Instantie: Rechtbank Alkmaar, 11 april 1996

Instantie

Rechtbank Alkmaar

Samenvatting


Een plastisch chirurg heeft ernstige fouten gemaakt bij
borstverkleiningsoperaties, zo blijkt uit het deskundigenbericht.
De rechtbank oordeelt op grond daarvan dat gedaagde niet heeft gehandeld met
de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend
specialist mag worden verwacht. Aldus heeft gedaagde onrechtmatig jegens
eiseressen gehandeld en is gehouden de geleden schade te vergoeden.
Schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.

Volledige tekst

Het verloop van de procedure
Ter uitvoering van voormeld vonnis van 2 maart 1995 heeft een
deskundigenonderzoek plaatsgevonden. Het rapport van de deskundige prof.dr.
B.D. de Jong, gedateerd 18 juli 1995, is op 21 juli 1995 ter griffie van deze
rechtbank ontvangen.
Naar aanleiding van het deskundigenbericht heeft B een conclusie na
deskundigenbericht genomen en S een akte.
Tenslotte hebben partijen hun procesdossiers opnieuw aan de rechtbank
overgelegd en vonnis gevraagd. De inhoud van alle stukken geldt als hier
ingelast.

De behandeling van de zaak
1. In zijn rapport van 18 juli 1995 komt de deskundige, naar aanleiding van
de door de rechtbank geformuleerde vragen, onder meer tot de volgende
conclusies:
-`Ten aanzien van de ingreep in mei 1983 kan worden geconcludeerd dat de
behandelend specialist niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam
specialist mag worden verwacht.’
– `Dr S heeft de rechtertepel onjuist, in casu te ver mediaalwaarts
geplaatst.’
– `De gebruikte techniek van vrije tepeltransplantatie is een veilige
methode, indien voor de vitaliteit van de tepel wordt gevreesd, doordat bij
een gesteelde operatie de te overbruggen afstand te groot wordt geacht. Bij
jonge vrouwen is deze methode in het algemeen minder gewenst, omdat de tepel
haar karakteristieke sensibele, motorische en vegetatieve eigenschappen
verliest en een simpel onderdeel van de omgevende huid wordt’.
– `In relatieve zin kan een tepel schijnbaar naar mediaan worden geduwd, maar
een vrij transplantaat blijft in absolute zin dezelfde afstand tot de
middellijn behouden.’
– `De eindconclusie dient mijns inziens dan ook te luiden dat de plastische
chirurg S:
a. een bij een 25-jarige vrouw in het algemeen ongebruikelijke methode heeft
gevolgd;
b. een vermijdbare onzorgvuldige planning heeft gedaan voor de
tepeltransplantatie;
c. de betrokken patiënte heeft begeleid zoals een goede arts betaamt, maar
pas op een laat moment heeft overwogen een corrigerende ingreep te doen.’
2. S heeft naar aanleiding van het deskudigenbericht geen nieuwe argumenten
aangevoerd ter onderbouwing van het door hem gevoerde verweer, maar verwezen
naar hetgeen eerder in de procedure door hem is aangevoerd. Evenmin heeft hij
de bevindingen en conclusies van de deskundige betwist.
3. De deskundige heeft voor het uitbrengen van zijn rapport – onder meer –
kennis genomen van de gedingstukken en daarmee van het door S gevoerde
verweer. Zijn conclusies luiden (desondanks) als hiervoor sub 1. vermeld. S
had dan ook in zijn akte naar aanleiding van het door de deskundige
uitgebrachte rapport naar het oordeel van de rechtbank niet kunnen volstaan
met een eenvoudige verwijzing naar dat verweer.
De rechtbank passeert daarom, onder overneming van bovenstaande conclusies
van de deskundige, het door S gevoerde verweer en is van oordeel dat S bij de
door hem bij B op 9 mei 1983 uitgevoerde operatie niet heeft gehandeld met de
zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend specialist
mag worden verwacht. Aldus heeft S onrechtmatig jegens B gehandeld en is hij
gehouden de dientengevolge door B geleden schade te vergoeden.
4. S heeft de vordering van B wat betreft de wettelijke rente niet
weersproken.
De vordering van B zal gelet op het voorgaande worden toegewezen als volgt,
met veroordeling van S, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten
van deze procedure.

De beslissing

De rechtbank:
Veroordeelt S tot betaling van schadevergoeding aan B op te maken bij staat
en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente daarover
gerekend vanaf 2 april 1992 tot aan de voldoening.
Verwijst S in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde
van B begroot op ƒ 4104,48, en veroordeelt S mitsdien om te voldoen:
a. aan de griffier van deze rechtbank:
1. ƒ 217,50 voor in debet gesteld griffierecht;
2. ƒ 84,48 voor kosten dagvaarding;
3. ƒ 2130 voor salaris van de procureur;
4. ƒ 1600 voor salaris van de deskundige;
derhalve in totaal ƒ 4031,98, met welk bedrag zal dienen te worden gehandeld
overeenkomstig het bepaalde bij artikel 57b van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering;
b. aan B:
ƒ 72,50 voor niet in debet gesteld griffierecht.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Rechters

Mrs. Ng-A-Tham, Vriezen, Haverkate