Instantie: Rechtbank Groningen, 10 augustus 1993

Instantie

Rechtbank Groningen

Samenvatting


Gedaagde, die eiseres, ondanks eerdere straat- en contactverboden,
optreden van de politie en toepassing van lijfsdwang, blijft lastig vallen,
is veroordeeld om zijn woning te verlaten. Bovendien is hem verboden zich
binnen bepaalde afstand van eiseresses woning op te houden en bevolen eiseres
niet lastig te vallen, versterkt met dwangsom en uitvoerbaar bij lijfsdwang
en met behulp van de sterke arm.

Volledige tekst

Motivering

Vaststaande feiten

Tussen partijen is op grond van de overgelegde stukken en op grond van
hetgeen enerzijds is gesteld en anderzijds is erkend, althans niet of
onvoldoende weersproken, in dit kort geding het navolgende komen vast te
staan.

Bij tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van de president van deze
rechtbank van 2 maart 1993 is W, voor zover hier van belang, in verband met
de door hem gepleegde onrechtmatige inbreuk op T’s prive-leven, een algeheel
contactverbod alsmede een straatverbod voor de directe omgeving van haar
woning opgelegd, zulks onder verbeurte van een dwangsom met de mogelijkheid
van lijfsdwang. Bij deurwaardersexploiten van 2 april, 21 april en 12 mei
1993 is W in verband met overtredingen van deze verboden gesommeerd tot
betaling van verbeurde dwangsommen ten belope van een bedrag van in totaal
ƒ 61.500, p. Uiteindelijk is W voor een periode van 39 dagen in gijzeling
genomen in het Huis van Bewaring te Groningen. Voorts is hij op 22 juni 1993
wegens een poging tot doodslag van T veroordeeld tot honderd uur
dienstverlening en is hem een voorwaardelijke straf opgelegd van twee maanden
met als bijzondere voorwaarde dat hij zich bij de reclassering dient te
melden voor therapie. W heeft hiertegen hoger beroep aangetekend.

Standpunt van T Het standpunt van T komt, zakelijk weergegeven, hierop neer.
W, die in zijn belevingswereld een relatie met T heeft, blijft ondanks de hem
opgelegde verboden onrechtmatig inbreuk maken op haar prive-leven. Hij blijft
haar, thans reeds vier jaar, lastigvallen door haar te bedreigen, te
achtervolgen wanneer zij haar woning verlaat en door, zowel thuis als op haar
werk, contact met haar te zoeken. (…)

Beoordeling van het geschil

De president is van oordeel dat T, die onder de huidige situatie ernstig
lijdt, zodanig zelfs dat zij zich onder psychiatrische behandeling heeft
moeten laten stellen, het spoedeisend belang bij haar vordering voldoende
aannemelijk heeft gemaakt. Uit de stukken en het ter zitting verhandelde is
gebleken dat W zijn onrechtmatige gedrag jegens T blijft voortzetten. Hij
blijft haar ernstig lastigvallen door herhaaldelijk, zowel thuis als op het
werk, rechtstreeks of telefonisch contact met haar te zoeken – daarbij
bedreigingen uitend – en haar, zelfs tot in het politiebureau te Hoogezand,
te achtervolgen. De tot nu toe minder ver gaande maatregelen hebben geen
effect kunnen sorteren. De reeds eerder opgelegde straat- en contactverboden,
herhaaldelijk politie-optreden en uiteindelijk zelfs de gijzeling van W
hebben er niet toe geleid dat hij zijn gedrag ten goede heeft veranderd.

De president acht deze inbreuk op het prive-leven van T waardoor een normaal
leven haar onmogelijk wordt gemaakt en tot ernstige psychische problemen
aanleiding geeft, onrechtmatig en ontoelaatbaar. De gevorderde voorzieningen
kunnen, nu naar het oordeel van de president aan de belangen van T, om van
verdere inbreuk, verschoond te blijven een groot gewicht dient te worden
toegekend, dan ook, zij het in beperkte vorm, worden gegeven. Daarbij wordt
in aanmerking genomen dat mede gelet op de houding van W ter zitting, die
meent dat op zijn gedrag niets valt aan te merken en dat hulpverlening in
welke vorm dan ook niet noodzakelijk is, moet worden gevreesd dat hij ook in
de toekomst niet van zins is T uit eigen beweging met rust te laten. (…)

Beslissing

De president, rechtdoende in kort geding:

1. veroordeelt W om binnen vier weken na betekening van dit vonnis zijn
woning aan de straat te H. te hebben verlaten en verbiedt hem zich een jaar
lang in een straal van 25 kilometer om de huidige woonplaats van T als
aangegeven op de aan dit vonnis gehechte kaart op te houden;

2. verbiedt W terstond na betekening van dit vonnis T op welke wijze dan ook
lastig te vallen in de ruimste zin van het woord, of haar schade te
berokkenen, een en ander in het bijzonder door haar te hinderen, te
bedreigen, contact op welke wijze ook, met haar te zoeken door middel van
haar familieleden en/of haar partner en/of haar werkgeefster;

3. veroordeelt W aan T te betalen ten titel van dwangsom ween bedrag van ƒ
2.500.- (tweeduizend vijfhonderd gulden) per geconstateerde overtreding, te
voldoen binnen 48 uur nadat deze overtreding aan hem is betekend.

4. bepaalt het maximum van de te verbeuren dwangsommen op ƒ 60.000,
(zestigduizend gulden);

5. verleent T verlof om naast de dwangsom de overtreding van het onder 1. en
2. gegeven verbod ten uitvoer te doen leggen bij lijfsdwang, met dien
verstande dat W vijf aaneengesloten dagen per geconstateerde overtreding met
een maximum van 250 dagen gegijzeld mag worden, binnen 24 uur na betekening
van de overtreding;

6. machtigt T om het onder 1. en 2. gegeven verbod zo nodig met behulp van
de sterke arm van politie en justitie te effectueren;

7. veroordeelt W in de kosten van deze procedure, (…)

Rechters

Mr. Praktiek