Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
Personeelsadvertentie waarin om ‘gastvrouwen’ wordt gevraagd. In de
advertentie is naast de vrouwelijke functiebenaming niet ook een
mannelijke functiebenaming genoemd. Dit levert strijd met de Wet op. De
advertentietekst vraagt verder nog uitdrukkelijk naar gastvrouwen met
bepaalde en duidelijk naar vrouwen verwijzende confectiematen. In haar
verweer stelt de wederpartij dat ten gevolge van een communicatiefout is
afgeweken van de normale werving. De Commissie is er vanwege de verlangde
‘vrouwelijke’ confectiematen niet van overtuigd, dat de afwijking van de
normale werving alleen terug te voeren is op een communicatiefout. Ook een
communicatiefout biedt geen rechtvaardiging voor een inbreuk op het
wettelijke verbod om direct onderscheid te maken.
Volledige tekst
1. HET VERZOEK
1.1. Op 21 januari 1994 verzocht de stichting Haags Meld- en
Registratiepunt Discriminatiezaken te Den Haag (hierna: verzoekster) de
Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid haar
oordeel uit te spreken over de vraag of door de directie van
te Den Haag (hierna: wederpartij) onderscheid is gemaakt bij
de aanbieding van een betrekking in strijd met de Wet gelijke behandeling
van mannen en vrouwen (WGB; Stb. 1989, 168).
1.2. Verzoekster heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd, waarin ‘gastvrouwen’ worden gevraagd. Verzoekster is van
mening dat deze vacaturemelding in strijd is met de WGB.
2. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK
2.1. Verzoekster is een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, met
een doelstelling zoals bedoeld in artikel 14 lid 2 onder e WGB. Hiermee
voldoet verzoekster aan de eisen die de Wet aan een groepsactie stelt.
3. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK
3.1. De voorzitter van de Commissie heeft het verzoek in behandeling
genomen en op grond van artikel 36 van het Procedurereglement besloten om
in deze zaak de vereenvoudigde behandeling toe te passen. De wederpartij
is in de gelegenheid gesteld tegen deze beslissing bezwaar aan te tekenen.
De wederpartij heeft hiervan echter geen gebruik gemaakt. De wederpartij
is eenmaal in de gelegenheid gesteld om op het standpunt van verzoeker te
reageren.
3.2. Het oordeel is namens de Commissie vastgesteld door de voorzitter.
4. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
4.1. Verzoeker heeft een personeelsadvertentie van de wederpartij
gesignaleerd in de ‘Haagsche Courant’ van 11 januari 1994. In deze
advertentie vraagt de wederpartij om ‘Part-time gastvrouwen’. Verder wordt
van de gastvrouwen (onder andere) nog gevraagd dat zij representatief
zijn, een leeftijd hebben van 21 tot 40 jaar en over een confectiemaat
beschikken van maat 36 tot 42. In de advertentie staat noch een mannelijke
functiebenaming vermeld, noch vermeld dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen voor de aangeboden functies.
4.2. Verzoekster is van mening dat de wederpartij hiermee bij het
aanbieden van de betrekkingen onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en
vrouwen en daarmee in strijd heeft gehandeld met de WGB.
4.3. De wederpartij heeft aangegeven dat zij in de wervingsadvertenties
voor parttime ambulant personeel altijd aangeeft, dat de advertentie zowel
voor mannen als voor vrouwen bedoeld is. Bij haar verweerschrift heeft de
wederpartij twee advertenties meegezonden, waaruit dit blijkt. Door een
communicatiefout is in de onderhavige advertentie niet opgenomen, dat de
wederpartij zowel mannelijke als vrouwelijke sollicitanten voor de
vacatures werft. Zij biedt hiervoor haar verontschuldigingen aan en
beschouwt dit als een incident.
5. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
5.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van de
betrekking onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen en daarmee
in strijd heeft gehandeld met de WGB, door in de onderhavige advertentie
om ‘Part-time gastvrouwen’ te vragen, terwijl zij niet uitdrukkelijk
vermeld heeft dat zowel mannen als vrouwen voor de functies in aanmerking
komen.
5.2. Artikel 3 lid 1 WGB verbiedt het maken van onderscheid op grond van
geslacht bij de aanbieding van een betrekking. Alleen in geval van een
wettelijke uitzondering, bijvoorbeeld als de werkgever een voorkeursbeleid
voor vrouwen wil voeren, mag van dit verbod worden afgeweken. De reden van
deze afwijking moet in de advertentie worden vermeld.
5.3. In artikel 3 lid 3 WGB wordt het algemene verbod om onderscheid te
maken naar geslacht bij de aanbieding van een betrekking nader uitgewerkt.
Dit artikel schrijft voor dat uit de tekst en vormgeving van een
advertentie duidelijk moet blijken dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen.
In het vierde lid van artikel 3 wordt deze eis vervolgens verder
toegespitst op het gebruik van functiebenamingen. Hierin is bepaald dat
of zowel de mannelijke als de vrouwelijke functiebenaming gebruikt moet
worden, of uitdrukkelijk vermeld moet worden dat zowel mannen als vrouwen
in aanmerking komen.
5.4. In de onderhavige advertentie wordt voor de functies slechts een
functiebenaming vermeld, namelijk ‘gastvrouwen’. In dat geval stelt de Wet
de eis dat uitdrukkelijk wordt aangegeven dat zowel mannen als vrouwen
voor de betreffende functie in aanmerking komen. Een dergelijke vermelding
ontbreekt in de advertentie.
5.5. De wederpartij voert aan, dat de onderhavige advertentie door een
communicatiefout afwijkt van de normale werving, die zich steeds tot zowel
mannen als vrouwen richt. De Commissie onderkent dat de twee voorbeelden
die de wederpartij heeft aangedragen, zowel de mannelijke als de
vrouwelijke functiebenaming vermelden. Zij waardeert het kennelijke
streven van de wederpartij om artikel 3 WGB na te leven. Dat neemt echter
niet weg, dat alleen de onderhavige advertentie aan haar is voorgelegd en
beoordeeld moet worden. Daarin is opmerkelijk, dat de tekst uitdrukkelijk
vraagt naar gastvrouwen met bepaalde en duidelijke naar vrouwen
verwijzende confectiematen. De Commissie is dan ook niet overtuigd, dat
de afwijking van de normale werving alleen terug te voeren is op een
communicatiefout. Wat daar ook van zij, ook een communicatiefout biedt
geen rechtvaardiging voor een inbreuk op het wettelijke verbod om direct
onderscheid te maken.
5.6. Daarmee staat vast dat de wederpartij onderscheid heeft gemaakt op
grond van geslacht in strijd met artikel 3 lid 4 en daarmee tevens in
strijd met artikel 3 lid 3 en lid 1 WGB.
6. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat de directie van te Den Haag
bij de aanbieding van de betrekkingen onderscheid heeft gemaakt in strijd
met artikel 3 lid 4 en daarmee tevens in strijd met artikel 3 lid 3 en lid
1 van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen heeft gehandeld.
Aldus vastgesteld op 8 maart 1994.
Rechters
mr C.H.S. Evenhuis, mr M.J.M.G. van Drosten