Instantie: Kantonrechter Rotterdam, 21 juli 1995

Instantie

Kantonrechter Rotterdam

Samenvatting


Werkneemster heeft werkgeefster bij brief van 30 november 1994 meegedeeld
na afloop van haar bevallingsverlof gebruik te willen maken van haar recht
op ouderschapsverlof en twintig uren te willen gaan werken. Daarbij heeft
zij de door haar gewenste spreiding van haar 24 uren over de week
aangegeven. Werkgeefster heeft werkneemster bij brief van 5 april 1995
laten weten dat zij een fulltime medewerkster had aangenomen voor de
functie van werkneemster. Aan haar werd als alternatief een flexibele
plaats op een andere afdeling aangeboden en de twintig uren werden over
vijf dagen verdeeld. Werkneemster heeft zich daarop bij het einde van haar
bevallingsverlof ziek gemeld.

Zij vordert nu tewerkstelling in haar oude functie. De kantonrechter stelt
vast dat werkneemster werkgeefster conform het gestelde in art. 7A:1638oo
BW heeft laten weten dat zij ouderschapsverlof wilde opnemen. Gezien de
ingangsdatum van het verlof kon werkgeefster op 5 april 1995 zelfs geen
invloed meer uitoefenen op de spreiding van de uren over de week, nu dit
uiterlijk vier weken voor aanvang van het verlof moet gebeuren. Dit
betekent dat werkgeefster verplicht is werkneemster op de door haar
aangegeven uren in haar functie tewerk te stellen. Werkgeefster kan dit
alleen terecht weigeren als dit om zwaarwegende redenen niet van
werkgeefster gevergd zou kunnen worden. Hiervan is evenwel geen sprake.
Werkneemster was niet gehouden de alternatieve functie te accepteren,
zeker niet nu haar daarbij niet was toegezegd dat zij na afloop van het
ouderschapsverlof haar oude functie weer zou kunnen vervullen. De
kantonrechter beveelt werkgever werkneemster binnen 24 uur na betekening
van dit vonnis voor de resterende duur van het aan werkneemster toekomende
ouderschapsverlof zonder enige beperking te herplaatsen en tewerk te
stellen in haar oorspronkelijke functie.

Volledige tekst

1. Het verloop van de procedure

Overeenkomstig de inleidende dagvaarding vordert eiseres, verder te noemen
A, dat gedaagde, verder te noemen Vertom bij wijze van voorlopige
voorziening bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt veroordeeld om
binnen 24 uur na betekening van dit vonnis: A te herplaatsen en tewerk te
stellen in de functie van secretaresse voor de commerciele afdeling zonder
enige beperking, op grond van 20 uur per week en conform de uren die A
heeft aangegeven in haar brief van 30 november 1994, zulks op de verbeurte
van een dwangsom van ƒ 250,= per dag of gedeelten van een dag dat gedaagde
in gebreke mocht blijven aan voormeld vonnis te voldoen, met veroordeling
van Vertom in de kosten van de procedure.

Bij de dagvaarding zijn de producties gevoegd.

2. De motivering

2.1. Bij de beoordeling van het geschil wordt van de navolgende feiten
uitgegaan. A is met ingang van 1 december 1985 in dienst getreden bij
Vertom als bevrachter voor de volle werktijd per week. In september 1993
is A overgeplaatst naar de functie van secretaresse op de commerciele
afdeling, in welke functie zij vier dagen per week werkte. A is in 1994
zwanger geworden en heeft bij brief van 30 november 1994 aan Vertom
medegedeeld gebruik te willen maken van haar recht op ouderschapsverlof.
Zij gaf in die brief aan dat zij 20 uur per week wilde werken, te weten
acht uur op de maandagen en de woensdagen en vier op de dinsdagen. Het
ouderschapsverlof zou ingaan op de dag waarop het zwangerschapsverlof van
A zou eindigen. Vertom heeft aan A bij brief van 5 april 1995 bericht dat
zij inmiddels voor de functie van A een fulltime administratief
medewerkster in dienst genomen had, waardoor A niet in haar oude functie
tewerkgesteld kon worden.

Als alternatief bood Vertom aan A een flexibele plaats op de afdeling
Technische Dienst-Kapiteinskamer administratie aan, waar de tot 20 uur per
week gereduceerde werktijd zou moeten worden gespreid over vijf dagen per
week, in die zin dat A van maandag tot en met vrijdag iedere middag zou
werken. Op 8 mei 1995, de dag waarop het ouderschapsverlof daadwerkelijk
is aangevangen heeft A zich ziek gemeld, welke situatie tot op heden
voortduurt.

2.

2. A heeft gepersisteerd bij haar vordering. Het door Vertom geboden
alternatief is voor haar niet acceptabel, onder meer omdat Vertom haar
niet zonder voorbehoud garandeert dat zij na ommekomst van het
ouderschapsverlof zonder meer opnieuw voor vier dagen per week in haar
oude functie tewerkgesteld zal worden.

A betwist dat parttime werken zoals door haar voorgesteld in die functie
niet mogelijk is.

2.3. Vertom, heeft zich op het standpunt gesteld, dat A handelt in strijd
met de eisen van redelijkheid en billijkheid door het haar geboden
alternatief niet te accepteren. Vertom stelt daartoe dat zij A altijd
zoveel mogelijk tegemoet is gekomen. Zo heeft zij A, die in 1993 te kennen
gaf bij voorkeur slechts vier dagen per week te willen werken, vanaf dat
moment een functie aangeboden voor vier dagen per week op het secretariaat
van de bevrachtingsafdeling, terwijl zij A de bedrijfsauto, die normaal
uitsluitend aan commerciele medewerkers ter beschikking wordt gesteld,
vooralsnog heeft laten behouden. Vertom stelt verder dat parttime werken
op de bevrachtingsafdeling niet goed mogelijk is.

Op die afdeling worden 25 schepen per week afgesloten, hetgeen meebrengt
dat voor de afhandeling van een en ander de afdeling eigenlijk zeven dagen
per week bemand zou moeten zijn, terwijl het niet goed mogelijk is dat de
werkzaamheden halverwege de dag of gedurende de week worden overgedragen.

2.4. Bij de beoordeling van het geschil van partijen stelt de
kantonrechter voorop dat A door middel van het gestelde in haar brief van
30 november 1994 heeft voldaan aan de in artikel 7A:1638oo BW gestelde
vereisten voor een beroep door de werknemer op het recht om
ouderschapsverlof op te nemen. Verder stelt de kantonrechter vast dat
Vertom, gezien de ingangsdatum van het verlof zoals hiervoor is overwogen,
op 5 april 1995 zelfs geen invloed meer kon uitoefenen op de spreiding van
de door A te werken uren per week, gelet op hetgeen is bepaald in artikel
7A:1638oo lid 6 BW.

2.5. Hetgeen, hiervoor is overwogen brengt mee, dat Vertom in beginsel
verplicht was A met ingang van 8 mei 1995 gedurende de door haar
aangegeven uren in de week tewerk te stellen op het secretariaat van de
afdeling bevrachting, de functie van A. Vertom heeft alleen dan terecht
geweigerd om A aldus tewerk te stellen, indien van haar op grond van
zwaarwegende omstandigheden in redelijkheid niet gevergd kan worden om A
op haar eigen plek, ook in het kader van het ouderschapsverlof, tewerk te
stellen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter doen zich
dergelijke omstandigheden in casu niet voor, nu Vertom er niet in is
geslaagd om aannemelijk te maken dat parttime werken, zoals door A is
aangegeven, op het secretariaat van de bevrachtingsafdeling niet mogelijk
is. Wel is duidelijk dat het ouderschapsverlof van A voor Vertom lastig
is, maar die omstandigheid is onvoldoende zwaarwegend. Aan een en ander
doet niet af dat Vertom aan A een alternatief heeft voorgesteld, zoals
hiervoor is overwogen. Dit voorstel heeft A alleen al niet hoeven te
accepteren, omdat Vertom geen garantie heeft willen bieden dat A na
ommekomst van het ouderschapsverlof weer zonder meer in haar oude functie
tewerkgesteld zou worden voor vier dagen per week. Het feit dat Vertom
tijdens het zwangerschapsverlof van A een nieuwe fulltime-medewerkster
voor de functie van A heeft aangesteld is tenslotte evenmin van belang,
nu deze omstandigheid geheel voor rekening en risico van Vertom dient te
blijven. De slotsom is dat de door A gevorderde voorziening zal worden
gegeven, zoals hierna is bepaald.

2.6. Vertom zal als de voor het grootste deel in het ongelijk gestelde
partij worden veroordeeld in de kosten, zoals hierna is vermeld.

De beslissing De kantonrechter: Rechtdoende bij wege van voorlopige
voorziening: beveelt Vertom om A binnen 24 uur na betekening van dit
vonnis voor de resterende duur van het aan A toekomende ouderschapsverlof
zonder enige beperking te herplaatsen en te werk te stellen in de functie
van secretaresse voor de commerciele afdeling met inachtneming van de
navolgende werktijden: -maandag 09.00 u.-13.00 u./13.30 u.-17.30 u.
-dinsdag 9.00 u.-13.00 u. -woensdag 09.00 u.-13.00 u./13.30 u.-17.30 u.,
op verbeurte van een dwangsom van ƒ 250,= voor iedere dag waarop gedaagde
in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen: veroordeelt Vertom in de
kosten van deze procedure ( …); verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij
voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.

Rechters

Mr. Wiegman