Instantie
Gerechtshof ‘s-Gravenhage
Samenvatting
Het Gerechtshof heeft in hoger beroep op een vonnis van de Politierechter Den
Haag van 23 december 1994 op 11 september 1995 R vrijgesproken wegens gebrek
aan bewijs. R verzoekt daarop vergoeding van de door hem gemaakte
proceskosten door het Rijk ex artikel 591/591a Wetboek van Strafvordering. De
vice-president van het Hof overweegt dat R weliswaar is vrijgesproken van het
hem ten laste gelegde, doch dat niet wegneemt dat hij gedurende langere tijd
ontuchtige handelingen heeft gepleegd met S, terwijl een en ander plaats had
in het ziekenhuis waar beiden werkzaam waren. Verzoeker die daarvoor door de
directie van het ziekenhuis is berispt, had zich van zijn positie in het
ziekenhuis bewust moeten zijn en van de verantwoordelijkheden voor zijn
optreden in het bijzonder. Een langdurige amoureuze relatie met de voor hem
werkzame S kon binnen de werkgemeenschap van een ziekenhuis niet verborgen
blijven voor de omgeving. R heeft bewust het risico gelopen dat naar
aanleiding van verklaringen en bevindingen van het personeel er een
strafrechtelijk onderzoek naar zijn gedragingen zou worden ingesteld, waarmee
dan kosten van rechtsbijstand gemoeid zouden zijn. Alle omstandigheden in
aanmerking genomen zijn er geen gronden van billijkheid voor enige vergoeding
aanwezig.
Volledige tekst
Procesgang
Verzoeker is bij arrest van dit gerechtshof d.d. 11 september 1995
vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Verzoeker heeft vervolgens
vergoeding verzocht van de aan hem verleende rechtsbijstand begroot op ƒ
25.561,58.
Dit verzoekschrift is door het hof behandeld op 14 februari 1996. Alstoen
zijn gehoord de procureur-generaal mr Van der Schans, verzoeker en diens
raadsman mr K.G.W. van Oven, advocaat te ‘s-Gravenhage.
Ontvankelijkheid
Het verzoekschrift is tijdig ingediend.
Beoordeling van het verzoek
Overwegende dat verzoeker weliswaar is vrijgesproken van het hem
telastegelegde, doch dat dit niet wegneemt dat verzoeker – zoals reeds in het
vrijsprekend arrest van dit hof is overwogen – gedurende lange tijd
ontuchtige handelingen heeft gepleegde handelingen met X, terwijl een en
ander plaatshad in het ziekenhuis alwaar beiden werkzaam waren. Verzoeker,
die daarvoor van de zijde van de directie van het ziekenhuis is berispt, had
zich van zijn positie binnen het ziekenhuis en tegenover het personeel bewust
moeten zijn en van de verantwoordelijkheden voor zijn optreden in het
bijzonder. Deen langdurige amoureuze relatie met de voor hem werkzame X, kon
zo niet binnen de werkgemeenschap van het ziekenhuis opgemerkt blijven. Dat
anderen daar anders tegenaan zouden kunnen kijken, dan verzoeker meende te
moeten doen, had verzoeker zich gezien zijn positie binnen het ziekenhuis
moeten realiseren, alsook dat – mede tengevolge daarvan – zijn gedragingen
tegenover X strafrechtelijke implicaties zouden kunnen hebben. Aldus heeft
verzoeker bewust het risico genomen dat naar aanleiding van verklaringen en
bevindingen van personeel uit de directe omgeving binnen het ziekenhuis
alsook X zelf er een strafrechtelijk onderzoek naar zijn gedragingen zou
kunnen worden ingesteld, waarmee dan -naar hij kon verwachten- voor hem (niet
onaanzienlijke) kosten van rechtsbijstand gemoeid zouden zijn.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, zijn er geen gronden van
billijkheid voor enige vergoeding aanwezig.
Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
Beslissing
Wijst het verzoek af.
Rechters
Mr. Borgart