Instantie
Rechtbank Utrecht
Samenvatting
Partijen zijn gehuwd geweest en hebben 2 minderjarige kinderen van 10
en 14 jaar. Zij willen scheiden. De man stelt dat de vrouw geen
behoefte heeft. De vrouw kan als cassiere gaan werken gezien de
leeftijd van de kinderen. De rechtbank ziet geen reden geen
onderhoudsbijdrage vast te stellen gezien de volgende omstandigheden:
de vrouw heeft tijdens het huwelijk slechts enige jaren een kleine
part-time baan gehad; zij is voornemens een eigen toekomst op te bouwen
als horeca-onderneemster en bereid zich door studie daarop voor; zij
moet daartoe de gelegenheid hebben, zodat niet van haar gevergd behoeft
te worden dat zij reeds thans volledig in haar levensonderhoud gaat
voorzien door te werken als cassiere en daarnaast nog ’s avonds te
studeren, naast de zorg die zij heeft voor de kinderen en het
huishouden. Aangenomen wordt dat het nastreven van een zelfstandig
ondernemerschap een gunstiger perspectief voor haar is dan het werkzaam
zijn als cassiere. De rechtbank wijst limitering af nu nog onzeker is
op welk tijdstip de vrouw op de hierboven aangegeven wijze in haar
onderhoud zal kunnen voorzien. Alimentatie onbekend.
Volledige tekst
Het verloop van de procedure
Hiervoor wordt verwezen naar het tussenvonnis van 27 januari 1993 dat
tussen partijen in deze zaak is gewezen.
De persoonlijke verschijning van partijen, zoals in het tussenvonnis
bepaald, heeft plaatsgehad op 5 maart 1993.
Daarna hebben beide partijen de stukken weer aan de rechtbank
overgelegde en vonnis gevraagd.
2. Het tussenvonnis.
De rechtbank blijft bij de inhoud van het tussenvonnis.
3. De geschilpunten en de beoordeling daarvan.
3.1. Tussen partijen is nog in geschil of de vrouw behoefte heeft aan
een bijdrage in haar levensonderhoud van de man.
3.2. De man stelt zich op het standpunt dat de vrouw gezien de leeftijd
van de kinderen (14 en 10 jaar oud) thans in staat is als cassiere of
in de horeca te gaan werken en zo in haar levensonderhoud te voorzien.
Hij voert aan dat er een groot tekort is aan cassieres. De vrouw kan
volgens hem in de avonduren studeren voor haar middenstandsdiploma. De
vrouw is van mening dat zij nog niet hele dagen kan gaan werken in
verband met de zorg voor haar kinderen. Zij heeft tijdens het huwelijk
van partijen enige jaren voor anderhalve dag per week als cassiere in
de zaak van de man gewerkt. Zij voert aan dat zij thans moet studeren
omdat zij in juni 1993 examen moet doen voor haar middenstandsdiploma,
waarmee zij als zelfstandig onderneemster in de horeca wil gaan werken.
Zij is van plan na het behalen van dit diploma te gaan werken, maar kan
nog niet aangeven wanneer zij precies in staat zal zijn in haar
levensonderhoud te voorzien.
3.3. De rechtbank is van oordeel, nu als niet weersproken vaststaat dat
de vrouw tijdens het huwelijk van partijen slechts enige jaren een
kleine parttime-baan als cassiere heeft gehad, en nu zij voornemens is
een eigen toekomst op te bouwen als horeca-onderneemster en zich daarop
door studie reeds aan het voorbereiden is, zij daartoe de gelegenheid
moet hebben, zodat niet van haar gevergd behoeft te worden, dat zij
reeds thans volledig in haar levensonderhoud gaat voorzien door te
werken als cassiere en daarnaast nog ’s avonds studeert, naast de zorg
die zij heeft voor de kinderen en het huishouden. Aangenomen wordt dat
het nastreven van een zelfstandig ondernemerschap een gunstiger
perspectief voor haar is dan het werkzaam zijn als cassiere. Dit houdt
niet in dat wanneer dit niet binnen een redelijke termijn gelukt, de
vrouw niet alsnog op andere wijze zal moeten trachten in haar levenson-
derhoud te voorzien, ook gezien het feit dat zij, gezien de leeftijd
van kinderen, daartoe steeds gemakkelijker in de gelegenheid zal zijn.
Er is derhalve thans geen reden de vrouw geen onderhoudsbijdrage toe te
kennen en evenmin om een bijdrage voor een beperkte periode vast te
stellen, nu nog onzeker is op welk tijdstip de vrouw op de hierboven
aangegeven wijze in haar onderhoud zal kunnen voorzien. Gegeven verder
het feit dat de vrouw geen inkomsten heeft staat vast dat zij een
rechtens relevante behoefte heeft aan een onderhoudsbijdrage van de
man.
3.4. Partijen verschillen verder van mening over de hoogte van het
bedrag dat de man zou kunnen betalen voor het levensonderhoud van de
vrouw.
3.5. Met betrekking tot de financiele omstandigheden van partijen is
het volgende vast komen te staan.
3.6. Ten aanzien van de vrouw (geboren op 3 november 1957) (……….)
Rechters
onbekend