Instantie: Rechtbank Alkmaar, 9 februari 1995

Instantie

Rechtbank Alkmaar

Samenvatting


Partijen zijn 23 jaar getrouwd geweest en hebben twee minderjarige
kinderen van 12 en 17 jaar oud. De man stelt dat de vrouw geen behoefte
heeft omdat zij geacht moet worden in eigen levensonderhoud te kunnen
voorzien. De rechtbank acht deze stelling niet houdbaar. De vrouw is in
1993 afgestudeerd. Zij heeft nog geen baan. Zij heeft de zorg voor 2
kinderen. Het verzoek tot limitering tot een half jaar oordeelt de
rechtbank, gelet op de marktsituatie en de omstandigheden van de vrouw
niet redelijk. Alimentatie wordt nihil omdat er geen draagkracht is.

Volledige tekst

Gelet op de verwijzing naar deze kamer van de rechtbank; Wederom gezien
de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt, waaronder thans ook
authentieke afschriften van het door deze rechtbank gewezen tussenvonnis
van 5 augustus 1993 en van het procesverbaal van de bij dit vonnis gelaste
comparitie van partijen gehouden op 2 december 1993; Gehoord partijen,
nader ook te noemen de man en de vrouw; overweegt ten aanzien van de
feiten: Eiser heeft bij conclusie van eis onder meer gevorderd
echtscheiding subsidiair scheiding van tafel en bed tussen partijen,
Nederlanders, uit te spreken. Eiser heeft vervolgens nog een akte houdende
vermindering van eis genomen, waarbij de primaire eis tot echtscheiding
is ingetrokken.

Gedaagde heeft een conclusie van antwoord houdende referte genomen. Bij
nadere conclusie heeft gedaagde zelf een verzoek gedaan. Hierop heeft
eiser een antwoord naderen conclusie genomen. Gedaagde heeft daarop nog
een antwoordakte genomen. Daarna hebben partijen de stukken voor vonnis
overgelegd. Hierop heeft de rechtbank bij voormeld tussenvonnis een
comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op de hiervoor
vermelde datum. Bij gelegenheid van die comparitie heeft de procureur van
de man het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities, welke aan het
proces-verbaal van de comparitie zijn gehecht. Partijen hebben daarop
ieder nog een akte genomen. Tenslotte hebben partijen wederom de stukken
voor vonnis overgelegd. Overweegt ten aanzien van het recht: De eisende
partij heeft voldaan aan het voorschrift van artikel 817 (oud) van het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft de in dit
vonnis vermelde voornamen en geslachtsnamen van partijen en de datum en
plaats van de huwelijksvoltrekking, alsmede de voornamen, geboortedatum
en -plaats van hun minderjarige kinderen, overgenomen uit de
desbetreffende bescheiden, voor zover nodig met dienovereenkomstige
rectificatie van de dagvaarding. Het gestelde omtrent de
huwelijkssluiting, het huwelijksgoederenregime, der partijen kinderen en
de nationaliteit van partijen staat als niet weersproken en gedeeltelijk
gestaafd door de overgelegde bescheiden ten processe vast. Voorts is als
gesteld en niet weersproken komen vast te staan dat het huwelijk duurzaam
is ontwricht zodat de vordering tot echtscheiding van tafel en bed, nu
daartegen geen verweer wordt gevoerd, kan worden toegewezen.

Ook de nevenvordering tot verdeling kan worden toegewezen, aangezien
daartegen geen verweer wordt gevoerd en deze de rechtbank gegrond
voorkomt. Tussen partijen is nog in geschil de door de vrouw gevorderde
bijdrage in haar levensonderhoud ad ƒ 800,= per maand. Hieromtrent is uit
de stukken en uit de door partijen ter comparitie verstrekte inlichtingen
het volgende gebleken:

a. Partijen zijn op te thans gemeente in het huwelijk getreden.
Uit hun huwelijk zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren.

b. De vrouw is eind februari 1993 afgestudeerd als werktuigbouwkundig
tekenaar. Zij heeft nog geen baan. De twee thans nog minderjarige kinderen
zijn aan haar zorg toevertrouwd. De rechtbank meent dat thans niet
houdbaar is de stelling dat de vrouw geen behoefte aan alimentatie heeft,
omdat zij geacht moet worden in haar eigen levensonderhoud te kunnen
voorzien. Gelet op de marktsituatie is de rechtbank van oordeel dat een
limitering in de tijd tot maximaal een half jaar onder deze omstandigheden
ook geenszins redelijk is.

c. De man heeft een bruto basissalaris van ƒ 5.474,= per maand exclusief
vakantiegeld. In mei 1994 is hem naast een incidenteel loon ƒ 3.926,26
netto uitgekeerd. Extra inkomsten zijn niet vast komen te staan. Hij
betaalt een studiebijdrage aan zijn meerderjarige kind ad ƒ 507,68. Aan
kale huur betaalt hij ƒ 872,45. Rekening houdend met de hierna vast te
stellen bijdrage ten behoeve van de twee nog minderjarige kinderen en
uitgaande van de opgevoerde ziektekostenpremie (alleen voor de man) en
rekening houdend met de kosten van de omgangsregeling tot een bedrag van
ƒ 100,=, is de rechtbank van oordeel dat bij de man de draagkracht
ontbreekt om overigens enige bijdrage te voldoen.

Met betrekking tot de nevenvordering tot verdeling van de
huwelijksgoederengemeenschap zal de rechtbank ervan uitgaan, dat bedoeld
is naast de benoeming van een notaris tevens de benoeming van onzijdige
personen voor ieder der partijen te vorderen. Met betrekking tot de
gevorderde voorziening in het gezag zijn partijen inmiddels ter comparitie
gehoord. Partijen zijn ermee akkoord dat de vrouw de ouderlijke macht zal
uitoefenen over de minderjarigen. Met betrekking tot de omgangsregeling
hebben partijen te kennen gegeven dit in onderling overleg te zullen
regelen. Een bijdrage ten behoeve van de minderjarigen van ƒ 400,= per
kind per maand acht de rechtbank in overeenstemming met de behoefte van
de kinderen en de financiele omstandigheden van de man. De rechtbank zal
conform het voorstel van partijen beslissen, nu zij dit het meest in het
belang van de minderjarigen acht. Doet recht: Spreekt tussen partijen, op
te thans gemeente gehuwd, scheiding van tafel en bed uit; Bepaalt
dat de ouderlijke macht over de minderjarigen: geboren te , gemeente
op geboren te , gemeente , op zal worden uitgeoefend door
de moeder;

Beveelt voorzover nodig de afgifte van de minderjarige aan de met het
gezag belaste ouder; Bepaalt dat de vader voornoemd als bijdrage in de
kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw
telkens bij vooruitbetaling zal betalen ƒ 400,= per kind per maand, te
vermeerderen met het bedrag van iedere uitkering, die hem op grond van
geldende wetten of regelingen ten behoeve van deze minderjarigen kan of
zal worden verleend, een en ander met ingang van de dag waarop de voogdij
aanvangt, met dien verstande, dat de kosten van niet vrijwillige nakoming
voor rekening van de bijdrageplichtige komen;

Beveelt gedaagde met eiser over te gaan tot verdeling van de gemeenschap
waarin partijen zijn gehuwd en benoemt, tenzij partijen binnen acht dagen
nadat dit vonnis kracht van gewijsde heeft verkregen, anders overeenkomen,
notaris mr. J.J. de Bruijn te Alkmaar, respectievelijk de ambtelijke
bewaarder van diens protocol, om op een door deze te bepalen tijd en
plaats de verdeling te bewerkstelligen; Benoemt voorts mr. M.A. Le Belle
en R.A.A. Kool, advocaten te Alkmaar, tot onzijdige personen om gedaagde
respectievelijk eiser te vertegenwoordigen bij de verdeling, indien
gedaagde respectievelijk eiser daartoe niet meewerkt of wegblijft; Wijst
af het meer of anders is gevorderd; Compenseert de proceskosten tussen
partijen, echtelieden, aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Rechters

mr. A.P. Zweers-van Vollenhoven