Instantie
Gerechtshof ‘s-Gravenhage
Samenvatting
De verdachte wordt veroordeeld voor onder andere mensenhandel en
verkrachting. Hij heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan
mensenhandel van buitenlandse meisjes en jonge vrouwen. De verdachte heeft
voorts een aantal van deze vrouwen verkracht. Aldus heeft hij grove inbreuk
gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers
waarvan velen nog jaren nodig zullen hebben om hun traumatische ervaringen te
boven te komen. Een van de slachtoffers heeft zich gevoegd in het geding en
een vordering ingediend tot vergoeding van de immateriële schade van ƒ
25.000.
Aannemelijk is dat de schade het gevolg is van de gedwongen prostitutie en de
verkrachting, mede gezien het feit dat het slachtoffer nog minderjarig was.
Bij het slachtoffer is sprake van ernstige psychische schade. Naar het
oordeel van het hof is rekening houdend met de omstandigheden van het geval,
met name met de mate van schuld van de verdachte en de wederzijdse
economische omstandigheden van de verdachte en het slachtoffer een
immateriële schadevergoeding van ƒ 20.000 gerechtvaardigd.
Volledige tekst
en
immers heeft hij, verdachte in of omstreeks de periode van 1 tot en met 2 mei
1995 te Rotterdam tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam;
namelijk het binnendringen met zijn, verdachtes penis, in de vagina en de
mond van die (…) in de vagina van
waarbij het geweld en (een) andere feitelijkhe(I)d(en) hebben bestaan uit het
meermalen,
– aan die (…) en (vervolgens) die (…) bevelen zich uit te kleden en op
een bed te gaan liggen en
– die (…) bij de benen vasthouden en
– duwen van het hoofd van die (…) naar zijn, verdachtes, penis;
3. hij op of omstreeks 15 April 1995 te Rotterdam tezamen en in vereniging
met anderen, opzettelijk en en wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en beroofd gehouden;
immers heeft/hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
met dat opzet:
– aan die (…) en die (…) (…) (een) vuurwapen(s), althans (een) op een
vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) getoond en
– die (…) en die (…) (…) met de vuisten geslagen en
– die (…) en die (…) tegen hun wil meegenomen in een auto en vervoerd
naar de bar ‘Je t’aime’ en
– die (…) en die (…) in een kamer in die bar gebracht en
– die (…) en die (…) meermalen, tegen het lichaam geslagen en/of gestompt
en/of geschopt en die (…) met vuurwapen(s), althans op vuurwapen(s)
gelijkend(e) voorwerp(en) bedreigd en
– die (…) in een badkuip geduwd en op het lichaam van die (…) gesprongen
en
– (aldus) die (…) en die (…) belet die bar te verlaten en
– telefonisch contact met (…) laten opnemen, teneinde die (…) naar die
bar te laten komen en
– die (…) in een badkuip gegooid, en
– die (…) meermalen in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het
lichaam geslagen en/of gestompt en/of geschopt en
– die (…) met een vuurwapen, althans (een) op (een) vuurwapen gelijkend
voorwerp bedreigd en
– (aldus) die (…) belet die bar te verlaten;
4. hij op 5 mei 1995 te Rotterdam
munitie in de zin van artikel 1, lid 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie
te weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2 van die Wet, van de
Categorie III, te weten
44 kogelpatronen, kaliber 6.35 mm en
1 kogelpatroon, kaliber 7.65 en
2 kogelpatronen, kaliber 9 mm en
19 kogelpatronen, kaliber 9 mm kort en
46 kogelpatronen, kaliber .38 special,
voorhanden heeft gehad;
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastegelegd dan hier bewezen is
verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn
deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter
terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft
begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn
vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
PM
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Medeplegen van mensenhandel, meermalen gepleegd.
2. Verkrachting, meermalen gepleegd.
3. Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
en beroofd houden, meermalen gepleegd.
4. Handelen in strijd met artikel 26 eerst lid van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de
verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de
feiten en omstandigheden waaronder zij zijn begaan en op grond van de persoon
en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken
uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte
heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan mensenhandel van
buitenlandse meisjes en jonge vrouwen.
De verdachte heeft voorts een aantal van genoemde slachtoffers verkracht in
elkaars aanwezigheid. Aldus heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op
de persoonlijke vrijheid en de lichamelijke en geestelijke integriteit van de
slachtoffers, waarvan velen nog jaren nodig zullen hebben om hun traumatische
ervaringen te boven te komen.
Ook heeft verdachte, samen met anderen, een drietal mannen van hun vrijheid
beroofd en beroofd gehouden en daarbij tegen twee van hen aanmerkelijk
lichamelijk geweld aangewend.
Het gaat ook bij de vrijheidsberoving en mishandeling om een ernstig misdrijf
dat voor de slachtoffers een traumatische ervaring moet zijn geweest.
Tenslotte heeft verdachte munitie, waarvan het bezit op grond van de wet
verboden is, voorhanden gehad.
Het hof is dan ook van oordeel dat op grond van vorenoverwogene alleen een
onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende
reactie vormt.
Beslag
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een schouderholster kl. zwart, holster
voor een vuurwapen (vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en niet
teruggegeven voorwerpen), dient te worden onttrokken aan het verkeer,
aangezien het aan de verdachte toebehorende voorwerp van zodanige aard is dat
het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Ten aanzien van de overige inbeslaggenomen voorwerpen behoort te worden
beslist als hierna zal worden aangegeven.
Vordering tot schadevergoeding
Mr G. Nooteboom, advocaat te ‘s-Hetogenbosch, heeft zich namens de benadeelde
partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en heeft een vordering
ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade tot een bedrag van ƒ
25.000.
De verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist. Aannemelijk
is dat deze schade het gevolg is van het onder 1 h bewezenverklaarde,
aangezien de verdachte de benadeelde partij in de periode van 1 april 1995
tot en met 4 mei 1995 door geweld en door misbruik van uit feitelijke
verhoudingen voortvloeiend overwicht tot prostitutie heeft gebracht terwijl
zij nog minderjarig was. Daarna heeft zij nog ruim een week voor anderen als
prostituee moeten werken, voordat zij door de politie werd aangehouden.
Uit de verklaringen van de raadsvrouw van de benadeelde partij en de door
haar overgelegde stukken is komen vast te staan dat er bij de benadeelde
partij sprake is van ernstige psychische schade. Mede door toedoen van de
verdachte heeft zij een buitengewoon beangstigende traumatiserende ervaring
opgedaan, die zij niet dan na veel inspanning, in haar leven zal kunnen
integreren, in elk geval niet zonder hulpverlening.
Naar het oordeel van het hof is rekening houdend met de omstandigheden van
het geval, met name met de mate van schuld van de verdachte en de wederzijdse
economische omstandigheden van de verdachte en het slachtoffer een vergoeding
ter zake van immateriële schade, te stellen op ƒ 20.000 gerechtvaardigd.
De vordering van de benadeelde partij kan dus tot dat bedrag worden
toegewezen. Het meer gevorderde dient te worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 47, 57, 63, 242, 250ter en 282
van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en
munitie.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 telastegelegde,
zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is telastegelegd en
spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangeniesstraf voor de duur van
ZEVEN JAAR
Bepaalt dat de tijd door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze
uitspraak in voorarrest doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op
een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer 1 schouderholster kleur zwart, holster
voor vuurwapen.
Gelast de teruggave aan de verdacht van:
geld Nederlands -16 biljetten van ƒ 100
geld Nederlands -18 biljetten van ƒ 50
geld Nederlands -43 biljetten van ƒ 10
geld buitenlands -10 biljetten van DM 10
geld buitenlands -1 biljet van $ 10
geld Nederlands -1 munt van ƒ 5
geld Nederlands -1 munt van ƒ 1
1 telefoontoestel Pocketline Kelvin, zaktelefoon,
1 papiertje met naam en nummer.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot een
bedrag van ƒ 20.000 (TWINTIGDUIZEND GULDEN) en veroordeelt de verdachte om
dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde
partij.
Wijst af hetgeen de benadeelde partij meer of anders heeft gevorderd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt
– tot aan deze uitspraak begroot op ƒ 3.290 – en ten behoeve van de
tenuitvoerlegging nog moet maken.
Rechters
mrs. In ’t Velt-Meijer, Luteijn en Van Nievelt