet vroegere personeelsleden aan verweerster heeft
gevraagd, (schorsings-) maatregelen tegen de heer X te nemen omdat mevrouw
X haar werk niet kan hervatten zolang de heer Z zijn funktie daadwerkelijk
uitoefent.

3.10 Kort nadat de heer Z de hem door mevrouw X verweten bejegening
tegenover het bestuur van verweerster had ontkend, heeft verweerster als
externe deskundige in de arm genomen mevrouw Agsteribbe, werkzaam bij de
Arbeidsinspectie Amsterdam, ten einde een onderzoek te doen naar de
aantijgingen van zowel mevrouw X als van andere werknemers van de
Bibliotheek, betrekking hebbende op zowel ongewenste intimiteiten van de
zijde van de heer Z als op andersoortige zaken aangaande de organisatie
van de Bibliotheek.

3.11 Tezelfdertijd heeft de Abva/Kabo, regio Noord-West, zich met
verweerster in verbinding gesteld, nu deze bond uit klachten met
betrekking tot het bedrijfsklimaat bij de Bibliotheek, tot de conclusie
was gekomen dat er sprake is van groot onbehagen bij een groep
hoofdzakelijk vrouwelijke werknemers, verbandhoudende onder meer met
bejegening.

3.12 Mevrouw Agsteribbe is tot de conclusie gekomen dat de heer Z zich
tegenover mevrouw X heeft uitgelaten op een wijze die door mevrouw X als
kwetsend wordt ervaren. Mevrouw Agsteribbe heeft verweerster geadviseerd
dat de heer Z mevrouw X een excuusbrief schrijft. De heer Z heeft
vervolgens op advies van verweerster, mevrouw X een excuusbrief geschreven
via zijn advocaat, mr. R.A. van Wijk.

3.13 Mevrouw Agsteribbe heeft verweerster ook het advies gegeven, beleid
te voeren inzake seksuele intimidatie, stappen te ondernemen ter
verbetering van de interne organisatie van de Bibliotheek en het
gehanteerde personeelsbeleid, alsmede tot het voeren van een zorgvuldig
en voor mevrouw X bevredigend overleg over haar mogelijke toekomstige rol
als werknemer van de Bibliotheek. Mevrouw Agsteribbe heeft daarbij de
bereidheid uitgesproken, voorlopig als vertrouwenspersoon te willen
optreden.

3.14 Verweerster heeft dit advies in zijn geheel overgenomen. De
voorzitter van het bestuur van verweerster heeft het personeel van een en
ander op de hoogte gesteld middels een rondschrijven van 13 januari 1993.

3.15 Pogingen van mevrouw X en van verweerster om tot een oplossing van
de gerezen moeilijkheden te komen, zijn na de eerste behandeling van het
verzoek ter terechtzitting op niets uitgelopen doordat de verstandhouding
voorwat betreft mevrouw X onoplosbaar is verstoord na een
personeelsbijeenkomst op 28 april 1993, zodat zij mede daardoor niet kan
ingaan op het voorstel van verweerster dat zij haar werkzaamheden op een
bepaalde, andere werkplek gaat verrichten.

3.16 Deze personeelsbijeenkomst op 28 april 1993 was door het bestuur van
verweerster belegd daags na een verslag in de krant over de zitting op 26
april 1993 en had, blijkens het van die bijeenkomst overgelegde verslag,
ten doel in een open gesprek alle meningen te inventariseren betreffende
de inhoud van het kranteartikel en alles wat daarmee samenhangt.

3.17 Op deze bijeenkomst is, buiten aanwezigheid van mevrouw X, veel
gesproken en besproken; er is ook veel gezegd over mevrouw X, voor haar
zowel als tegen haar. Sommige collega’s stelden zich achter mevrouw X,
anderen kozen de zijde van de heer Z; weer anderen verkozen een neutrale
opstelling. Het bestuur van verweerster heeft zich toen openlijk achter
haar direkteur gesteld, en hem haar steun betuigd.

3.18 Mevrouw X is nog steeds arbeidsongeschikt; zij gebruikt medicijnen
wegens haar spanningsklachten en staat onder medische controle. Mevrouw
X heeft thans de leeftijd van 32 jaar.

3.19 De verzekeringsgeneeskundige acht de arbeidsongeschiktheid van
mevrouw X situatief van aard.

3.20 Verweerster heeft het ziekengeld van mevrouw X vanaf augustus 1992
gesuppleerd tot 100% van het haar toekomende salaris.

3.21 De heer Z heeft als direkteur van verweerster de Openbare Bibliotheek
te Hoorn tot grote bloei en hoogte gebracht. Zijn kwaliteiten voor de
bibliotheek zijn onbetwist groot.

3.22 Het ziekteverzuim onder het personeel van verweerster is
verhoudingsgewijs laag.

4. Beoordeling:

4.1. De kantonrechter acht op grond van hetgeen ten processe is gebleken,
voldoende komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen
op korte termijn behoort te worden ontbonden wegens gewichtige redenen,
bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, te weten een blijvend
verstoorde arbeidsverhouding. Immers, vast is komen te staan dat de
verhoudingen tussen mevrouw X en de heer Z, alsmede de verhoudingen tussen
mevrouw X en het bestuur van verweerders, zodanig slecht zijn (geworden),
dat mevrouw X daar spanningsklachten van is gaan ondervinden die
onverminderd voortduren zolang zij met de situatie op haar werk blijft
geconfronteerd.

4.2. De kantonrechter acht mitsdien toewijsbaar het verzoek tot ontbinding
van de arbeidsovereenkomst, zodat die ontbinding zal worden uitgesproken
en wel ingaande 1 september 1993.

4.3. Naar het oordeel van de kantonrechter is de reden op grond waarvan
de ontbinding van de arbeidsovereenkomst behoort te worden uitgesproken,
niet aan mevrouw X toe te rekenen. De kantonrechter acht evenmin komen
vast te staan dat verweerster jegens mevrouw X gehandeld heeft op een
wijze die een goed werkgever niet betaamt. Integendeel heeft het bestuur
van verweerster volgens de kantonrechter niet inadequaat gereageerd toen
het via mr. Van Driem geconfronteerd zag met de grieven van mevrouw X en
met die van anderen met haar. Met name acht de kantonrechter niet
verwijtbaar dat het bestuur van verweerster op 28 april 19893 een
personeelsbijeenkomst heeft belegd naar aanleiding van het artikel in de
pers, waarin verslag werd gedaan van de behandeling van het geding ter
zitting van 26 april 1993. Evenmin acht de kantonrechter het laakbaar dat
het bestuur van verweerster de heer Z als haar directeur niet heeft willen
schorsen, zoals mevrouw X wenste, noch dat het bestuur zich aan de zijde
van de heer Z heeft geschaard nadat de heer Z op advies van mevrouw
Agsteribbe (werkzaam bij de Arbeidsinspectie Amsterdam) en van het bestuur
van verweerster, mevrouw X een excuusbrief had geschreven. Immers, de heer
Z heeft voor verweerster bewezen, voor de bibliotheek een goed directeur
te zijn.

4.4. De kantonrechter acht evenwel rechtens voldoende aannemelijk op grond
van de inhoud van de overgelegde stukken, dat de heer Z in zijn functie
van directeur van verweerster en mitsdien als drager van gezag, mevrouw
X als een aan hem ondergeschikt zijnd personeelslid heeft bejegend op een
zodanige haar kwetsende mate, dat zij daardoor voor haar werk bij
verweerster blijvend arbeidsongeschikt is geworden en derhalve als gevolg
van die wijze van bejegening haar betrekking bij verweerster is
kwijtgeraakt, hetgeen door mevrouw X tot schade heeft geleid.

4.5. Voor dit optreden van haar directeur, acht de kantonrechter
verweerster als zijn werkgever aansprakelijk, nu de door mevrouw X als
kwetsend ervaren bejegening heeft plaatsgevonden binnen het kader van de
taakverrichting door de heer Z, en verweerster de zeggenschap had over de
wijze waarop de heer Z als directeur zijn taak vervulde.

4.6. Het voorgaande brengt mee dat de kantonrechter termen aanwezig acht
tot het bepalen van een vergoeding naar billijkheid ten behoeve van
mevrouw X.

4.7. Gelet op alle omstandigheden zoals deze ten processe zijn gebleken
– waaronder, de leeftijd van mevrouw X, haar functie bij verweerster, de
duur van het dienstverband, de kansen van mevrouw X op de arbeidsmarkt,
het feit dat verweerster de ziektewetuitkering van mevrouw X vanaf
augustus 1992 aangevuld heeft tot het volle salaris, de omstandigheid dat
mevrouw X vanwege de arbeidsomstandigheden bij verweerster situationeel
arbeidsongeschikt is geworden -, acht de kantonrechter billijk een
vergoeding van ƒ 5.000,- bruto als suppletie op te ontvangen uitkeringen
danwel elders te verdienen lager salaris, alsmede een vergoeding van ƒ
5.000,- als tegemoetkoming wegens ondervonden smart en gederfde vreugde.

4.8. Aan mevrouw X zal tot op 30 augustus 1993 de gelegenheid worden
geboden, het verzoek in te trekken wegens het bepaalde in artikel
7a:1639w, lid 10 BW.

5. De beslissing:

De kantonrechter:

5.1. a.- Stelt mevrouw X in de gelegenheid het verzoek in te trekken
uiterlijk op maandag, 30 augustus 1993.

b.- Voor het geval mevrouw X het verzoekschrift intrekt als voormeld,
veroordeelt mevrouw X in de kosten van verweerster, welke kosten tot heden
worden begroot op ƒ 1.5.00,- voor salaris gemachtigde.

5.2 Voor het geval mevrouw X het verzoek niet tijdig heeft ingetrokken als
voornoemd:

a.- Ontbindt ingaande woensdag, 1 september 1993 de arbeidsovereenkomst
tussen partijen op grond van gewichtige redenen, bestaande uit
veranderingen in de omstandigheden.

b.- Kent aan mevrouw X toe en veroordeelt voorzover nodig verweerster te
betalen, een vergoeding van ƒ 5.000,- bruto als suppletie op te ontvangen
uitkeringen danwel elders te verdienen lager salaris, alsmede een
vergoeding van f.5.000,- wegens ondervonden smart en gederfde vreugde,
beide vergoedingen te voldoen in een termijn uiterlijk op 1 oktober 1993.

c.- Veroordeelt verweerster in de kosten aan de zijde van mevrouw X
begroot op f.1.625,- waaronder f.1.500,- aan gemachtigdesalaris.

d.- Bepaalt, dat verweerster van dit bedrag f.1.5.93,75 dient te betalen
aan de griffier en ƒ 31,25 aan mevrouw X. e.- wijst af hetgeen meer of
anders is verzocht.

Rechters

Mr. Van der Deure.