Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
Verzoekster heeft kennis genomen van een advertentie van de wederpartij. De
wederpartij is een ziekenhuis en vraag in de advertentie om `medewerkers
schoonhouddienst m/v’. Een van de functie-eisen die door de wederpartij
genoemd wordt is `goede beheersing van de Nederlandse taal’.
De Commissie stelt dat het criterium van goede beheersing van de Nederlandse
taal niet per definitie onderscheid maakt tussen personen op grond van ras of
nationaliteit.
Het is een algemeen bekend gegeven dat onder personen wier etnische of
nationale herkomst buiten Nederland ligt, alsmede bij in Nederland
woonachtige personen van niet-Nederlandse nationaliteit de functie-eis van
een goede Nederlandse taalbeheersing eerder tot uitsluiting voor een vacature
met betrekking tot ongeschoold werk zal leiden dan bij personen die buiten
genoemde groepen vallen. Aangezien de onderhavige vacature
schoonmaakwerkzaamheden betreft waarbij geen opleidingseisen worden gesteld,
levert het stellen van de onderhavige taaleis indirect onderscheid op grond
van ras en nationaliteit op.
De Commissie stelt vast dat de taaleis die de wederpartij in de praktijk
heeft gehanteerd, minder zwaar is dan de eis die in de advertentietekst
vermeld staat. De in de advertentietekst gestelde functie-eis `goede
beheersing van de Nederlandse taal’ betekent dat een beheersing van de
Nederlandse taal wordt gevraagd die hoger ligt dan voor de onderhavige
functie geschikt en noodzakelijk is. De Commissie concludeert dat het gekozen
middel niet geschikt en niet noodzakelijk is om het nagestreefde doel te
bereiken. De Commissie stelt vast dat er geen sprake is van een objectieve
rechtvaardiging. Daarmee staat tevens vast dat de wederpartij indirect
onderscheid op grond van ras en nationaliteit heeft gemaakt.
Volledige tekst
1. HET VERZOEK
1.1. Op 30 oktober 1995 verzocht de Stichting Haags Meld- en Registratiepunt
Discriminatiezaken te Den Haag (hierna: verzoekster) de Commissie gelijke
behandeling haar oordeel uit te spreken over de vraag of door het
(…)-Ziekenhuis te
Den Haag (hierna: de wederpartij) bij de aanbieding van een betrekking
onderscheid is gemaakt in strijd met de wetgeving gelijke behandeling.
1.2. Verzoekster heeft kennis genomen van een advertentie van de wederpartij.
De wederpartij is een ziekenhuis en vraag in de advertentie om `medewerkers
schoonhouddienst m/v’. Een van de functie-eisen die door de wederpartij
genoemd wordt is `goede beheersing van de Nederlandse taal’.
Verzoekster is van mening dat deze advertentie in strijd is met de wetgeving
gelijke behandeling.
2. DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET VERZOEK
Verzoekster is een stichting die zich blijkens haar statuten onder meer ten
doel stelt het oprichten en instandhouden van een of meer meldpunten waar
klachten kunnen worden ingediend over en melding kan worden gemaakt van
discriminerend handelen van overheidsorganen, openbare instellingen, groepen
of personen, een en ander in de ruimste zin des woords en het behandelen of
doen behandelen van deze klachten. Verzoekster tracht haar doel onder meer te
verwezenlijken door het zelf of in samenwerking met deskundigen onderzoeken
van meldingen en klachten op mogelijkheden voor juridische aktie, waaronder
begrepen het voeren van rechtsgedingen, alsmede het op verzoek van klagers of
uit eigen beweging aanspannen van juridische akties.
Uit de feitelijke werkzaamheden van verzoekster blijkt dat zij in
overeenstemming met haar statuten de belangen behartigt van degenen die de
Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), de Wet gelijke behandeling van
mannen en vrouwen (WGB) en artikel 7A:1637ij Burgerlijk Wetboek (BW) beogen
te beschermen. Hiermee voldoet verzoekster aan de ontvankelijkheidsvereisten
zoals gesteld in artikel 12 lid 2 sub e AWGB. Verzoekster heeft geen namen
genoemd van personen ten nadele van wie zou zijn gehandeld, zoals bedoeld in
artikel 12 lid 3 AWGB. Een onderzoek door de Commissie naar mogelijke
bezwaren van deze personen tegen het onderhavige verzoek kan derhalve
achterwege blijven.
3. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK
3.1 De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen hebben ieder hun standpunten toegelicht.
3.2. De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een zitting op
12 maart 1996.
Bij deze zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– dhr. (…) (gemachtigde)
van de kant van de wederpartij
– dhr. (…) (personeelsfunctionaris)
van de kant van de Commissie
– mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter)
– dhr. drs. B. Nasseri Raveshti (lid Kamer)
– dhr. mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer)
– mw. I.M. Hidding (secretaris Kamer)
3.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer II van de Commissie. In deze Kamer
hebben zitting de leden als vermeld onder 3.2.
4. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
4.1. Verzoekster heeft in `De Posthoorn’, uitgave week 36, kennis genomen van
een advertentie van de wederpartij waarin de wederpartij vraagt om
`medewerkers schoonhouddienst m/v’ voor de huishoudelijke dienst met als taak
het schoonhouden van verschillende verpleegafdelingen met behulp van moderne
schoonhoud-apparatuur.
4.2. Verzoekster heeft naar aanleiding van deze advertentie aan de
wederpartij schriftelijk een nadere toelichting gevraagd op de in de
advertentie gestelde eis `goede beheersing van de Nederlandse taal’. De
wederpartij heeft hierop gereageerd met een schriftelijke toelichting op de
functie-inhoud van de medewerkers schoonhouddienst. Daar verzoekster
duidelijkheid wil verkrijgen over de vraag of het stellen van de onderhavige
eis in strijd is met de AWGB, is vervolgens een verzoek om een oordeel
ingediend bij de Commissie.
De standpunten van partijen
4.3. Verzoekster stelt het volgende.
Het stellen van de functie-eis `goede beheersing van de Nederlandse taal’ kan
tot gevolg hebben dat mensen van niet-Nederlandse afkomst worden
gediscrimineerd. Verzoekster betwist dat de functie-eis relevant is voor de
betreffende functie.
Volstaan had kunnen worden met de eis dat men Nederlands moet kunnen lezen.
4.4. Verzoekster betwijfelt of in een multi-etnische samenleving een goede
beheersing van de Nederlandse taal voor schoonmaak-medewerkers vereist is
vanwege – zoals de wederpartij stelt – de communicatie met patiënten en de
signalerende functie van deze medewerkers. Volgens verzoekster zal in een
ziekenhuis dat voor een ieder toegankelijk is, het wellicht zelfs een
voordeel kunnen zijn wanneer men een andere taal dan het Nederlands beheerst.
Verzoekster stelt dat de wederpartij door voornoemde eis indirect onderscheid
naar ras en/of nationaliteit maakt bij de aanbieding van een betrekking zoals
bedoeld in artikel 5 lid 1 onder a AWGB.
4.5. De wederpartij stelt het volgende.
Een goede beheersing van de Nederlandse taal staat voor de wederpartij gelijk
aan het kunnen hanteren van de Nederlandse taal in woord en geschrift. Deze
eis moet niet afzonderlijk worden beschouwd, maar in relatie worden gebracht
met het niveau van de functie. Voor medewerkers schoonhouddienst voor de
verpleegafdelingen stelt de wederpartij deze functie-eis omdat zij contacten
hebben met patiënten die op de verpleegafdelingen verblijven.
Van belang is dat de medewerker de medewerking van een patiënt moet kunnen
vragen om zijn werk te kunnen doen, zoals de patiënt gemotiveerd verzoeken
elders in de kamer plaats te nemen. Als de medewerker vervolgens het antwoord
van de patiënt niet begrijpt, kan dit tot ongewenste situaties leiden.
4.6. De medewerker schoonhouddienst heeft een signalerende functie. In het
geval van een hulpvraag van een patiënt moet deze juist geïnterpreteerd
worden en indien nodig doorgespeeld worden naar de verpleging. Hiervoor is
een goed begrip van de Nederlandse taal noodzakelijk. De werkinstructies zijn
in het Nederlands gesteld. Om deze te kunnen begrijpen, moet men Nederlands
kunnen lezen.
4.7. Van de vier vacatures voor de functie van schoonmaakmedewerker, waarvoor
is geworven middels de bestreden advertentie, zijn er drie vervuld door
mensen welke behoren tot de WBEAA-doelgroep (Hiermee wordt bedoeld personen
die onder de Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen (WBEAA)
vallen.). Deze drie personen beheersen allen het Nederlands op het niveau
basisonderwijs en spreken daarnaast hun moedertaal.
Om herhaling van misverstanden als de onderhavige te voorkomen, zegt de
wederpartij toe dat zij in de toekomst bij functie-eisen inzake de beheersing
van de Nederlandse taal het niveau aan zal geven en de noodzaak uit zal
leggen.
4.8. De wederpartij merkt voorts op dat zij een van de weinige instellingen
in Nederland is die tijdig aan haar WBEAA-verplichtingen heeft voldaan en die
als typisch binnenstadsziekenhuis een afspiegeling probeert te zijn van de
samenleving. Ten behoeve van de instroom van allochtone medewerkers wordt een
actief beleid gevoerd, onder andere in de vorm van
arbeidsvoorzieningsprojecten en banenpoolers.
5. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
5.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de aanbieding van een
betrekking door het stellen van de eis `goede beheersing van de Nederlandse
taal’ in strijd met de AWGB onderscheid heeft gemaakt naar ras of
nationaliteit, danwel beide.
In dit verband is van belang dat het begrip ras in de AWGB overeenkomstig het
Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van elke vorm van
rassendiscriminatie en vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ruim moet worden
uitgelegd. Het begrip ras omvat tevens: huidskleur, afkomst, nationale of
etnische afstamming (Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, nr. 3, pag. 13).
Voorts dient het begrip nationaliteit in de AWGB te worden begrepen als
nationaliteit in staatkundige zin, onafhankelijk van de feitelijke woon- of
verblijfplaats (Handelingen Eerste Kamer, 22 februari 1994, pag. 1086).
5.2.Artikel 5 lid 1 sub a AWGB verbiedt onder meer het maken van onderscheid
naar ras en nationaliteit bij de aanbieding van een betrekking.
Volgens artikel 1 AWGB wordt onder onderscheid verstaan zowel direct als
indirect onderscheid. Artikel 1 AWGB bepaalt dat onderscheid op grond van ras
en onderscheid op grond van nationaliteit vormen van direct onderscheid zijn.
Van indirect onderscheid is sprake indien op grond van andere hoedanigheden
of gedragingen dan ras of nationaliteit onderscheid wordt gemaakt, dat direct
onderscheid op deze gronden tot gevolg heeft.
5.3. In de AWGB is een aantal uitzonderingen geformuleerd op het in de wet
neergelegde verbod van onderscheid. Met betrekking tot de gronden ras en
nationaliteit is in dit geval de volgende uitzondering van belang.
In artikel 2 lid 1 AWGB is bepaald dat het verbod van onderscheid niet geldt,
ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief gerechtvaardigd is.
5.4. In de advertentie worden door de wederpartij medewerkers
schoonhouddienst geworven onder vermelding van de functie-eis: `goede
beheersing van de Nederlandse taal’. Het vereiste voor de functie dat
kandidaten een goede beheersing van de Nederlandse taal dienen te hebben,
levert in de gegeven omstandigheden noch direct onderscheid naar ras op, noch
direct onderscheid naar nationaliteit. Het criterium van goede beheersing van
de
Nederlandse taal maakt immers niet per definitie onderscheid tussen personen
op grond van hun ras of nationaliteit.
5.5. Vervolgens is de vraag aan de orde of de eis van een goede beheersing
van de Nederlandse taal bij de aanbieding van de betrekking door de
wederpartij indirect onderscheid naar ras of ook nationaliteit tot gevolg
heeft. Dit is het geval als het nadelig effect van de taaleis in overwegende
mate personen treft van niet-Nederlandse etnische of nationale afstamming, of
niet- Nederlandse nationaliteit.
De Commissie overweegt hieromtrent het volgende.
Het is een algemeen bekend gegeven dat onder personen wier etnische of
nationale herkomst buiten Nederland ligt, alsmede bij in Nederland
woonachtige personen van niet-Nederlandse nationaliteit de functie-eis van
een goede Nederlandse taalbeheersing eerder tot uitsluiting voor een vacature
met betrekking tot ongeschoold werk zal leiden dan bij personen die buiten
genoemde groepen vallen (Zie ook Nationale Ombudsman 22 mei 1987, Rechtspraak
Rassendiscriminatie 152; Voorzitter scheidsgerecht Algemene Bond
Uitzendbureaus 19 februari 1988 Rechtspraak Rassendiscriminatie 171; HR 20
maart 1992, NJ 1992, 495 en Commissie Gelijke Behandeling 18 juli 1995,
95-30). Aangezien de onderhavige vacature schoonmaakwerkzaamheden betreft
waarbij geen opleidingseisen worden gesteld, levert het stellen van de
onderhavige taaleis indirect onderscheid op grond van ras en nationaliteit
op.
5.6. Het verbod van indirect onderscheid geldt volgens artikel 2 lid 1 AWGB
niet ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief gerechtvaardigd is.
De Commissie toetst bij de vraag of er sprake is van een objectieve
rechtvaardigingsgrond aan de volgende criteria (Tweede Kamer, vergaderjaar
1990-1991, 22 014, nr. 3, pag. 14 en Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen, Bilka-Kaufhaus versus Weber von Hartz 13 mei 1986, zaak
170/84; Rinner-Kuhn versus FWW Spezial Gebaudereinigung GmbH & Co. KG 13 juli
1989, zaak 171/88):
– aan het nagestreefde doel moet iedere discriminatie vreemd zijn;
– de om het doel te bereiken gekozen middelen dienen te beantwoorden aan een
werkelijke behoefte van de organisatie;
– en moeten geschikt en noodzakelijk zijn om het gestelde doel te bereiken.
De wederpartij streeft met de eis van goede beheersing van de Nederlandse
taal na het terzake werven van gekwalificeerde medewerkers voor de
schoonhouddienst ten behoeve van de verpleegafdelingen.
De wederpartij heeft hieromtrent ter zitting naar voren gebracht dat
specifiek voor deze medewerkers de onderhavige taaleis wordt gesteld. De
reden daartoe is dat deze medewerkers overdag de verpleegafdelingen
schoonhouden terwijl de patiënten daar verblijven. De wederpartij acht het
noodzakelijk dat de medewerkers daarbij in staat zijn eenvoudige communicatie
met de patiënten te kunnen voeren. Deze communicatie is zowel van belang voor
het welzijn van de patiënt als voor een goede gang van zaken op de
verpleegafdelingen.
De Commissie stelt vast dat aan dit doel iedere discriminatie vreemd is,
terwijl het doel beantwoordt aan een werkelijke behoefte van de organisatie.
Vervolgens moet worden beoordeeld of het middel, in dit geval de onderhavige
taaleis, geschikt en noodzakelijk is om het gestelde doel te bereiken.
De wederpartij heeft aangegeven dat naar aanleiding van de advertentie vier
personen zijn aangenomen, waarvan drie afkomstig uit de zogenaamde
WBEAA-doelgroep. Deze drie beheersen allen het Nederlands op het niveau van
het basisonderwijs.
De Commissie stelt vast dat de taaleis die de wederpartij in de praktijk
heeft gehanteerd, minder zwaar is dan de eis die in de advertentietekst
vermeld staat. De in de advertentietekst gestelde functie-eis `goede
beheersing van de Nederlandse taal’ betekent dat een beheersing van de
Nederlandse taal wordt gevraagd die hoger ligt dan voor de onderhavige
functie geschikt en noodzakelijk is.
De Commissie concludeert dat het gekozen middel niet geschikt en niet
noodzakelijk is om het nagestreefde doel te bereiken.
De Commissie stelt vast dat er geen sprake is van een objectieve
rechtvaardiging. Daarmee staat tevens vast dat de wederpartij indirect
onderscheid op grond van ras en nationaliteit heeft gemaakt.
5.7. Ten overvloede merkt de Commissie op dat de wederpartij binnen haar
arbeidsorganisatie ruim aandacht besteed aan een multi-cultureel
personeelsbeleid. De wederpartij erkent dat de door haar gestelde taaleis
onbedoelde effecten kan hebben. Voorts heeft de wederpartij aangeboden
hiermee in de toekomst rekening te willen houden door voortaan in vacatures
het niveau van taalbeheersing te vermelden en de noodzaak daarvan toe te
lichten. Deze positieve opstelling van de wederpartij heeft er eveneens toe
geleid dat ter zitting partijen hebben afgesproken in voorkomende gevallen
voorafgaand overleg te zullen plegen.
6. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat het (…)-Ziekenhuis te Den
Haag indirect onderscheid op grond van ras en nationaliteit heeft gemaakt bij
de aanbieding van een betrekking als bedoeld in artikel 5 lid 1 sub a van de
Algemene wet gelijke behandeling.
Rechters
Mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter), dhr. drs. B. NasseriRaveshti (lid Kamer), dhr. mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer), mw. I.M. Hidding(secretaris Kamer)