Instantie: Commissie gelijke behandeling, 1 april 1996

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster heeft een ziekengeldverzekering afgesloten bij de wederpartij.
Krachtens deze verzekering wordt geen uitkering verstrekt voor
arbeidsongeschiktheid ten gevolge van zwangerschap of kraamvrouwenstaat.
De commisie stelt dat er sprake is van direct onderscheid. De onderhavige
onvereenkomst valt onder de reikwijdte van artikel 7 lid 1 sub a AWGB.
De Commissie concludeert dat de wederpartij jegens verzoekster in strijd met
de wetgeving gelijke behandeling direct onderscheid op grond van geslacht
heeft gemaakt als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a AWGB.
Met betrekking tot het beroep van de wederpartij op het beding in artikel 2g
sub 4 van de polisvoorwaarden, op grond waarvan uitkering voor enige
arbeidsongeschiktheid van de verzekerde persoon tijdens zwangerschap of
kraamvrouwenstaat wordt uitgesloten, overweegt de Commissie dat het beding in
artikel 2g sub 4 van de polisvoorwaarden nietig is zoals bedoeld in artikel 9
AWGB.

Volledige tekst


1. HET VERZOEK

1.1. Op 6 oktober 1995 verzocht mevrouw (…) te Oegstgeest (hierna:
verzoekster) de Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie) haar
oordeel uit te spreken over de vraag of door de (…) te Amsterdam (hierna:
de wederpartij) onderscheid is gemaakt op grond van geslacht in strijd met de
wetgeving gelijke behandeling.

1.2. Verzoekster heeft een ziekengeldverzekering afgesloten bij de
wederpartij. Krachtens deze verzekering wordt geen uitkering verstrekt voor
arbeidsongeschiktheid ten gevolge van zwangerschap of kraamvrouwenstaat.
Verzoekster is van mening dat de wederpartij hiermee in strijd met de
wetgeving gelijke behandeling heeft gehandeld.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie gelijke behandeling heeft het verzoek in behandeling
genomen en een onderzoek ingesteld. Partijen hebben ieder hun standpunten
toegelicht.

2.2. Partijen zijn uitgenodigd voor een zitting op 6 februari 1996.
Zij hebben van deze uitnodiging geen gebruik gemaakt.
Ter zitting waren van de zijde van de Commissie aanwezig:
– mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter)
– dhr. mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer)
– dhr. drs. B. van Schijndel (lid Kamer)
– mw. mr. A.N. Veekamp (secretaris Kamer).

2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer III van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. Verzoekster is werkzaam als zelfstandig fysiotherapeute.
Zij heeft een ziekengeldverzekering afgesloten bij de wederpartij, ingaande 9
juni 1993. De wederpartij is een particuliere verzekeringsmaatschappij. In de
polisvoorwaarden staat onder artikel 1 vermeld dat een uitkering zal worden
verstrekt op grond van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een acute of
chronische ziekte. Onder arbeidsongeschiktheid wordt ingevolge genoemd
artikel 1 van de polisvoorwaarden verstaan de algehele ongeschiktheid tot
uitoefening van het beroep of de werkzaamheden van de verzekerde.
In artikel 2g sub 4 van de polisvoorwaarden wordt de verplichting tot
uitkering onder andere uitgesloten in geval van arbeidsongeschiktheid tijdens
`zwangerschap of kraamvrouwenstaat; respectievelijk voor enige ziekte, welke
is ontstaan, bevorderd of verergerd door voornoemde omstandigheden.’
Verzoekster heeft de wederpartij om een ziekengelduitkering verzocht voor de
periode van 16 mei 1995 (zes weken voor de uitgerekende bevallingsdatum) tot
en met 8 september 1995
(tien weken na de dag van de bevalling). Dit verzoek is door de wederpartij
niet gehonoreerd.

De standpunten van partijen

3.2. Verzoekster stelt het volgende.
Door aan verzoekster geen ziekengeld uit te keren voor de periode van
zwangerschapsverlof en bevallingsverlof handelt de wederpartij in strijd met
de wetgeving gelijke behandeling.

3.3. De wederpartij stelt het volgende.
De wederpartij maakt door de bovengenoemde polisvoorwaarden geen onderscheid
in strijd met de wetgeving gelijke behandeling. Het criterium dat gehanteerd
wordt bij de uitkering van het ziekengeld is arbeidsongeschiktheid ten
gevolge van acute of chronische ziekte. Zwangerschap en kraamvrouwenstaat
vallen niet onder de noemer van acute of chronische ziekte. Het criterium
voor uitkering is dan ook geslachtsonafhankelijk.
Voorts voert de wederpartij aan dat de wederpartij niet verplicht is tot
uitkering voor enige arbeidsongeschiktheid van de verzekerde persoon tijdens
zwangerschap of kraamvrouwenstaat, aangezien dit in de polisvoorwaarden in
artikel 2g sub 4 uitdrukkelijk wordt uitgesloten.

4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij jegens verzoekster onderscheid
maakt op grond van geslacht in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling
(AWGB) door in de polisvoorwaarden van de ziekengeldverzekering het risico
van zwangerschap en kraamvrouwenstaat uit te sluiten.

4.2. In dit verband zijn de volgende wetsartikelen van belang.

Artikel 1 AWGB bepaalt dat onder onderscheid in de zin van de wet zowel
direct als indirect onderscheid wordt verstaan.
Onder direct onderscheid wordt op grond van dit artikel onder andere verstaan
onderscheid tussen personen op grond van geslacht.
Direct onderscheid op grond van geslacht ziet mede op onderscheid op grond
van zwangerschap, bevalling en moederschap (Tweede Kamer 1990-1991, 22014,
nr. 3, pagina 13).
Onder indirect onderscheid moet op basis van artikel 1 AWGB worden verstaan,
onderscheid op grond van andere hoedanigheden of gedragingen dan geslacht dat
direct onderscheid op grond van geslacht tot gevolg heeft.
In artikel 7 lid 1 sub a AWGB is bepaald dat het maken van onderscheid onder
andere verboden is bij het aanbieden van goederen of diensten en bij het
sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten ter zake, indien dit
geschiedt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
Artikel 9 AWGB bepaalt dat bedingen in strijd met deze wet nietig zijn.

4.3. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of in deze zaak sprake is
van direct onderscheid op grond van geslacht als bedoeld in artikel 1 van de
AWGB.
De wederpartij stelt dat geen onderscheid wordt gemaakt nu de verzekering
geen betrekking heeft op arbeidsongeschiktheid ten gevolge van zwangerschap,
omdat dat geen acute of chronische ziekte is.
Het is echter niet aan de Commissie gelijke behandeling om te oordelen of
zwangerschap onder het begrip (acute of chronische) ziekte valt (Vergelijk:
Commissie gelijke behandeling, 10 maart 1995, oordeelnummer 95-4). Het is de
taak van de Commissie na te gaan of sprake is van onderscheid op grond van
geslacht. In dit verband constateert de Commissie dat de polisvoorwaarden
bepalen dat geen uitkering wordt verleend bij arbeidsongeschiktheid door
zwangerschap en kraamvrouwenstaat. Aangezien onder direct onderscheid op
grond van geslacht mede onderscheid op grond van zwangerschap of bevalling
moet worden verstaan, stelt de Commissie vast dat er sprake is van direct
onderscheid.

4.4. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de onderhavige
verzekeringsovereenkomst onder de reikwijdte van artikel 7 lid 1 sub a AWGB
valt.
De Commissie stelt vast dat de wederpartij verzekeringen in het economisch
verkeer aanbiedt en zodoende handelt in de uitoefening van haar bedrijf.
Tevens biedt de wederpartij bij de uitoefening van het verzekeringsbedrijf
diensten aan.
In het onderhavige geval is gehandeld in het kader van de uitvoering van een
verzekeringsovereenkomst met verzoekster.
De Commissie wijst in dit verband tevens op de Memorie van Toelichting bij de
Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid (WGB) en de
Memorie van Toelichting bij de voorgenomen wijziging van de WGB ter
uitvoering van de vierde EG-richtlijn, waarin expliciet is verwezen naar de
AWGB betreffende overeenkomsten als de hier in het geding zijnde (Tweede
Kamer 1987-1988, 19908, nummer 6; Eerste Kamer 1989-1990, 20890, nummer 121).
Dit leidt tot de conclusie dat het uitvoeren van de onderhavige overeenkomst
onder de reikwijdte van artikel 7 lid 1 sub a AWGB valt.

4.5. De Commissie concludeert op basis van het voorafgaande dat de
wederpartij jegens verzoekster in strijd met de wetgeving gelijke behandeling
direct onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt als bedoeld in artikel
7 lid 1 sub a AWGB.

4.6. Met betrekking tot het beroep van de wederpartij op het beding in
artikel 2g sub 4 van de polisvoorwaarden, op grond waarvan uitkering voor
enige arbeidsongeschiktheid van de verzekerde persoon tijdens zwangerschap of
kraamvrouwenstaat wordt uitgesloten, overweegt de Commissie het volgende.
Bedingen die onderdelen zijn van een overeenkomst zijn volgens artikel 9 AWGB
nietig, indien zij strijdig zijn met de AWGB. In geval van nietigheid van een
beding blijft de overeenkomst in stand, voorzover het overige deel van de
overeenkomst -gelet op de inhoud en strekking van de overeenkomst- niet in
onverbrekelijk verband staat met het nietige beding (Tweede Kamer 1990-1991,
22014, nr.3, pagina 32).
Gelet op het gestelde onder 4.5. is derhalve het beding in artikel 2g sub 4
van de polisvoorwaarden nietig zoals bedoeld in artikel 9 AWGB.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat de (…) te Amsterdam direct
onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt jegens mevrouw (…) te
Oegstgeest als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a van de Algemene wet gelijke
behandeling door geen uitkering te verstrekken bij zwangerschap en
kraamvrouwenstaat.

Rechters

Mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter); dhr. mr. P.R. Rodrigues(lid Kamer); dhr. drs. B. van Schijndel (lid Kamer); mw. mr. A.N. Veekamp(secretaris Kamer).