Instantie: College van Procureurs-Generaal, 22 januari 1996

Instantie

College van Procureurs-Generaal

Samenvatting


Door een fout van het Openbaar Ministerie zijn mevrouw en meneer niet in
staat geweest zich te voegen als beledigde partij in het strafproces tegen de
verdachte van seksueel misbruik van hun dochtertje. Daarom verzoeken zij om
een vergoeding van de geleden materiële en immateriële schade.
Het College is bereid de werkelijk gemaakte kosten van juridische bijstand te
vergoeden voor de procedure voor de civiele rechter voor zover de hoogte van
die kosten redelijk is en voor zover de dader hierin niet wordt veroordeeld.
Tevens wordt ƒ 1000 aangeboden als immateriële schadevergoeding.

Volledige tekst

Geachte mevrouw Van Bon-Moors,
Uw brief van 11 september 1995, waarin u, namens uw cliënten, de heer en
mevrouw V., verzoekt om tegemoetkoming in de schade die zij hebben geleden
omdat zij niet zijn opgeroepen als beledigde partij in een strafproces, is
door de Minister van Justitie ter behandeling aan het College van
procureurs-generaal door gezonden. Als gevolg van de reorganisatie van het
departement, die onlangs is voltooid, zal het College van procureurs-generaal
voor de verdere behandeling van uw brief zorgdragen. In antwoord op uw brief
bericht ik u thans, namens de Minister van Justitie, het volgende.
Uw cliënten hebben te kennen gegeven dat zij zich wilden voegen als beledigde
partij in een strafproces tegen de verdachte van seksueel misbruik van hun
dochtertje. De verdachte is bij vonnis van 9 mei 1995 hiervoor veroordeeld
door de rechter te Arnhem. Door een administratieve onzorgvuldigheid is
verzuimd uw cliënten op te roepen voor deze terechtzitting. U verzoekt om
vergoeding van de schade die uw cliënten hebben geleden doordat zij niet ter
zitting waren opgeroepen. Als schade voert u op de kosten van juridische
bijstand in de procedure civilibus, met uitzondering van dat gedeelte waartoe
de dader zal worden veroordeeld. U verzoekt tevens om vergoeding van
immateriële schade (ƒ 3000) die uw cliënten hebben geleden door het feit dat
zij, door een omissie van het openbaar ministerie, niet in de gelegenheid
zijn geweest de terechtzitting bij te wonen. Tenslotte verzoekt u om
vergoeding van het bedrag dat uw cliënten zouden hebben geëist indien zij
zich ter zitting hadden kunnen voegen. Zij zouden het maximale bedrag van ƒ
1.500 hebben gevraagd dat, gelet op de aard van de zaak, volgens u, zeker zou
zijn toegewezen. Ik merk hierover het volgende op.
Ik stel voorop dat de dader aansprakelijk is en blijft voor de schade die uw
cliënten hebben geleden. Om de schade op de verdachte te verhalen, staat de
weg naar de civiele rechter nog open. U heeft reeds te kennen gegeven dat u
een civiele vordering zult indienen, waarbij u de werkelijke door uw cliënten
geleden schade zult eisen. Ik ben bereid om de werkelijk gemaakte kosten van
juridische bijstand te vergoeden voor de procedure voor de civiele rechter
voor zover de hoogte van die kosten redelijk is. Indien de dader voor een
gedeelte zal worden veroordeeld beperkt mijn aanbod zich tot het gedeelte
waartoe de dader niet zal worden veroordeeld. Uw verzoek om vergoeding van
het bedrag van ƒ 1500 dat volgens u zeker zou zijn toegekend indien uw
cliënten in de gelegenheid waren geweest om zich te voegen als beledigde
partij, wijs ik af. Nu u heeft aangegeven voornemens te zijn een civiele
vordering in te dienen, ga ik er van uit dat u deze ƒ 1500 bij de civiele
rechter zal vorderen. Het betreft ook schade waarover, zoals ik hiervoor heb
aangegeven, de dader en niet de Staat aansprakelijk is. Ik ben voorts bereid
uw cliënten een vergoeding toe te kennen voor de door hen geleden immateriële
schade, omdat hen de genoegdoening is ontnomen van de confrontatie ter
terechtzitting tussen de dader en de rechter. Deze vergoeding bepaal ik naar
redelijkheid op ƒ 1000.
Ik verzoek u, nadat de civiele procedure is afgerond, mij te berichten wat de
werkelijk gemaakte kosten zijn en voor welk gedeelte de dader is veroordeeld.
Zodra ik nader van u verneem, zal ik u een verklaring van finale kwijting
voor het gehele door mij te vergoeden bedrag doen toekomen. Na ontvangst van
de door uw cliënten ingevulde en ondertekende verklaring van finale kwijting,
zal door de Directie Financieel-Economische Zaken van mijn departement het
bedrag op een door u aangegeven rekening worden gestort.
Ik vertrouw er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Rechters

College van Procureurs-Generaal