Instantie
Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing
Samenvatting
Appellante heeft bezwaar tegen de overplaatsing vanuit p.i.v. “Overmaze”
naar p.i.v. “De Singel”. Op grond van de haar ter beschikking staande
informatie over het negatieve gedrag van appellante ten opzichte van met
name haar medegedetineerden, waardoor de sfeer op het paviljoen gaandeweg
in ernstige mate is verslechterd, is de beroepscommissie van oordeel dat
in redelijkheid besloten is kunnen worden appellante over te plaatsen. Dit
geldt temeer daar appellante haar gedrag niet (voldoende) heeft kunnen
aanpassen, terwijl zij hier verschillende keren op is gewezen. De
beslissing om appellante over te plaatsen naar de gevangenis II van “De
Singel” is evenmin als onredelijk of onbillijk aan te merken nu zij
voldoet aan de voor die inrichting geldende criteria.
Volledige tekst
1. De stukken De beroepscommissie heeft kennis genomen van de navolgende
stukken: -het beroepschrift d.d. 20 augustus 1993 van appellante,
ingekomen op het secretariaat door tussenkomst van de directeur van de
penitentiaire inrichtingen (p.i.-en) “Overmaze” te Maastricht op 9
september 1993, waarbij zij in beroep komt tegen haar overplaatsing vanuit
de p.i-en “overmaze” naar de gevangenis voor langgestraften van de
penitentiaire inrichting voor vrouwen (p.i.v.) ” De Singel” te Amsterdam;
-de reactie d.d. 28 oktober 1993 van de voorzitter van de
selectie-adviescommissie (s.a.c.) voor vrouwen op het beroepschrift; -de
reactie op het beroepschrift d.d. 2 september 1993 van de directeur van
de p.i.v. “Overmaze” te Maastricht, met bijlagen, waaronder het
overplaatsingsvoorstel d.d. 2 augustus 1993 van de directeur van
meergenoemde inrichtingen.
2. De feiten Appellante heeft van 16 december 1992 tot 13 augustus 1993
verbleven in achtereenvolgens paviljoen A en paviljoen B van de p.i.v.
“Overmaze” te Maastricht. Op 13 augustus 1993 is zij ter herselectie
overgebracht naar de p.i.v. te Breda. Vervolgens is zij op 16 augustus
1993 overgeplaatst naar de gevangenis II van de p.i.v. “De Singel” te
Amsterdam. Appellante ondergaat een gevangenisstraf van 730 dagen met
aftrek. Deze straf is ingegaan op 16 december 1992 en zal eindigen op 3
maart 1994. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.- datum valt op of
omstreeks 22 januari 1994.
3. De standpunten 3.1. Appellante heeft betoogd dat zij zonder opgave van
redenen is overgeplaatst vanuit de p.i.v. “Overmaze”, waartegen zij
bezwaar maakt.
3.2. De voorzitter van de s.a.c. voor vrouwen heeft in haar reactie
aangegeven dat de beslissing appellante wegens disfunctioneren over te
plaatsen een juiste is geweest, getuige het feit dat haar verblijf in de
p.i.v. te Amsterdam goed verloopt. Zij heeft daar geen problemen
veroorzaakt en het haar toegestane verlof van 60 uur is goed verlopen.
3.3. De directeur van de p.i.-en “Overmaze” te Maastricht heeft in zijn
reactie aangegeven dat appellante op grond van haar gedrag en houding niet
langer geschikt was voor het verblijf op het -in omvang beperkte-
paviljoen B, waar regime van algehele gemeenschap geldt. Appellante is
door verschillende leidinggevende functionarissen van de inrichting
aangesproken op haar gedrag en gewezen op de consequenties hiervan.
3.4. In het overplaatsingsvoorstel d.d. 2 augustus 1993 wordt vermeld dat
appellante reeds tijdens een eerdere detentie op paviljoen B van
“Overmaze” had verbleven en dat zij daar toen niet goed heeft
gefunctioneerd. Desondanks is besloten haar in deze detentie wederom op
dat paviljoen te plaatsen. Haar gedrag jegens het personeel is als
wisselvallig bestempeld en werd de laatste tijd als positief ervaren.
Appellante wordt omschreven als een nerveus en humeurig persoon, die
regelmatig lichamelijke klachten heeft. In haar contacten met
medegedetineerden is haar gedrag als provocerend aangemerkt, hetgeen
geleid heeft tot een verstoorde relatie tussen appellante enerzijds en
haar medegedetineerden anderzijds. De laatste periode van haar verblijf
op paviljoen B heeft zij het grootste gedeelte van de dag in haar cel
verbleven. Appellante wilde zich op deze wijze onttrekken aan het in haar
ogen manipulatief en negatief gedrag van haar medegedetineerden. Indien
appellante deelneemt aan een activiteit is dat voor een groot gedeelte van
haar medegedetineerden aanleiding om op cel te blijven. Voorts wordt
vermeld dat appellante ervan verdacht wordt drugs in de koffie of thee van
medegedetineerden te doen, opdat hun aanvraag voor een AGV-verlof gevaar
loopt. Gelet op het gedrag van appellante wordt geconcludeerd dat een
overplaatsing van haar noodzakelijk is om de rust op het paviljoen te
herstellen.
4. Ontvankelijkheid Het beroep is tijdig ingesteld zodat appellante hierin
kan worden ontvangen.
5. Inhoudelijke beoordeling 5.1. Gelet op haar leeftijd en werkelijke
straftijd behoort appellante tot de categorie langgestrafte gedetineerden
voor opneming waarvan zijn bestemd gevangenis II van de p.i.v. “De Singel”
te Amsterdam en de gevangenis voor vrouwen van de p.i. -en “Overmaze” te
Maastricht, beide met een regime van algehele gemeenschap.
5.2. Op grond van de haar ter beschikking staande informatie over het
negatieve gedrag van appellante ten opzichte van met name haar
medegedetineerden, waardoor de sfeer op het paviljoen gaandeweg in
ernstige mate is verslechterd, is de beroepscommissie van oordeel dat in
redelijkheid besloten is kunnen worden appellante over te plaatsen. Dit
geldt temeer daar appellante haar gedrag niet (voldoende) heeft kunnen
aanpassen, terwijl zij hier verschillende keren op is gewezen.
5.3. De beslissing om appellante over te plaatsen naar de gevangenis II
van “De Singel” is evenmin als onredelijk of onbillijk aan te merken nu
zij voldoet aan de voor die inrichting geldende criteria.
Op grond van de bovenstaande criteria komt de beroepscommissie tot de
volgende beslissing:
zij verklaart het beroep ongegrond.
Rechters
Mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, dr. G.J. Fleers en J. Nijborg,leden, mr. S.A.A. J. Beumer, secretaris