Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
Verzoeker is als mentor werkzaam bij de wederpartij. De wederpartij heeft
op 1 december 1992 in een formatieplan vastgesteld dat (sommige onderdelen
van) de hulpverlening alleen door vrouwelijke medewerkers kan worden
gegeven. Verzoeker mag daarom een aantal functie-onderdelen niet meer
vervullen. De Commissie stelt vast dat een goede uitoefening van de
mentorfunctie binnen de instelling van de wederpartij er toe kan noodzaken
een aanzienlijk percentage van de mentorfuncties door vrouwen te laten
vervullen. Er is echter onvoldoende noodzaak gebleken om alle
mentorfuncties door vrouwen te laten uitoefenen. Het is niet aan de
Commissie om precies te bepalen hoeveel vrouwelijke en hoeveel mannelijke
mentoren nodig zullen zijn. De Commissie concludeert dan ook dat in het
geval van verzoeker een beroep op geslachtsbepaaldheid van onderdelen van
zijn functie niet kan slagen. Strijd met de Wet. Verzoeker stelde door het
gewijzigde beleid belemmerd te worden in zijn promotiemogelijkheden voor
de functie van teamleider. Gebleken is evenwel dat de wederpartij deze
functie niet als geslachtsbepaald aanmerkt, en deze functie dus zowel door
vrouwen als door mannen kan worden vervuld. Geen strijd met de Wet op dit
punt.
Volledige tekst
Verzoeker doelt in zijn stellingen tevens op het feit dat alleen ervaren
mentoren coordinator kunnen worden en hij die ervaring, althans bij de
wederpartij, niet of onvoldoende kan opdoen. De Commissie wijst er op,
dat dit bezwaar verzoeker zelf niet of nauwelijks treft omdat hij reeds
vele jaren mentor-ervaring bij de wederpartij heeft opgedaan, en dat hij
daarnaast, evenals andere kandidaten, ook bij andere werkgevers
vergelijkebare ervaring kan opdoen.
Concluderend stelt de Commissie vast dat de functie van teamleider niet
geslachtsbepaald is, en derhalve ook voor verzoeker openstaat. Daarmee
staat vast dat de wederpartij op dit punt jegens verzoeker geen
onderscheid heeft gemaakt in strijd met de wetgeving gelijke behandeling.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat het te Utrecht jegens de
heer te Landsmeer:
a. in strijd heeft gehandeld met artikel 7A:1637ij Burgerlijk Wetboek,
door (onderdelen van) zijn functie met een beroep op geslachtsbepaaldheid
niet meer door hem te doen vervullen; b. niet in strijd gehandeld heeft
met artikel 7A:1637ij Burgerlijk Wetboek wat betreft mogelijke toelating
tot een hogere functie.
Aldus vastgesteld op 31 mei 1994 naar aanleiding van de behandeling in
raadkamer op 13 april 1994.
Rechters
mw mr C.H.S. Evenhuis, dhr mr R.A.C.M. Langemeijer, mw mr A.C.Possel