Instantie: Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 30 april 1996

Instantie

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

Samenvatting


Ontslag van een transseksueel wegens redenen verband houdend met zijn
geslachtsverandering.
Het toepassingsgebied van de richtlijn wordt niet beperkt tot discriminaties
verband houdend met het behoren tot het ene dan wel het andere geslacht maar
dient ook toepassing te vinden bij discriminaties die, zoals in casu,
berusten op geslachtsverandering van betrokkene. Wanneer iemand wordt
ontslagen op grond van het feit dat hij/zij geslachtsverandering wenst te
ondergaan of heeft ondergaan, wordt hij/zij slechter behandeld dan degenen
die behoren tot het geslacht waartoe hij/zij voor die operatie werd geacht te
behoren. Door een dergelijke discriminatie te gedogen, zou afbreuk worden
gedaan aan het respect voor de waardigheid en de vrijheid, waarop de
betrokkene recht heeft en dat het Hof dient te beschermen.
Het aangezegde ontslag is onverenigbaar met artikel 5 lid 1 EG-richtlijn
76/207.

Volledige tekst

Arrest
1. Bij beschikking van 11 januari 1994, ingekomen bij het Hof op 13 januari
daaraanvolgend, heeft het Industrial Tribunal Truro, krachtens artikel 177
EG-Verdrag twee prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van richtlijn
76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging
van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien
van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de
promotiekansen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden (PB 1976, L 39, blz. 40;
hierna `richtlijn’).
2. Die vragen zijn gerezen in een geding tussen P enerzijds en S en de
Cornwall County Council anderzijds.
3. P, verzoekende partij in het hoofdgeding, werkte als manager bij een
onderwijsinstelling, die ten tijde van de feiten werd beheerd door de
Cornwall County Council, het territoriaal bevoegde bestuursorgaan. Een jaar
na haar aanstelling, begin april 1922, werd S, studieleider en directeur
algemeen beheer en financiën van de onderwijsinstelling, door P in kennis
gesteld van haar voornemen een geslachtsverandering te ondergaan. Het proces
dat daartoe moest leiden, bestond uit een `life test’, dat wil zeggen een
periode gedurende welke P zich kleedde en leefde als vrouw, gevolgd door een
aantal chirurgische ingrepen om P fysiek de kenmerken van een vrouw te geven.
4. Begin september 1992, na een chirurgische behandeling in de vorm van
enkele kleinere ingrepen te hebben ondergaan, ontving P een aanzegging van
ontslag per 31 december 1992. De definitieve chirurgische ingreep vond plaats
voordat het ontslag inging, maar na de aanzegging ervan.
5. P heeft bij het Industrial Tribunal beroep ingesteld tegen S en de
Cornwall County Council, op grond dat zij het slachtoffer is van
discriminatie op grond van geslacht. S en de Cornwall County Council houden
staande, dat zij is ontslagen wegens een teveel aan personeel.
6. Volgens de verwijzingsbeschikking was P’s voornemen om van geslacht te
veranderen, de werkelijke ontslaggrond, ofschoon er inderdaad een teveel
personeel bij de instelling was.
7. Het Industrial Tribunal stelt vervolgens vast, dat in een dergelijke
situatie niet wordt voorzien door de Sex Discrimination Act 1975, daar het
Engelse recht uitsluitend situaties betreft waarin een persoon verschillend
wordt behandeld op grond van het feit dat hij of zij tot het mannelijk dan
wel het vrouwelijke geslacht behoort. Naar Engels recht wordt P nog steeds
geacht man te zijn. Zou P vóór de tot geslachtsverandering leidende operatie
vrouw zijn geweest, dan had de werkgever haar eveneens wegens die operatie
ontslagen. De verwijzende rechter vraagt zich evenwel af, of de richtlijn
niet op deze situatie van toepassing is.
8. Volgens artikel 1, lid 1, van de richtlijn beoogt deze de
tenuitvoerlegging in de Lid-Staten van het beginsel van gelijke behandeling
van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, met
inbegrip van de promotiekansen, en tot de beroepsopleiding, alsmede ten
aanzien van de arbeidsvoorwaarden. Volgens artikel 2, lid 1, van de richtlijn
houdt dit beginsel van gelijke behandeling in, dat `iedere vorm van
discriminatie is uitgesloten op grond van geslacht, hetzij direct, hetzij
indirect’.
9. Volgens de derde overweging van de richtlijn vormt de gelijke behandeling
van mannelijke en vrouwelijke werknemers een van de doelstellingen van de
Gemeenschap, voor zover hierdoor met name de onderlinge aanpassing op de weg
van de vooruitgang van de levensstandaard en de arbeidsvoorwaarden van de
werknemer wordt bevorderd.
10. Van oordeel, dat er twijfel bestaat over de vraag of de richtlijn een
ruimere strekking heeft dan de Engelse wettelijke regeling, heeft het
Industrial Tribunal de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de
volgende prejudiciële vragen gesteld:
`1. Is, gelet op het doel van richtlijn 76/207, die volgens artikel 1 ervan
de tenuitvoerlegging beoogt van het beginsel van gelijke behandeling van
mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces enz….,
het ontslag van een transseksueel wegens redenen verband houdend met zijn
geslachtsverandering, in strijd met deze richtlijn?
2. Verbiedt artikel 3 van de richtlijn, dat betrekking heeft op discriminatie
op grond van geslacht, op een werknemer een behandeling toe te passen die
gebaseerd is op diens hoedanigheid van transseksueel?’
11. In limine zij erop gewezen, dat artikel 3 van de richtlijn, waarnaar de
nationale rechter verwijst, de toepassing betreft van het beginsel van
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot arbeid.
12. Een ontslag zoals dat waarom het in het hoofdgeding gaat, moet echter
worden getoetst aan artikel 5, lid 1, van de richtlijn, dat luidt:
`De toepassing van het beginsel van gelijke behandeling met betrekking tot de
arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van de ontslagvoorwaarden, houdt in, dat
voor mannen en vrouwen dezelfde voorwaarden gelden, zonder discriminatie op
grond van geslacht.’
13. De twee prejudiciële vragen, die te zamen moeten worden onderzocht,
dienen derhalve te worden opgevat als ertoe strekkende te vernemen, of
artikel 5, lid 1, gelet op het doel van de richtlijn, zich ertegen verzet,
dat een transseksueel wordt ontslagen op een grond verband houdend met zijn
geslachtsverandering.
14. De regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie betogen, dat een
ontslag op grond van iemands hoedanigheid van transseksueel of wegens een tot
geslachtsverandering leidende operatie geen discriminatie op grond van
geslacht in de zin van de richtlijn vormt.
15. Tot staving hiervan voert de regering van het Verenigd Koninkrijk met
name aan, dat volgens de verwijzingsbeschikking de werkgever P ook zou hebben
ontslagen indien deze oorspronkelijk een vrouw was geweest en een operatie
had ondergaan om man te worden.
16. Om te beginnen moet worden opgemerkt dat, zoals het Europese Hof voor de
rechten van de mens heeft vastgesteld `onder transseksuelen’ gewoonlijk
worden verstaan personen, die hoewel lichamelijk tot het ene geslacht
behorend, het gevoel hebben tot het andere te behoren; zij trachten vaak een
meer coherente en minder dubbelzinnige identiteit te verkrijgen door middel
van medische behandeling en chirurgische ingrepen, om hun lichamelijke
kenmerken aan hun innerlijke beleving aan te passen. De aldus geopereerde
transseksuelen vormen een tamelijk goed bepaalde en definieerbare groep’
(arrest Rees van 17 oktober 1986, serie A, vol. 106, punt 38).
17. Vervolgens zij eraan herinnerd, dat het beginsel van gelijke behandeling
`van mannen en vrouwen’, waarvan sprake is in de titel, de preambule en de
bepalingen van de richtlijn, de uitsluiting inhoudt `van iedere vorm van
discriminatie op grond van geslacht’, zoals met name in de artikelen 2, lid
1, en 3, lid 1, wordt gezegd.
18. Daarmee geeft de richtlijn op het betrokken gebied uitdrukking aan het
gelijkheidsbeginsel dat een van de grondbeginselen van het gemeenschapsrecht
is.
19. Zoals voorts het Hof reeds herhaaldelijk heeft vastgesteld is het recht
om niet op grond van zijn geslacht te worden gediscrimineerd, een van de
fundamentele rechten van de mens, waarvan het Hof de eerbiediging dient te
verzekeren (zie in die zin arresten van 15 juni 1978, zaak 149/77, Defrenne,
Jurispr. 1978, blz. 1365, r.o. 26 en 27, en 20 maart 1984, gevoegde zaken
75/82 en 117/82, Razzouk en Beydoun, Jurispr. 1984, blz. 1509, r.o. 16).
20. Het toepassingsgebied van de richtlijn kan dan ook niet worden beperkt
tot discriminaties verband houdend met het behoren tot het ene dan wel het
andere geslacht. Gelet op haar doelstelling en op de aard van de rechten die
zij beoogt te beschermen, dient de richtlijn ook toepassing te vinden bij
discriminaties die, zoals in casu, berusten op de geslachtsverandering van de
betrokkene.
21. Dergelijke discriminaties zijn immers voornamelijk zo niet uitsluitend
gebaseerd op het geslacht van de belanghebbende. Wanneer iemand dus wordt
ontslagen op grond dat hij/zij een geslachtsverandering wenst te ondergaan of
heeft ondergaan, wordt hij/zij slechter behandeld dan degenen die behoren tot
het geslacht waartoe hij/zij voor die operatie werd geacht te behoren.
22. Door een dergelijke discriminatie te gedogen, zou afbreuk worden gedaan
aan het respect voor de waardigheid en de vrijheid, waarop de betrokkene
recht heeft en dat het Hof dient te beschermen.
23. Het aangezegde ontslag moet in die omstandigheden worden geacht
onverenigbaar te zijn met artikel 5, lid 1 van de richtlijn. Dit zou slechts
anders zijn indien het ontslag gerechtvaardigd was uit hoofde van artikel 2,
lid 2, van de richtlijn. Niets in het dossier biedt echter grond voor de
veronderstelling, dat dit in de zaak waarop het hoofdgeding betrekking heeft,
het geval was.
24. Mitsdien moet op de vragen van het Industrial Tribunal worden geantwoord,
dat gelet op de doelstelling van de richtlijn, artikel 5, lid 1, zich ertegen
verzet, dat een transseksueel wordt ontslagen op een grond verband houdend
met zijn geslachtsverandering.

Kosten
25. De kosten door de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie
van de Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het
Hof gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van
de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen
incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de
kosten heeft te beslissen.

Het Hof van Justitie
uitspraak doende op de door het Industrial Tribunal, Truro, bij beschikking
van 11 januari 1994 gestelde vragen, verklaart voor recht:
Gelet op de doelstelling van richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari
1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke
behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het
arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de
arbeidsvoorwaarden, verzet artikel 5, lid 1, van die richtlijn zich ertegen,
dat een transseksueel wordt ontslagen op een grond verband houdend met zijn
geslachtsverandering.

Rechters

Mrs. Rodriguez Iglesias, Kakouris, Edward, Puissochet, Hirsch, Mancini,Schockweiler, Kapteyn, Murray, Ragnemalm, Sevón