Instantie: Rechtbank Alkmaar, 2 maart 1995

Instantie

Rechtbank Alkmaar

Samenvatting


Eiseressen willen schadevergoeding vorderen van een plastisch chirurg die
ernstige fouten heeft gemaakt bij borstverkleiningsoperaties.
Na een deskundigenonderzoek heeft de rechtbank de onrechtmatigheid van de
handelingen van de plastisch chirurg vastgesteld. Schadevergoeding moet nog
nader bij staat worden opgemaakt.

Volledige tekst

Het verloop van de procedure:
Naar aanleiding van voormeld vonnis heeft B een akte genomen, waarna S heeft
gediend van een antwoord akte.
Tenslotte hebben partijen wederom haar dossiers aan de rechtbank overhandigd
voor het wijzen van vonnis.
De behandeling van de zaak:
1. B heeft bij voormelde akte doen weten dat partijen het eens zijn geworden
zowel over de benoeming van na te noemen persoon tot deskundige als over de
aan de deskundige voor te leggen vraagstelling.
S heeft in zijn antwoord akte verklaard dat de akte van de wederpartij op
juiste wijze weergeeft hetgeen partijen hebben besproken.
2. De rechtbank acht de vraagstelling aan de deskundige zoals deze door
partijen na overleg is geformuleerd, ter zake dienend en zij sluit zich bij
dit voorstel van partijen aan. Ook overigens kan zij zich vinden in hetgeen
partijen hebben voorgesteld, zodat als volgt zal worden beslist.
3. Aan B die in deze zaak het voorschot ter zake van de kosten van de
deskundige zou hebben dienen te voldoen, wordt geen voorschot opgelegd nu aan
haar een toevoeging is verleend.
De deskundige zal in overleg met de raadslieden van partijen bepalen wanneer
en waar hij tot zijn zelfstandig onderzoek zal overgaan.
4. De deskundige zal bij dit onderzoek partijen in de gelegenheid stellen
opmerkingen te maken en verzoeken te doen. De deskundige zal in zijn rapport
vermelden, dat dit is geschied en voorts daarin de inhoud van de opmerkingen
en verzoeken opnemen.
5. De procureur van B zal de deskundige (afschriften van) alle processtukken
ter beschikking stellen.
6. De deskundige zal zijn rapport met zijn declaratie uiterlijk op 15
september 1995 ter griffie van deze rechtbank inleveren.
7. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting van 19 oktober 1995 voor
conclusie aan de zijde van B.
N.B.
Bovenstaande betreft feitelijk twee vonnissen. Slechts een daarvan is
hierboven opgenomen omdat de tekst van beide vonnissen, behalve de namen van
eiseressen, identiek is (red. CWI).

Rechters

Mrs. K.P. Doedens (vz), C.W.T. Vriezen, S.M. Jongkind-Jonker