Instantie
Rechtbank Alkmaar
Samenvatting
Eiseres is als pedicure werkzaam voor twaalf uur per week en zij verdient
daarmee plusminus ƒ 800 per maand. Daarnaast solliciteert zij naar andere
functies. De aan de vrouw toegekende uitkering is stopgezet omdat haar
bedrijf niet levensvatbaar zou zijn en zij vervolgens haar bedrijf niet
stopzet en dus onvoldoende beschikbaar is voor de arbeidsmarkt. De rechtbank
oordeelt dat wanneer blijkt van een reële beschikbaarstelling van tenminste
twintig uur per week, verricht naast het werk als zelfstandige, de vrouw kan
worden aangemerkt als werkloze werkneemster in de zin van de RWW.
Volledige tekst
1. Aanduiding bestreden besluit
Besluit van verweerder d.d. 15 februari 1996, verzonden d.d. 20 februari
1996.
2. Zitting
Datum: 29 maart 1996.
Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. drs. J.P.M. Bol,
advocate te Alkmaar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R.
van Gelder, ambtenaar in dienst van de gemeente Alkmaar.
3. Feiten welke de rechtbank als vaststaand aanneemt
Eiseres is als zelfstandig pedicure werkzaam in een omvang van circa 12 uren
per week. De eerder aan eiseres toegekende uitkering op grond van het
Bijstandsbesluit zelfstandigen is ingaande 1 oktober 1995 beëindigd, omdat –
kort gezegd – haar bedrijf niet levensvatbaar zou zijn.
Vanaf september/oktober 1995 heeft eiseres zich bij diverse uitzendbureaus
ingeschreven. Tevens staat zij als werkzoekende ingeschreven bij het
arbeidsbureau. Eiseres heeft voorts gesteld dat zij ook in de periode
november 1995 tot de dag van de zitting herhaalde malen concrete
sollicitatie-activiteiten heeft ontplooid; zij heeft, zonder succes, bij
verschillende werkgevers telefonisch en ook anderszins mondeling
gesolliciteerd. Ter terechtzitting heeft zij op daartoe strekkende vragen
verscheidenen voorbeelden van op het verkrijgen van arbeid in loondienst
gericht sollicitatie-activiteiten, voorzien van controleerbare gegevens,
gegeven. Die sollicitaties richtten zich op functies buiten de branche waarin
eiseres als zelfstandige werkzaam is. Eiseres heeft gesteld dat zij die
voorbeelden ook in het, hierna verder te duiden, gesprek op 9 januari 1996
naar voren heeft gebracht. Ter zitting heeft mr Bol, die eveneens bij het
gesprek aanwezig was, bevestigd dat de sollicitatie-activiteiten van eiseres
op 9 januari 1996 aan de orde zijn gekomen. Verweerder zou daaraan evenwel
geen enkele aandacht hebben geschonken. Eiseres wordt in haar
sollicitatie-activiteiten belemmerd door een ernstige vorm van dyslexie.
Verweerders gemachtigde heeft ter terechtzitting toegelicht dat weloverwogen
ervan is afgezien eiseres op te nemen in de zogenaamde `Trajectbegeleiding’.
Daarvan is afgezien, omdat eiseres als zelfstandige werkzaam is en weigert
haar bedrijf te ontmantelen. Door verweerder wordt erkend dat eiseres in haar
sollicitatie-activiteiten (gericht op het vinden van werk in
dienstbetrekking) wordt belemmerd door haar leesblindheid, leeftijd, alsmede
de beperkte werkervaring en opleiding.
Eiseres heeft voor zover van belang, op 10 november 1995 verweerder verzocht
haar bijstand ingevolge de Rijksgroepsregeling werkloze werknemers (RWW),
zoals die regeling tot 1 januari 1996 luidde, toe te kennen. Bij beschikking
van 12 december 1995 is vanwege verweerder dat verzoek afgewezen. Daarbij is
overwogen dat eiseres niet als werkloze werkneemster in de zin van de RWW kan
worden beschouwd, aangezien zij als zelfstandige werkt. Bij op 28 december
1995 bij verweerder ingekomen brief is namens eiseres hiertegen bezwaar
ingesteld.
Op 9 januari 1996 heeft een gesprek plaats gevonden waarbij
vertegenwoordigers van verweerders, eiseres en mr. Bol, voornoemd, aanwezig
waren. Hiervan is een verslag gemaakt dat zich onder de gedingstukken
bevindt. In dat gesprek zijn van de zijde van verweerder een aantal
voorwaarden gesteld waaraan eiseres zou dienen te voldoen om voor een
RWW-uitkering in aanmerking te kunnen komen. Daartoe behoorde onder andere de
voorwaarde dat eiseres zich uit het handelsregister zou dienen uit te laten
schrijven. Voorts heeft verweerder te kennen gegeven dat van eiseres
gedurende de uren waarin zij als zelfstandige werkzaam is, verlangd wordt dat
zij ten minste het wettelijk minimumloon verdient. Deze laatste eis wordt
aldus verweerder, gesteld om concurrentievervalsing te voorkomen. Eiseres
heeft schriftelijk doen weten de juist bedoelde voorwaarden en eisen niet
(volledig) te kunnen c.q. te willen voldoen.
Op 2 februari 1996 is het bezwaarschrift behandeld tijdens een hoorzitting.
Hiervan is een schriftelijk verslag opgesteld, waarvan zich een kopie onder
de gedingstukken bevindt.
Bij het thans bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. Daartoe
is, samengevat, overwogen dat eiseres zich richt op het verrichten van
werkzaamheden als zelfstandige. Slechts wanneer, aldus verweerder, sprake zou
zijn van activiteiten die worden verricht op een niet bedrijfsmatige wijze
voor eigen rekening binnen een zeer beperkt aantal uren per week zou eiseres
in aanmerking kunnen komen voor een RWW-uitkering. Ter terechtzitting heeft
verweerders gemachtigde nog toegelicht dat het verrichten van werkzaamheden
als zelfstandige, ongeacht de omvang, gedurende een vast aantal uren per week
eraan in de weg staat om de betrokkene als werkloos werknemer in de zin van
de RWW aan te merken. Dat zelfde zou gelden voor de (enkele) inschrijving in
het handelsregister. Ook de omstandigheid dat eiseres haar activiteiten als
zelfstandige niet volledig inricht conform de daaraan door de gemeente ten
aanzien van `marginale zelfstandigen’ opgestelde richtlijnen, dient in
verweerders visie ertoe te leiden dat eiseres niet als werkloze werkneemster
kan worden beschouwd.
4. Bewijsmiddelen
De gedingstukken en het verhandelde ter terechtzitting.
5. Motivering
Artikel 1 van de RWW verstaat onder werkloze werknemer de persoon van 18 tot
65 jaar, die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in
dienstbetrekking en aan wie voorwaarden worden gesteld welke strekken tot
inschakeling in de arbeid in een dienstbetrekking van ten minste de helft van
de geldende volledige arbeidstijd per week. Blijkens de toelichting op de RWW
dient voor een duidelijke afbakening van het begrip werkloze werknemer als
criterium te gelden dat men in overwegende mate voor arbeid in
dienstbetrekking beschikbaar is. In het algemeen betekent dit, aldus de
toelichting, ten minste 20 uren per week. De beoordeling of sprake is van een
werkloze werknemer in de zin van artikel 1 van de RWW dient plaats te vinden
aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van het betreffende
geval. Daarbij dient onder meer te worden betrokken het tijdsbeslag van de
door de betrokkene verrichte werkzaamheden als zelfstandige, de al dan niet
gebondenheid van de betrokkene aan die werkzaamheden voor de toekomst, de
intentie van de betrokkene en zijn houding tegenover de inschakeling in
loondienst. Gelet op het bepaalde in de artikelen 1 en 3 van de RWW en de aan
deze regeling ten grondslag liggende uitgangspunten kan het verrichten van
beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten voor eigen rekening en risico van de
werkloze werknemer alleen worden aanvaard, indien en zolang deze
werkzaamheden van bescheiden omvang zijn (CRvB 3 januari 1996, JABW 1996/50).
Voor de hoedanigheid van werkloze werknemer is niet vereist dat de
activiteiten als zelfstandige volledig zijn beëindigd, noch dat de betrokkene
voor de volledige werktijd beschikbaar is.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres gedurende circa 12 uren per
week als zelfstandig pedicure werkzaam is. Naar verweerders opvatting staat
dat (enkele) gegeven eraan in de weg dat zij als werkloze werkneemster in de
zin van artikel 1 van de RWW wordt aangemerkt. Die stellingname is onjuist.
Ook de enkele inschrijving van het bedrijf van eiseres in het handelsregister
geeft niet de doorslag bij de beantwoording van de vraag of zij als werkloze
werkneemster kan worden aangemerkt. (CRvB 9 mei 1995, JABW 1995/315).
Eiseres is er, ondanks het feit dat sedert de aanvang van haar werkzaamheden
als pedicure geruime tijd is verstreken, niet in geslaagd meer dan ongeveer
12 uren per week als zelfstandige emplooi te vinden. Naar verweerders eigen
opvatting is geen sprake van een levensvatbaar bedrijf, omdat de ontwikkeling
van de omzet (ver) achterbleef bij de taakstellende omzet. Het door eiseres
bestreken verzorgingsgebied (Koedijk) heeft, blijkens het IMK-rapport dd. 9
oktober 1995, slechts beperkte mogelijkheden voor (verdere) vergroting van de
omzet. Het bedrijf van eiseres beschikt over beperkte activa (totaal ƒ 8200).
De door haar gehuurde bedrijfsruimte wordt voor een deel van de week
onderverhuurd, zodat eiseres slechts een deel van de week over haar
bedrijfsruimte kan beschikken. Voor reclame en overige PR-activiteiten is
slechts een bescheiden budget beschikbaar. Advertenties plaatst eiseres
slechts als onderdeel van door andere (in het door haar gebruikte
bedrijfspand gevestigde) ondernemers geplaatste advertenties. De door eiseres
verworven inkomsten bedragen minder dan het (naar evenredigheid vastgestelde)
wettelijk minimumloon. Onder deze omstandigheden zijn de door eiseres als
zelfstandige ontplooide activiteiten van een bescheiden omvang als hiervoor
is bedoeld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn bij de beoordeling de door
eiseres verrichte, concrete en verifieerbare activiteiten, gericht op het
vinden van arbeid in dienstbetrekking naast de als zelfstandige ontplooide
activiteiten, van een bijzonder gewicht. Wanneer daaruit voldoende blijkt van
een reële beschikbaarstelling voor in dienstbetrekking verrichte
werkzaamheden van ten minste 20 uur per week, verricht naast de werkzaamheden
als zelfstandige, dan zal in beginsel kunnen worden aangenomen dat eiseres
als werkloze werkneemster in de zin van de RWW dient te worden aangemerkt.
Verweerder heeft dat bij zijn besluitvorming miskend en heeft aan zijn
beoordeling een ontoereikend criterium ten grondslag gelegd. Als gevolg
hiervan is een zorgvuldig onderzoek naar de door eiseres gestelde
sollicitatie-activiteiten achterwege gebleven en heeft verweerder ervan
afgezien eiseres in de `Trajectbegeleiding’ op te nemen. Het laatste kan
eiseres in het onderhavige geding, anders dan verweerder kennelijk meent,
uiteraard niet worden tegengeworpen. Aldus moet de rechtbank concluderen dat
het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en een voldoende
draagkrachtige motivering mist. Dit vormt reden het bestreden besluit te
vernietigen; verweerder zal worden opgedragen – met inachtneming van hetgeen
in deze uitspraak is overwogen – een nieuw besluit te nemen.
Voorts ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten
van het onderhavige geding, aan de zijde van eiseres wegens de haar verleende
rechtsbijstand begroot op ƒ 1420.
6. Beslissing
De rechtbank,
– verklaart het beroep gegrond;
– vernietigt het bestreden besluit;
– bepaalt dat verweerder binnen acht weken na heden een nieuw besluit neemt
op het door eiseres ingediende bezwaarschrift met inachtneming van hetgeen in
deze uitspraak is overwogen;
– bepaalt dat de gemeente Alkmaar aan eiseres het griffierecht ad ƒ 50 000
vergoedt;
– veroordeelt verweerder in de aan de zijde van eiseres redelijkerwijs
gemaakte proceskosten ten bedrage van ƒ 1 420 000;
– wijst de gemeente Alkmaar aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet
vergoeden;
– bepaalt dat de betaling van dat bedrag dient te worden gedaan aan eiseres.
Rechters
Mrs Stam, Unnik, Zijp