Instantie: Rechtbank Haarlem, 21 maart 1995

Instantie

Rechtbank Haarlem

Samenvatting


Partijen zijn drie jaar gehuwd geweest en hebben een minderjarig kind van
twee jaar. De man stelt dat de vrouw tot de geboorte van het kind heeft
gewerkt en dat zij in staat moet worden geacht in eigen levensonderhoud
te voorzien. Voorts verzoekt de man limitering tot drie jaar omdat het
huwelijk ongeveer drie jaar heeft geduurd. De rechtbank gaat bij
vaststelling van de behoefte enerzijds en de draagkracht anderzijds uit
van de volgende feiten en omstandigheden: leeftijd, gezinssituatie,
inkomen en lasten van partijen. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat na
te melden uitkering in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven,
waarbij rekening is gehouden met het fiscaal voordeel dat de man geniet
terzake de betaling van deze uitkering. De rechtbank wijst het
limiteringsverzoek af: nu de vrouw de zorg heeft voor de dochter van
partijen, die thans twee jaar oud is, en geen inkomen heeft, is er geen
aanleiding af te wijken van de wettelijke limiteringstermijn. Alimentatie
wordt ƒ 400,=.

Volledige tekst

Overwegingen ten aanzien van de feiten:

Bij verzoekschrift is een verzoek tot echtscheiding ingesteld alsmede een
verzoek tot verdeling en een verzoek met betrekking tot de echtelijke
woning.

De vrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van het verzoek tot
echtscheiding, het verzoek tot verdeling en het verzoek met betrekking tot
de echtelijke woning.

Zij heeft zelf een verzoek tot een uitkering tot levensonderhoud
ingesteld.

De man heeft verweer gevoerd tegen het verzoek tot een uitkering tot
levensonderhoud.

Hierna is de zitting bepaald, deze heeft plaatsgehad.

Partijen hebben zich nog uitgelaten.

Ten aanzien van het recht:

De rechtbank komt rechtsmacht toe.

Het verzoek tot echtscheiding is op de wet gegrond en, nu daartegen geen
verweer wordt gevoerd, toewijsbaar.

Uit de stukken is gebleken dat het verzoek tot verdeling en die met
betrekking tot de echtelijke woning, welke op de wet zijn gegrond, niet
zijn tegengesproken, zodat deze kunnen worden toegewezen.

De vrouw heeft een uitkering tot haar levensonderhoud verzocht ad ƒ 650,=
per maand. De man heeft hier verweer tegen gevoerd. Bij de vaststelling
van de behoefte enerzijds en de draagkracht anderzijds gaat de rechtbank
uit van de navolgende feiten en omstandigheden:

Aan de zijde van de vrouw: -zij is geboren op 12 oktober 1970 en vormt een
eenoudergezin met de thans 2-jarige dochter van partijen; -zij woont met
haar gezin in de echtelijke woning; -zij heeft momenteel geen inkomsten
uit arbeid.

Aan de zijde van de man: -hij is geboren op 30 oktober 1967 en is thans
alleenstaande; -zijn inkomsten uit arbeid bedragen circa ƒ 2.330,= netto
per maand en hij ontvangt daarnaast vakantiegeld; -zijn woonlasten
bedragen ƒ 501,90 per maand aan huur, inclusief een kleine post niet te
beinvloeden kosten.

Op grond van het voorgaande is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat
in het kader van de definitieve voorzieningen -naast de verzochte bijdrage
ten behoeve van de minderjarige- na te melden uitkering tot
levensonderhoud van de vrouw in overeenstemming is met de wettelijke
maatstaven, waarbij rekening is gehouden met het fiscaal voordeel dat de
man geniet terzake de betaling van deze uitkering.

De man heeft nog gesteld dat een eventueel door hem te betalen uitkering
tot levensonderhoud van de vrouw in duur beperkt zou dienen te worden tot
een periode van drie jaar. Nu de vrouw de zorg heeft voor de dochter van
partijen, die thans 2 jaar oud is, en geen inkomen heeft, is er geen
aanleiding af te wijken van de wettelijke limiteringstermijn. De rechtbank
deelt het oordeel van de man niet en zal het verweer van de man op dit
punt derhalve passeren.

Tengevolge van de echtscheiding dienen voorzieningen met betrekking tot
de minderjarige te worden gegeven.

Tussen de ouders bestaat overeenstemming over de voogdij en de toeziende
voogdij. Nu niet is gebleken dat dit tegen het belang van de minderjarige
indruist, zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen.

Tussen de ouders bestaat overeenstemming over de bijdrage. De rechtbank
zal dienovereenkomstig beslissen.

Tussen de ouders bestaat overeenstemming over een omgangsregeling en er
zijn onvoldoende gronden aanwezig om die regeling in de beschikking vast
te leggen.

Beslissingen: De rechtbank:

Spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op in de gemeente met
elkaar gehuwd.

Beveelt partijen met elkaar over te gaan tot verdeling van de tussen hen
bestaande gemeenschap van goederen.

Benoemt, tenzij partijen binnen veertien dagen na de inschrijving van deze
beschikking in de registers van de burgerlijke stand anders overeenkomen,
notaris mr. R. A. Westen te Beverwijk of diens waarnemer of opvolger om
de verdeling op een door hem te bepalen plaats en tijd te bewerkstelligen.

Benoemt mr. W.O. Groustra, advocaat te Beverwijk, tot onzijdig persoon om
de man en mr. J.P.S. van Schaik, advocaat te Beverwijk, om de vrouw te
vertegenwoordigen bij de verdeling indien de verwerende partij,
respectievelijk de verzoekende partij daartoe niet verschijnt of weigert
daaraan mede te werken.

Benoemt de moeder, per heden wonende aan het adres te tot voogdes
over de uit het huwelijk van partijen geboren minderjarige : –
geboren in de gemeente op. Benoemt de vader, per heden aan het
adres te tot toeziend voogd.

Beveelt voorzoveel nodig de afgifte van de minderjarige aan de met het
gezag beklede ouder.

Bepaalt, dat partij met ingang van de datum dat deze beschikking zal
zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aan partij B
als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige
telkens bij vooruitbetaling zal voldoen ƒ 300,= per maand, vermeerderd met
het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of
regelingen ten behoeve van deze minderjarige eventueel kan of zal worden
verleend.

Bepaalt dat partij A een uitkering tot levensonderhoud van partij B zal
betalen van ƒ 400,= (vierhonderd gulden) per maand, bij vooruitbetaling
te voldoen met ingang van de dag dat deze beschikking zal zijn
ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Verklaart deze beschikking, met uitzondering van de echtscheiding
uitvoerbaar bij voorraad.

Ontzegt het meer of anders verzochte.

Rechters

mr. C.H.M. Kampert-Touwen