Instantie: Commissie gelijke behandeling, 22 december 1995

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


De wederpartij heeft een personeelsadvertentie geplaatst voor de
functie van groepsbegeleider bij het Boddaerthuis De Reinboge te Sneek.
In deze advertentie wordt gevraagd: “Welke vent met visie komt ons team
in Sneek versterken?”. Verzoekster is van mening dat deze
vacaturemelding in strijd is met de Wet gelijke behandeling van mannen
en vrouwen (WGB). De Commissie stelt allereerst vast dat noch de
wederpartij noch de instelling waar de vacature ontstond instellingen
zijn op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag. Derhalve
toetst de Commissie niet aan artikel 5 Algemene wet gelijke
behandeling, waarin onder bepaalde voorwaarden onderscheid op grond van
geslacht wordt toegestaan bij de aanbieding van een betrekking en
vervulling van een openstaande betrekking als het een instelling met
een godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag betreft.

De Commissie is van oordeel dat de naar geslacht gemengde samenstelling
van groepsleiders bezien moet worden binnen het kader van deze vaste
groepsleiding binnen een team. In het team waar de vacature voor een
derde groepsleider ontstond was sprake van twee vrouwelijke
groepsleiders. De Commissie concludeert naar aanleiding hiervan, dat de
door de wederpartij aannemelijk gemaakte noodzaak van ook mannelijke
groepsleiders in haar hulpverleningsaktiviteiten daarom leidt tot
geslachtsbepaaldheid van de in deze zaak in geding zijnde functie.

De Commissie overweegt ten aanzien van de advertentietekst het
volgende. Gelet op de geslachtsbepaaldheid van de functie mocht de
wederpartij onderscheid maken op grond van geslacht bij de aanbieding
van de betrekking door zich in de advertentie alleen te richten tot
mannen.

De Commissie is met verzoekster van oordeel, dat uit de tekst van de
advertentie niet duidelijk blijkt of sprake is van een
geslachtsbepaalde functie dan wel van een voorkeur voor een man. Nu van
het eerste sprake is, moet aan de in artikel 3 lid 2 WGB gestelde eis
van uitdrukkelijke vermelding van deze grond voor het onderscheid in de
advertentie zijn voldaan. Aangezien uit de tekst “Gezien de
samenstelling van het team wordt de voorkeur gegeven aan een mannelijke
kandidaat” de grond voor het onderscheid, namelijk de
geslachtsbepaaldheid van de functie, niet kan worden afgeleid, heeft de
wederpartij hiermee in strijd gehandeld met de wetgeving gelijke
behandeling.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 9 juni 1995 verzocht de Stichting Emancipatiebureau Friesland
te Leeuwarden (hierna: verzoekster) de Commissie gelijke behandeling
haar oordeel uit te spreken over de vraag of de Stichting
Dagbehandeling kinderen en jeugdigen te Leeuwarden (hierna: de
wederpartij) onderscheid maakt in strijd met de wetgeving gelijke
behandeling.

1.2. De wederpartij heeft een personeelsadvertentie geplaatst voor de
functie van groepsbegeleider bij het Boddaerthuis De Reinboge te Sneek.
In deze advertentie wordt gevraagd: “Welke vent met visie komt ons team
in Sneek versterken?”. Verzoekster is van mening dat deze
vacaturemelding in strijd is met de Wet gelijke behandeling van mannen
en vrouwen (WGB).

2. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK

Verzoekster is een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, met
een doelstelling zoals bedoeld in artikel 12 lid 2 onder e Algemene wet
gelijke behandeling. Hiermee voldoet verzoekster aan de eisen die deze
wet aan een groepsactie stelt.

3. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK

3.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en op grond
van artikel 31 van het Besluit werkwijze commissie aanvankelijk
besloten om in deze zaak de vereenvoudigde procedure toe te passen.
Omdat uit de reactie van de wederpartij op het verzoekschrift bleek dat
niet langer sprake was van kennelijk onderscheid, heeft de Commissie de
vereenvoudigde procedure omgezet in een normale procedure. Partijen
hebben ieder enkele malen de gelegenheid gehad hun standpunten toe te
lichten.

3.2. Vervolgens heeft de Commissie partijen opgeroepen hun standpunten
nader toe te lichten tijdens een zitting op 7 november 1995. Bij deze
zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoekster – mw. mr. drs. A. Boere (ombudsvrouw
Friesland)

van de kant van de wederpartij – mw.
(personeelsfunctionaris) – dhr. (directeur) – dhr.
(deskundige bij de Vereniging van ondernemingen in de gepremieerde en
gesubsidieerde sector VOG en voormalig directeur Boddaert-huis
Groningen)

van de kant van de Commissie – mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck
(Kamervoorzitter) – mw. mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst (lid Kamer) – dhr.
mr. W.A. van Veen (lid Kamer) – mw. A.C. van Doornen (secretaris
Kamer).

3.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer III van de Commissie. In
deze Kamer hebben zitting de leden als vermeld onder 3.2.

4. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

4.1. De wederpartij is een voorziening van jeugdhulpverlening die
vanuit drie Medisch Kleuterdagverblijven en drie Boddaerthuizen
dagbehandeling biedt aan 134 kinderen en jeugdigen. Onder een
Boddaertcentrum wordt verstaan een voorziening van jeugdhulpverlening
waarin en van waaruit aan jeugdigen en de gezinnen waartoe zij behoren
gedurende een deel van het etmaal behandeling en begeleiding wordt
geboden. Het gaat daarbij om psycho-sociale problemen, waaronder
emotionele problemen, ontwikkelingsachterstanden zowel cognitief als
emotioneel, ten gevolge van een in aanleg problematische ontwikkeling
van de jeugdige, dan wel een zodanig ernstig ontwrichte opvoedings- en
gezinssituatie dat behandeling geboden is (artikel 1 Boddaert Statuut).
De jeugdigen verblijven in de regel in vaste groepen met een vaste
groepsleiding in een speciaal ingerichte groepsruimte (artikel 2
Boddaert Statuut).

Binnen het Boddaerthuis De Reinboge te Sneek richt de behandeling zich
op groepen van acht kinderen in de leeftijd tussen vijf en dertien
jaar, in aansluiting op de schooltijden tot na het avondeten. Elk team
heeft drie groepsbegeleiders. Het team waarbij de vacature is ontstaan
bestaat uit een vrouwelijke maatschappelijk werker, een vrouwelijke
orthopedagoog, een vrouwelijke kok en twee (parttime) vrouwelijke
groepsbegeleiders.

4.2. De wederpartij heeft op 6 mei 1995 in de Volkskrant geadverteerd
voor een groepsbegeleider bij genoemd Boddaerthuis, bij voorkeur met
werkervaring binnen de Boddaerthulpverlening. In de advertentie staat:
“Welke vent met visie komt ons team in Sneek versterken?”. Gemeld wordt
tevens dat de wederpartij gezien de samenstelling van het team de
voorkeur geeft aan een mannelijke kandidaat en de behandeling zich
voornamelijk richt op het kind, maar altijd in relatie tot het gezin.

4.3. De wederpartij heeft alleen mannelijke kandidaten voor een
sollicitatiegesprek opgeroepen. Aan vrouwen die solliciteerden is
schriftelijk medegedeeld dat zij niet aan het gewenste profiel
voldeden. Uiteindelijk is een mannelijke kandidaat benoemd welke per 1
augustus 1995 in dienst is getreden.

4.3. De wederpartij gaat volgens artikel 1 lid 3 van haar statuten uit
“van de gelijkwaardigheid van alle levensbeschouwingen en
maatschappelijke stromingen in die zin dat kinderen en jeugdigen een
levensbeschouwing kunnen opbouwen en van daaruit een eigen inbreng
kunnen hebben, een en ander met respect voor de levens- en
maatschappijbeschouwing van anderen”. Het medisch kleuterdagverblijf De
Reinboge te Sneek heeft blijkens genoemd artikel van de statuten een
bijzondere, namelijk protestants christelijke grondslag.

De standpunten van partijen

4.4. Verzoekster stelt het volgende. De tekst van de onderhavige
advertentie is onduidelijk, maar in ieder geval in strijd met de
wetgeving gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Indien namelijk
sprake zou zijn van voorkeur voor een man, staat de functie in principe
ook open voor vrouwen. Dan ontbreekt ten onrechte de aanduiding m/v en
is de aanduiding “een vent met visie” niet correct. Dit suggereert
immers dat alleen mannen op de advertentie mogen solliciteren. In
geval sprake zou zijn van een geslachtsbepaalde functie, is het vragen
van “een vent met visie” wel acceptabel, maar dienen de
geslachtsbepaaldheid van de functie en de reden daarvan in de
advertentie te worden vermeld.

Verzoekster stelt begrip te hebben voor de hulpverleningsvisie van de
wederpartij en het vermelden van de voorkeur voor een man gezien de
samenstelling van het team redelijk te vinden. Het is echter niet
redelijk dat de wederpartij haar hulpverleningsvisie in absolute zin
doorvoert en vrouwen, ongeacht hun kwalificaties alleen omwille van hun
geslacht uitsluit. Aangaande de geslachtsbepaaldheid van de functie van
groepsbegeleider stelt verzoekster, dat bij de wederpartij al gedurende
lange tijd zowel mannen als vrouwen de functie van groepsbegeleider
vervullen. Verzoekster acht het ook niet wenselijk dat in het geval
geen mannelijke kandidaten voor de functie beschikbaar zijn, geen
enkele vrouw op de functie zou kunnen worden benoemd waardoor de
vacature niet zou worden opgevuld.

Ter zitting stelt verzoekster, gehoord de wederpartij, zich te kunnen
vinden in een eventueel oordeel van de Commissie waarin wordt
geconcludeerd tot geslachtsbepaaldheid van de functie. Ook in de
correspondentie met de wederpartij heeft zij steeds aangegeven dat het
haar met name gaat om de advertentietekst.

4.5. De wederpartij stelt het volgende. De functie waarop de
advertentie betrekking heeft is geslachtsbepaald. De wederpartij doet
daarom een beroep op artikel 1 sub e van het Besluit
beroepsaktiviteiten waarvoor het geslacht bepalend kan zijn (Besluit
beroepsaktiviteiten waarvoor het geslacht bepalend kan zijn, Stb. 1989,
207). Dit artikel betreft onder meer de beroepsmatige hulpverlening aan
personen.

De wederpartij is met verzoekster van oordeel dat de functie van
groepsbegeleider op zich door zowel een man als een vrouw kan worden
vervuld. De gezinsfunctie echter zal door beide geslachten gezamenlijk
moeten worden ingevuld. Bij het vaststellen van de functie- eisen wordt
niet vanuit de functie van groepsbegeleider geredeneerd, maar vanuit de
visie op de hulpverlening aan het kind en het betreffende gezin.
Binnen de werksoort is het, gezien de problematiek van de te behandelen
kinderen, een methodisch gegeven dat per groep een naar geslacht
gemengde formatie van twee a drie groepsbegeleiders werkzaam is. Bij
jeugdinternaten bestaat dezelfde visie. Vanaf 1 januari 1996 zal de
wederpartij in een nieuwe organisatie met enkele jeugdinternaten
samenwerken. De problematiek van de kinderen in beide typen
instellingen is gelijksoortig.

In de hulpverlening in Nederland is het gemeengoed te streven naar een
nabootsing van het gezinssysteem. Dit houdt geen waarde-oordeel in over
traditionele of niet-traditionele gezinnen. Gewerkt wordt vanuit het
idee uit de ontwikkelingspsychologie dat het, bij de opvoeding, voor
het kind van belang is dat identificatie met en imitatie van zowel een
man als een vrouw plaatsvindt. Er wordt dan ook gewerkt met
pseudovaders en pseudomoeders. Deze eerstegraads strategie is gericht
op de totale groep. De tweedegraads strategie houdt in dat verfijningen
worden aangebracht op grond van de individuele kenmerken en
achtergronden van het kind. Zo wordt rekening gehouden met onder meer
het feit dat een aantal kinderen afkomstig zijn uit eenoudergezinnen of
andersoortige gezinnen. Deze laatste strategie wordt opgenomen in het
behandelingsplan van ieder kind.

Het is een feitelijk gegeven binnen de doelgroep van de wederpartij dat
vaak de vader zijn verantwoordelijkheid niet voldoende heeft opgepakt.
Het belang van de pseudovader is voor de hulpverlening dan ook groot.
Het feit dat de verstoorde relatie tussen ouder(s) en kind in de
instelling moet worden opgelost is een belangrijke reden voor het
hanteren van een naar geslacht gemengd team van hulpverleners. Het kind
kan immers bij de pseudovader ervaren dat het anders kan. In de
hulpverleningsvisie van de wederpartij wordt ook opvoedingshulp aan de
ouders aangeboden.

Afhankelijk van het behandelingsplan van het kind en afhankelijk van
het type gezin waar het kind uit komt, zal de ene groepsbegeleider zich
meer met het ene kind bezighouden en de andere groepsbegeleider met het
andere kind. De behandeling van een kind met een neurotische
achtergrond bijvoorbeeld, fixeert zich vaak op een van de beide
geslachten. Voor een jongere zonder structuur kan het goed zijn om
juist met een mannelijke groepsbegeleider meer activiteiten te
ondernemen.

4.6. Zouden in het team twee mannelijke groepsleiders werkzaam zijn,
dan zou geadverteerd zijn voor een vrouw, eveneens vanwege de
geslachtsbepaaldheid van de functie gelet op de samenstelling van het
team. De inhoud van de in geding zijnde advertentietekst “een vent met
visie” vindt haar oorsprong in het Boddaert hulp- verleningsbeleid, de
prikkelende formulering van de tekst heeft te maken met de krapte op de
arbeidsmarkt onder mannelijke groepsbegeleiders.

De wederpartij merkt ten aanzien van het bezwaar van verzoekster
aangaande het uitsluiten van vrouwen voor de onderhavige vacature op,
dat slechts in zeer bijzondere omstandigheden (herhaalde oproepen, geen
geschikte mannelijke kandidaten, ernstig gevaar voor de continuiteit
van de hulpverlening) sprake had kunnen zijn van een (tijdelijke)
aanstelling van een vrouwelijke medewerker op de onderhavige functie.
Als geen enkele mannelijke kandidaat beschikbaar zou zijn geweest, zou
echter allereerst tijdelijk een mannelijke groepsbegeleider uit een van
de andere Boddaerthuizen zijn overgeplaatst.

Ten aanzien van de advertentietekst erkent de wederpartij zowel in de
correspondentie met verzoekster als ter zitting, dat expliciet in de
advertentie vermeld had moeten worden dat de onderhavige functie van
groepsbegeleider geslachtsbepaald is. Hoewel dit naar de mening van de
wederpartij wel impliciet is geschied door de verwijzing naar de
samenstelling van het team, betreurt zij deze omissie.

4.7. De wederpartij beschikt niet over een schriftelijke aanduiding of
onderbouwing van de Boddaerthulpverlening ten aanzien van de naar
geslacht gemengde samenstelling van de groepsbegeleiders in het team.
In die zin is sprake van impliciet beleid, hoewel dit wel door alle
collega-instellingen wordt onderschreven. De wederpartij heeft
inmiddels maatregelen genomen om in een document over kwaliteitseisen
haar visie op de geslachtsbepaaldheid van groepsleidersfuncties op te
nemen. De wederpartij stelt dat noch zijzelf noch de onder haar
ressorterende instellingen, met uitzondering van het medisch
kleuterdagverblijf De Reinboge, een godsdienstige of
levensbeschouwelijke grondslag hebben.

5. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

5.1. In geding is de vraag of de wederpartij in strijd met de wetgeving
gelijke behandeling onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt
door bij de werving voor de functie van groepsbegeleider bij een
jeugdhulpverleningsinstelling te vragen naar “een vent met visie”,
waarbij verwezen wordt naar de samenstelling van het team.

De Commissie stelt allereerst vast dat noch de wederpartij noch de
instelling waar de vacature ontstond instellingen zijn op godsdienstige
of levensbeschouwelijke grondslag. Derhalve toetst de Commissie niet
aan artikel 5 Algemene wet gelijke behandeling, waarin onder bepaalde
voorwaarden onderscheid op grond van geslacht wordt toegestaan bij de
aanbieding van een betrekking en vervulling van een openstaande
betrekking als het een instelling met een godsdienstige of
levensbeschouwelijke grondslag betreft.

5.2. Artikel 3 lid 1 WGB verbiedt onder meer het maken van onderscheid
tussen mannen en vrouwen bij het aanbieden van een betrekking.

Artikel 3 lid 3 WGB schrijft voor dat uit de tekst en vormgeving van
een advertentie duidelijk moet blijken dat zowel mannen als vrouwen in
aanmerking komen. Lid 4 van genoemd artikel bepaalt dat bij een
functiebenaming of zowel de mannelijke als de vrouwelijke
functiebenaming gebruikt moet worden, of uitdrukkelijk vermeld dat
zowel mannen als vrouwen in aanmerking komen.

Artikel 5 lid 2 WGB bepaalt onder meer dat voor zover het betreft de
toegang tot beroepsactiviteiten, van artikel 3 WGB mag worden afgeweken
in die gevallen waarin vanwege de aard of de voorwaarden voor de
uitoefening van de betreffende beroepsactiviteit het geslacht bepalend
is voor de functie. Artikel 5 lid 3 sub c WGB stelt dat een aantal
beroepsaktiviteiten waarbij sprake kan zijn van geslachtsbepaaldheid
nader bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden
aangewezen.

Ingeval de functie geslachtsbepaald is in de zin van de wet, bepaalt
artikel 3 lid 2 WGB onder meer dat de grond voor het gemaakte
onderscheid uitdrukkelijk bij het aanbieden van de betrekking moet
worden vermeld.

5.3. De Commissie overweegt ten aanzien van de geslachtsbepaaldheid van
de functie het volgende.

Aan artikel 5 lid 3 sub c WGB is nadere uitwerking gegeven in de
Algemene maatregel van bestuur inzake beroepsaktiviteiten waarvoor het
geslacht bepalend kan zijn (hierna: de AMVB) (Zie noot 1).

Artikel 1 sub e van de AMVB bepaalt onder meer dat als
beroepsactiviteiten, waarvoor in een voorkomend geval vanwege hun aard
of de voorwaarden voor de uitoefening ervan het geslacht bepalend kan
zijn, beschouwd mogen worden die beroepsactiviteiten, welke behoren tot
onder andere de volgende categorie: “de beroepsactiviteiten die
inhouden de persoonlijke verzorging, verpleging of opvoeding van dan
wel hulpverlening aan personen, indien de goede uitoefening van de
aangeboden betrekking binnen het geheel van de arbeidsorganisatie ertoe
noodzaakt dat deze wordt vervuld door een persoon van een bepaald
geslacht”.

5.4. De Nota van Toelichting op de AMVB stelt dat de categorie van
beroepsactiviteiten onder artikel 1 sub e van de AMVB wordt beperkt
door “de objectiveerbare eis dat de goede uitoefening van de bewuste
beroepsactiviteiten uitsluitend kan geschieden door personen van een
bepaald geslacht, terwijl dit gegeven in het geheel van de activiteiten
van de betreffende arbeidsorganisatie ook een zodanige betekenis moet
hebben, dat daaruit consequenties getrokken moeten worden door het
aanbieden van de betrekking aan een persoon van een bepaald geslacht”
(Tweede Kamer, 1986-1987, 19908, nr. 3, p. 47). In deze afweging moet
derhalve tevens worden betrokken de mogelijkheid om de werkzaamheden in
de betreffende arbeidsorganisatie zodanig in te richten, dat aan de
voorwaarden voor een goede uitoefening van de aangeboden betrekking
wordt voldaan zonder dat dit tot gevolg heeft dat een betrekking
slechts aan een persoon van een bepaald geslacht moet worden aangeboden
(Tweede Kamer, 1986-1987, 19908, nr. 3, p. 48).

Genoemde Nota van Toelichting stelt tevens, dat de bepaling ruimte
biedt voor het streven, binnen jeugdinternaten en vergelijkbare
instellingen, een zeker evenwicht te bewaren tussen het aantal
mannelijke en vrouwelijke groepsleiders, mits duidelijk vaststaat dat
zulks zijn grond vindt in pedagogische overwegingen (Zie noot 3).

5.5. De Commissie overweegt allereerst, dat bij de toetsing of een
concreet geval valt binnen de termen van de uitzonderingen zoals de
AMVB die uitwerkt, zorgvuldig moet worden bezien of daarbij voldaan
wordt aan alle gestelde eisen. Uitzonderingen op het gebod van gelijke
behandeling dienen in het algemeen restrictief uitgelegd te worden,
teneinde te voorkomen dat dit gebod al te zeer wordt uitgehold (Zie ook
Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid, 30
augustus 1990, oordeel 55B- 90-118, Oordelenbundel 1989/1990).

5.6. De Commissie stelt vast, dat de functie van groepsbegeleider
waarvoor is geadverteerd beroepsaktiviteiten betreft zoals bedoeld in
artikel 1 sub e van de AMVB Tevens constateert de Commissie, dat het
Boddaerthuis waar de vacature was ontstaan, een met een jeugdinternaat
vergelijkbare instelling is zoals bedoeld in de Nota van Toelichting op
de AMVB Voor zover hier relevant is bij de wederpartij immers sprake
van jeugdhulpverlening, waarbij de jeugdigen dagelijks verblijven in
een speciaal ingerichte groepsruimte, in vaste groepen met een vaste
groepsleiding.

Ten aanzien van het in genoemde Nota van Toelichting gestelde, dat de
geslachtsbepaaldheid van groepsleiders gegrond moet zijn in
pedagogische overwegingen, concludeert de Commissie dat de wederpartij
dit laatste aannemelijk heeft gemaakt. De wederpartij baseert zich op
de theorie uit de ontwikkelingspsychologie waarbij bij de opvoeding van
het kind het belang wordt benadrukt van identificatie met en imitatie
van zowel een man als een vrouw. Zij heeft het belang van de
pseudovader geduid met verwijzing naar zich in haar
hulpverleningspraktijk feitelijk manifesterende problemen met kinderen
wier behandelingsplan de aanwezigheid van een mannelijke groepsleider
als pseudovader vereist. Naar het oordeel van de Commissie heeft de
wederpartij overtuigend duidelijk gemaakt dat naast een vrouwelijke ook
een mannelijke groepsleider nodig is teneinde bij de verstoorde
ouder(s)-kindrelatie het kind de ervaring te geven van een niet-
verstoorde relatie en dat ook anderszins (bij kinderen met een
bepaalde, bijvoorbeeld neurotische, achtergrond) een goede
hulpverlening kan nopen tot de aanwezigheid van een mannelijke
groepsleider.

De Commissie overweegt hierbij dat, indien de noodzaak van het
vervullen van een bepaalde functie door een man aannemelijk is gemaakt,
dit niet hoeft te betekenen dat de hier in geding zijnde functie
geslachtsbepaald is in de zin van de wet. Daartoe moet immers ook
onderzocht worden of de werkzaamheden in genoemd Boddaerthuis zodanig
kunnen worden ingericht, dat aan de voorwaarden van een goede
uitoefening van de functie van groepsleider wordt voldaan zonder dat de
betrekking slechts aan een man moet worden aangeboden. Ten aanzien van
deze in de Nota van toelichting gestelde voorwaarde stelt de Commissie
allereerst vast, dat in deze zaak sprake is van dagbehandeling waarbij
met vaste groepen kinderen in een speciaal daartoe ingerichte ruimte
wordt gewerkt en dat voor een adequate behandeling elk team een vaste
groepsleiding heeft. De Commissie is hierbij van oordeel dat de naar
geslacht gemengde samenstelling van groepsleiders bezien moet worden
binnen het kader van deze vaste groepsleiding binnen een team. In het
team waar de vacature voor een derde groepsleider ontstond was sprake
van twee vrouwelijke groepsleiders. De Commissie concludeert naar
aanleiding hiervan, dat de door de wederpartij aannemelijk gemaakte
noodzaak van ook mannelijke groepsleiders in haar
hulpverleningsaktiviteiten daarom leidt tot geslachtsbepaaldheid van de
in deze zaak in geding zijnde functie.

5.7. De Commissie overweegt ten aanzien van de advertentietekst het
volgende.

Gelet op de geslachtsbepaaldheid van de functie mocht de wederpartij
onderscheid maken op grond van geslacht bij de aanbieding van de
betrekking door zich in de advertentie alleen te richten tot mannen.
De Commissie is met verzoekster van oordeel, dat uit de tekst van de
advertentie niet duidelijk blijkt of sprake is van een
geslachtsbepaalde functie dan wel van een voorkeur voor een man. Nu van
het eerste sprake is, moet aan de in artikel 3 lid 2 WGB gestelde eis
van uitdrukkelijke vermelding van deze grond voor het onderscheid in de
advertentie zijn voldaan. Aangezien uit de tekst “Gezien de
samenstelling van het team wordt de voorkeur gegeven aan een mannelijke
kandidaat” de grond voor het onderscheid, namelijk de
geslachtsbepaaldheid van de functie, niet kan worden afgeleid, heeft de
wederpartij hiermee in strijd gehandeld met de wetgeving gelijke
behandeling.

6. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat de Stichting
Dagbehandeling kinderen en jeugdigen in Friesland te Leeuwaren jegens
de Stichting Emancipatiebureau Friesland te Leeuwarden

1. door de betrekking alleen aan mannen aan te bieden geen onderscheid
naar geslacht heeft gemaakt zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 Wet
gelijke behandeling van mannen en vrouwen vanwege de
geslachtsbepaaldheid van de functie.

2. door bij de aanbieding van de betrekking niet uitdrukkelijk de grond
voor het gemaakte onderscheid te vermelden in strijd met de wetgeving
gelijke behandeling onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt
zoals bedoeld in artikel 3 lid 2 Wet gelijke behandeling mannen en
vrouwen.

Rechters

mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter), mw. mr. E.F.Lagerwerf-Vergunst (lid Kamer), dhr. mr. W.A. van Veen (lid Kamer), mw.A.C. van Doornen (secretaris Kamer).