Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Samenvatting
Ongehuwde alleenstaande pleegmoeder heeft vanaf de geboorte de zorg op
zich genomen van een meisje dat door de natuurlijke Braziliaanse moeder
niet kon worden verzorgd. Het hof oordeelt dat art. 1:227 lid 1 BW in
strijd is met art. 8 EVRM. Onder bepaalde omstandigheden kan ook een
recht op of een vrijheid terzake van adoptie behoren tot de rechten en
vrijheden die door het EVRM worden beschermd. Het recht op een
gezinsleven komt niet alleen toe aan natuurlijke kinderen maar ook aan
adoptief-kinderen. In de huidige maatschappelijke verhoudingen kan niet
meer worden volgehouden dat van een goed ouderlijk milieu in zijn
algemeenheid alleen sprake kan zijn bij een echtpaar. Ook anderen dan
een echtpaar kunnen een zorgzaam en stabiel opvoedingsklimaat bieden
aan kinderen die onder hun hoede staan.
Volledige tekst
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Verzoekster is in hoger beroep gekomen van een vonnis van 12
oktober 1994 van de rechtbank Amsterdam, nummer 66917.
1.2. De zaak is behandeld op 16 januari 1995.
2. Het geschil in hoger beroep en de feiten en omstandigheden
2.1. In geschil is de afwijzing van het verzoek van verzoekster om de
adoptie uit te spreken van V door verzoekster. Verzoekster verzoekt
alsnog de adoptie tussen haar en V uit te spreken.
2.2. Het volgende is gebleken.
V is op 19 juli 1987 te Sete Lagoas, Brazilie geboren, uit L (de
natuurlijke moeder). De natuurlijke moeder was ongehuwd en is geboren
in 1964.
Bij akte van adoptie, opgemaakt op 6 augustus 1987 ten overstaan van de
notaris en griffier van het kantoor van de tweede afdeling voor
gerechtelijke aktes en bewijzen te Sete Lagoas in Brazilie is V volgens
de Braziliaanse wet door verzoekster geadopteerd. De natuurlijke moeder
heeft op 22 juli 1987 ten hoeve van de adoptie een akte ondertekend,
waarin zij haar dochter afstaat voor adoptie, omdat zij zelf op
generlei wijze in staat is haar dochter bij haar te houden en te
onderhouden. Zij heeft tevens verklaard dat er pogingen ondernomen
werden om haar van haar voornemen af te brengen, welke pogingen geen
succes hadden.
Bij beschikking van 2 mei 1988 van de kantonrechter te Amsterdam is
verzoekster tot tijdelijke voogdes over V benoemd.
V is reeds sinds haar geboorte op 19 juli 1987 aan de feitelijke
verzorging en opvoeding van verzoekster toevertrouwd. Verzoekster is
geboren op 12 september 1943. Zij is niet gehuwd en woont evenmin samen
met een vaste partner. Zij is van mening dat zij in staat is om alleen
een goede ouder te zijn voor V.
V kent voor zover dit gezien haar leeftijd mogelijk is, haar status.
Verzoekster wil dat V haar eigen naam behoudt, met verzoeksters naam
daarachter.
Tussen V en haar natuurlijke moeder bestaat geen enkel contact meer.
Verzoekster besteedt bij de opvoeding ook aandacht aan de bewustwording
van V dat zij van Braziliaanse afkomst is. V volgt Portugese les en
verzoekster zoekt voor haar een schrijfvriendin in Brazilie.
Verzoekster wil V bij het opgroeien, wanneer zij daaraan toe is, ook op
reis meenemen naar Brazilie, zodat zij haar eigen culturele achtergrond
kan leren kennen. Dit is thans echter niet verantwoord, aangezien de
mogelijkheid bestaat dat de Braziliaanse rechter de adoptie terugdraait
zolang V niet een Nederlands paspoort heeft. Verzoekster wenst de
adoptie van V dan ook mede, opdat V aldus de Nederlandse nationaliteit
verkrijgt.
2.3. De raad voor de kinderbescherming heeft ter zitting verklaard op
zichzelf achter de adoptie van V door verzoekster te staan, zij het dat
de wet daaraan eigenlijk in de weg staat.
3. Beoordeling van het hoger beroep
3.1. Uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden volgt, dat
verzoekster reeds vanaf de geboorte van V in feite in alle opzichten de
rol van moeder voor V vervult en dat V volledig is aangewezen op de
zorg van verzoekster. Tussen verzoekster en V bestaat dan ook een
zodanig nauwe betrekking, dat deze aangemerkt moet worden als ‘family
life’ in de zin van artikel 8 EVRM.
3.2. Naar het oordeel van het hof kan onder omstandigheden ook een
recht op of een vrijheid ter zake van adoptie behoren tot de rechten en
vrijheden die door het EVRM worden beschermd. Hierbij wordt mede gelet
op de uitspraak van de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens
van 10 maart 1981, D&R 24, p. 176, waarin de Commissie overwoog dat het
begrip ‘family life’ meebrengt dat het recht om een gezin te stichten
als bedoeld in artikel 12 EVRM niet alleen natuurlijke kinderen maar
ook adoptief-kinderen omvat. In het onderhavige geval is in de eerste
plaats van belang dat V reeds vanaf haar geboorte volledig door
verzoekster als haar moeder wordt verzorgd en opgevoed, dat zij al
vanaf kort na de geboorte geen enkel contact meer heeft met haar
natuurlijke moeder en ook geen enkele familierechtelijke betrekking met
haar natuurlijke moeder meer heeft. In de tweede plaats is van belang
dat de ontwikkeling van haar persoonlijkheid wordt belemmerd doordat
zij niet zonder risico’s Brazilie kan bezoeken, zolang zij niet naar
Nederlands recht door verzoekster geadopteerd is. Onder deze
omstandigheden is de mogelijkheid om tot adoptie over te gaan een
wezenlijk element van het ‘family life’ van verzoekster en V.
3.3. De adoptie van V door verzoekster wordt in de weg gestaan door het
voorschrift van artikel 1:227 lid 1 BW, dat bepaalt dat de adoptie
(slechts) op verzoek van een echtpaar kan worden uitgesproken. Gelet
op de feiten en omstandigheden die hierboven zijn vermeld en op hetgeen
hiervoor is overwogen, maakt dit wettelijk voorschrift inbreuk op het
recht van verzoekster en V om eerbiediging van hun gezinsleven, nu het
ter bescherming van hun gezinsleven en voor de ontplooiing van V van
groot belang is dat V door verzoekster geadopteerd kan worden.
3.4. Vervolgens rijst de vraag of deze inbreuk binnen de grenzen van
artikel 8 lid 2 EVRM blijft. Dit is naar het oordeel van het hof niet
het geval, omdat deze inbreuk in een democratische samenleving niet
noodzakelijk is ter bescherming van de onder die bepaling vallende
belangen. Hoewel artikel 1:227 lid 1 BW in beginsel ten doel heeft om,
ter bescherming van het belang van het kind, te waarborgen dat het
opgroeit in een goed ouderlijk milieu en in zoverre een gerechtvaardigd
doel nastreeft, kan in de huidige maatschappelijke verhoudingen niet
meer worden volgehouden dat van een goed ouderlijk milieu in zijn
algemeenheid slechts sprake kan zijn bij een echtpaar. Ook vele
ongehuwde ouders en pleegouders, al dan niet alleenstaand, bieden een
zorgzaam en stabiel opvoedingsklimaat aan de kinderen die onder hun
hoede staan. In dat opzicht gaat de eis dat adoptie slechts op verzoek
van een echtpaar kan geschieden verder dan door het nagestreefde doel
wordt gerechtvaardigd. De daaruit voortvloeiende inbreuk op het ‘family
life’ is dan ook in een democratische samenleving niet noodzakelijk ter
bescherming van het belang van het kind.
3.5. Uit de voorafgaande overwegingen volgt dat het voorschrift van
artikel 1:227 lid 1 BW, inhoudende dat de adoptie slechts op verzoek
van een echtpaar kan worden uitgesproken, in het onderhavige geval een
ongerechtvaardigde inbreuk maakt op het recht van verzoekster en V op
eerbiediging van hun gezinsleven. Het hof zal dit voorschrift dan ook
wegens strijd met artikel 8 EVRM buiten toepassing laten.
3.6. Nu voor het overige aan alle eisen voor de adoptie van V door
verzoekster is voldaan en de adoptie ook in het kennelijk belang van V
is, zal het hof de adoptie zoals verzocht uitspreken. Nu de adoptie
haar gevolgen heeft van de dag waarop de uitspraak in kracht van
gewijsde is gegaan, zal dit arrest niet uitvoerbaar bij voorraad worden
verklaard, zoals door verzoekster gevraagd. 3.7. Dit leidt tot de
volgende beslissing.
4. Beslissing Het hof: vernietigt het vonnis waarvan beroep; spreekt
uit de adoptie door verzoekster van V., geboren op 19 juli 1987 te Sete
Lagoas.
Rechters
Mrs Willems-Morsink, De Vreeze-Oostvogel, Streefkerk