Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
De wederpartij heeft in een reclamefolder geadverteerd voor een zogenaamd
`schurenfeest’. Daarbij werd vermeld dat de toegang voor dames ƒ 20 bedroeg
en voor heren ƒ 25.
De commissie meent dat de wederpartij direct onderscheid maakt bij het
aanbieden van diensten. Dit onderscheid wordt vervolgens ook gemaakt bij het
sluiten van overeenkomsten bij de toelating tot de dansavonden, met de
daaraan verbonden verschaffing van consumpties.
Het te verwachten consumptiepatroon behoort niet tot een van de in de wet
neergelegde uitzonderingen. De Commissie gaat niet in op de door de
wederpartij genoemde achtergronden van het gehanteerde verschil in
toegangsprijs tussen mannen en vrouwen.
Volledige tekst
1. HET VERZOEK
1.1. Op 21 september 1995 verzocht de stichting Anti Discriminatie Buro Regio
Noord Kennemerland te Alkmaar (hierna: verzoekster) de Commissie gelijke
behandeling (hierna: de Commissie) haar oordeel uit te spreken over de vraag
of door (…) te Zuid-Scharwoude (hierna: de wederpartij) onderscheid op
grond van geslacht is gemaakt zoals bedoeld in de wetgeving gelijke
behandeling.
1.2. De wederpartij heeft in een reclamefolder geadverteerd voor een
zogenaamd `schurenfeest’. Daarbij werd vermeld dat de toegang voor dames ƒ 20
bedroeg en voor heren ƒ 25. Verzoekster is van mening dat de wederpartij
hiermee in strijd met de wetgeving gelijke behandeling heeft gehandeld.
2. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK
2.1. Verzoekster is een stichting die zich blijkens haar statuten ten doel
stelt het voorkomen, signaleren en bestrijden van discriminerende uitingen,
gedragingen en regelgeving. De stichting stelt zich in het bijzonder ten doel
het kosteloos met raad en daad terzijde staan van slachtoffers van
discriminatie. Uit de feitelijke werkzaamheden van verzoekster blijkt dat zij
in overeenstemming met haar statuten de belangen behartigt van degenen die de
Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), de Wet Gelijke Behandeling van
mannen en vrouwen (WGB) en artikel 7A:1637ij Burgerlijk Wetboek (BW) beogen
te beschermen. Hiermee voldoet verzoekster aan de ontvankelijkheidsvereisten
zoals gesteld in artikel 12 lid 2 sub e AWGB. Verzoekster heeft geen namen
genoemd van personen ten nadele van wie zou zijn gehandeld. Een onderzoek
door de Commissie naar mogelijke bezwaren van deze personen tegen het
onderhavige verzoek, op grond van artikel 12 lid 3 AWGB, kan derhalve
achterwege blijven.
3. DE LOOP VAN DE PROCEDURE
3.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hun standpunten weer te
geven.
3.2. Partijen zijn vervolgens opgeroepen om te verschijnen op een zitting op
5 december 1995.
Bij deze zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– mw. (…) (coördinator ADB regio Noord Kennemerland)
– dhr. (…)
van de kant van de wederpartij:
– (…) (eigenaar)
– (…) (eigenaar)
– mw. mr. C. André de la Porte
van de kant van de Commissie:
– mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter)
– dhr. mr. W.A. van Veen (lid Kamer)
– dhr. P.M. van der Sluis (lid Kamer)
– mw. I.M. Hidding (secretaris Kamer).
3.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer I van de Commissie. In deze Kamer
hebben zitting de leden als genoemd onder paragraaf 3.2.
4. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
4.1. Verzoekster heeft in een huis aan huis verspreide reclamefolder een
advertentie van de wederpartij gesignaleerd. In deze advertentie is door de
wederpartij een advertentie geplaatst om reclame te maken voor een dansavond,
een zogenaamd `schurenfeest’. Daarbij werd vermeld dat de toegang voor dames
ƒ 20 bedroeg en voor heren ƒ 25.
Verzoekster heeft naar aanleiding hiervan contact gezocht met de wederpartij
en de redenen gevraagd voor het verschil in toegangsprijs tussen mannen en
vrouwen.
De standpunten van partijen
4.2. Verzoekster stelt het volgende.
Verzoekster is van mening dat door het hanteren van verschillende
toegangsprijzen voor mannen en vrouwen een door de wetgeving gelijke
behandeling verboden onderscheid wordt gemaakt. Zij wijst erop, dat dit ook
elders in horeca-gelegenheden veelvuldig voorkomt.
Toen zij contact zocht met de wederpartij, deelde de wederpartij mee dat de
kosten van consumpties bij de toegangsprijs voor de avond inbegrepen zijn.
Verder zei de wederpartij dat gezien het feit dat mannen over het algemeen
meer drinken dan vrouwen het reëel is dat de toegangsprijs voor mannen hoger
is. Om haar argumentatie kracht bij te zetten verwees de wederpartij naar de
bedrijfsformule voor de Spaanse discotheken waarin volgens haar met
betrekking tot entreegelden is vastgesteld dat alleen mannelijke bezoekers
tot betaling verplicht zijn.
4.3. De wederpartij stelt het volgende.
De wederpartij stelt dat haar beleid niet discriminerend is jegens mannen. De
entreeprijs bij schurenfeesten was zowel voor mannen als voor vrouwen altijd
ƒ 25. Omdat de wederpartij erg veel klachten kreeg van de vrouwelijke
bezoekers over de hoogte van de entreeprijs, besloot de wederpartij de
vrouwen ƒ 5 korting te geven. Het argument van de dames was dat zij niet
zoveel drinken als de mannelijke bezoekers, de dames dansen bijvoorbeeld veel
liever.
De wederpartij geeft aan niet over andere mogelijke oplossingen te hebben
gedacht.
Bovendien exploiteert de wederpartij ook een café naast de ruimte waar de
feesten gehouden worden. Wie wil, kan zonder toegang te hoeven betalen, ook
in het café gaan zitten.
De wederpartij vindt de bij de Commissie ingediende klacht dan ook
vergezocht.
5. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
5.1. In geding is de vraag of de wederpartij onderscheid heeft gemaakt op
grond van geslacht in strijd met de AWGB, door het bijwonen van een dansfeest
aan mannen voor een hogere toegangsprijs aan te bieden dan aan vrouwen.
5.2. De volgende artikelen uit de AWGB zijn van toepassing:
Artikel 1 AWGB geeft een definitie van direct en indirect onderscheid. In
artikel 1 onder b AWGB staat dat direct onderscheid, onderscheid is tussen
personen op grond van onder andere geslacht.
Artikel 7, lid 1 sub a AWGB luidt als volgt: ` Onderscheid is verboden bij
het aanbieden van goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of
beëindigen van overeenkomsten terzake, alsmede bij het geven van advies of
voorlichting over school- of beroepskeuze, indien dit geschiedt in de
uitoefening van een beroep of bedrijf.’
In artikel 2 lid 2 AWGB is een aantal uitzonderingen op dit verbod op
onderscheid op grond van geslacht opgenomen. Deze uitzonderingen zijn in de
onderhavige zaak echter niet van toepassing.
5.3. De Commissie stelt vast dat de wederpartij in het economisch verkeer
goederen en diensten aanbiedt in de vorm van de mogelijkheid tot het bijwonen
van dansfeesten, waarbij tevens consumpties worden verschaft, en zodoende
handelt in de uitoefening van zijn bedrijf.
5.4. Alvorens in te gaan op de in het geding zijnde vraag, stelt de Commissie
vast dat de klacht van verzoekster met name deze wederpartij betreft. De
Commissie zal zich ook hiertoe beperken. Een antwoord op de (ter zitting
gestelde) vraag naar toelaatbaarheid van verschillende toelatingsvoorwaarden
in horeca-gelegenheden voor mannen en vrouwen in het algemeen, gaat de
context van het onderhavige verzoek met betrekking tot het handelen van de
wederpartij te buiten.
5.5. Met betrekking tot de in het geding zijnde vraag overweegt de Commissie
als volgt. De wederpartij hanteert voor mannen en vrouwen verschillende
toegangsprijzen voor het bijwonen van dansavonden (‘schurenfeesten’). In de
folders waarin deze avonden worden bekendgemaakt, worden de verschillende
prijzen vermeld. Daarmee maakt de wederpartij direct onderscheid bij het
aanbieden van diensten. Dit onderscheid wordt vervolgens ook gemaakt bij het
sluiten van overeenkomsten bij de toelating tot de dansavonden, met de
daaraan verbonden verschaffing van consumpties.
5.6. Daarmee maakt de wederpartij bij het aanbieden van goederen en diensten
en bij het sluiten van overeenkomsten direct onderscheid naar geslacht.
Immers, bij het gemaakte onderscheid wordt rechtstreeks verwezen naar het
geslacht van de betrokkenen. Om die reden is er geen sprake van indirect
onderscheid.
Het te verwachten consumptiepatroon behoort niet tot een van de in de wet
neergelegde uitzonderingen. Deze uitzonderingen zijn limitatief. Het is dus
niet mogelijk om andere argumenten aan te voeren ter rechtvaardiging van een
gemaakt direct onderscheid, dan die die terug te voeren zijn tot de in de wet
neergelegde uitzonderingen. De Commissie gaat daarom ook niet in op de door
de wederpartij genoemde achtergronden van het gehanteerde verschil in
toegangsprijs tussen mannen en vrouwen. Dit verschil wordt immers uitsluitend
gemaakt op grond van het geslacht, ook al wordt daarbij door de wederpartij
verwezen naar verschillen in drinkgedrag. De hogere toegangsprijs wordt
uitsluitend aan mannen berekend.
Ook het vaste beleid in de horeca om verschillende toegangseisen ten aanzien
van mannen en vrouwen te hanteren, dat de wederpartij als verweer aanvoert
houdt een ongelijke behandeling naar geslacht in. De wettelijke
uitzonderingsmogelijkheden staan een dergelijke ongelijke behandeling niet
toe. Een dergelijk vast beleid levert daarom evenzeer een door de AWGB
verboden direct onderscheid naar geslacht op. Alleen al op deze grond kan een
verwijzing naar het vaste beleid bij de wederpartij door de Commissie niet
als deugdelijk verweer worden aanvaard.
6. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit, dat (…) te Zuid Scharwoude in
strijd met artikel 1 juncto artikel 7, lid 1, sub a van de Algemene wet
gelijke behandeling onderscheid naar geslacht heeft gemaakt bij het aanbieden
van goederen en diensten en het sluiten van overeenkomsten ter zake.
Rechters
Mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter), dhr. mr. W.A. van Veen (lidKamer), dhr. P.M. van der Sluis (lid Kamer), mw. I.M. Hidding (secretarisKamer).