Instantie: Commissie gelijke behandeling, 23 mei 1996

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


De arbeidsverhouding tussen de partner van verzoekster en de wederpartij is
door de wederpartij beëindigd. Volgens verzoekster is de reden hiervoor
gelegen in het feit dat haar partner niet op korte termijn een oppas kon
regelen voor hun kinderen.
Artikel 12 lid 2 aanhef en sub a Algemene wet gelijke behandeling (hierna:
AWGB) bepaalt dat een schriftelijk verzoek kan worden ingediend door degene
die meent dat te zijnen nadele een onderscheid is of wordt gemaakt als
bedoeld in deze wet.
Artikel 14 lid 1 aanhef en sub b AWGB bepaalt dat de Commissie geen onderzoek
instelt indien het belang van verzoeker of het gewicht van de gedraging
kennelijk onvoldoende is.
Hoewel verzoekster ongetwijfeld benadeeld is, en daarmee belang kan hebben
bij een onderzoek door de Commissie, heeft de benadeling jegens haar niet
rechtstreeks door de wederpartij plaatsgevonden. Evenmin is zij direct
getroffen in een door de wet beschermd belang. Tussen haar en de wederpartij
bestaat immers geen rechtstreekse relatie, haar benadeling is het gevolg van
de mogelijke ongelijke behandeling van haar partner.
Verzoekster is derhalve, naar het oordeel van de Commissie, niet te
beschouwen als belanghebbende in de zin van artikel 12 lid 2 sub a AWGB.
Daarmee is komen vast te staan dat de Commissie verzoekster niet in haar
verzoek kan ontvangen.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK
1.1. Op 26 juli 1995 verzocht mevrouw (…) (hierna: verzoekster) de
Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie) haar oordeel te geven
over de vraag of (…) te Leeuwarden (hierna: de wederpartij) jegens haar
onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt in strijd met de wetgeving
gelijke behandeling.
1.2. De arbeidsverhouding tussen de partner van verzoekster en de wederpartij
is door de wederpartij beëindigd. Volgens verzoekster is de reden hiervoor
gelegen in het feit dat haar partner niet op korte termijn een oppas kon
regelen voor hun kinderen. Verzoekster is van mening dat de wederpartij
hiermee jegens haar onderscheid maakt op grond van gezinsomstandigheden.
2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE
2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Aan partijen is meegedeeld dat de ontvankelijkheid van het verzoek
in het geding is. Partijen hebben ieder hun standpunten toegelicht. Partijen
zijn opgeroepen voor een zitting op 16 april 1996.
Deze zaak is ter zitting gevoegd behandeld met een zaak waarin de partner van
verzoekster ten aanzien van dezelfde feiten het oordeel van de Commissie
heeft gevraagd (oordeel 96-36).
2.2. Bij de zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– mw. (…)
– dhr. (…) (verzoeker in gevoegde zaak)
van de kant van de wederpartij
– dhr. (…) (directeur)
– dhr. (…) (personeelsfunctionaris)
van de kant van de Commissie
– mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter)
– dhr. prof. mr. P.F. van der Heijden (lid Kamer)
– mw. mr. L.M. Mulder (lid Kamer)
– mw. mr. A.N. Veekamp (secretaris Kamer).
2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer I van de Commissie. In deze Kamer
hebben zitting de leden als genoemd onder 2.2.
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
3.1. De wederpartij is een schildersbedrijf.
De partner van verzoekster heeft op 23 juni 1993 een open sollicitatiebrief
naar de wederpartij gestuurd. Naar aanleiding van die brief is de partner van
verzoekster begin juni 1995 door de wederpartij benaderd voor een tijdelijke
functie als calculator voor twintig uur per week. Het was denkbaar dat hij in
de toekomst als oproepkracht bij de wederpartij zou kunnen blijven.
Op maandag 12 juni 1995 zijn er tussen de wederpartij en de partner van
verzoekster afspraken gemaakt over de aanvangsdatum van de werkzaamheden en
de uren die de partner van verzoekster de eerste week zou werken. De partner
van verzoekster zou die eerste week werken op dinsdag 13 juni en op vrijdag
16 juni van 13.00 uur tot 15.00 uur.
Hij kon die week geen twintig uur werken in verband met het regelen van een
oppas voor zijn kinderen. In die week was verzoekster, die een voltijdbaan
heeft, afwezig. De partner van verzoekster is via een uitzendbureau bij de
wederpartij aan het werk gegaan.
De partner van verzoekster heeft op dinsdag 13 juni van 13.00 tot 15.00 uur
gewerkt. Op de volgende afgesproken werkdag heeft hij de wederpartij gebeld
om te zeggen dat hij niet kon komen in verband met autopech.
In datzelfde telefoongesprek heeft hij aangegeven dat hij de volgende week
geen vier dagen kon komen werken, aangezien hij er niet in geslaagd was om
voor alle vijf dagen een oppas te vinden. Hij heeft aangeboden op de dagen
dat hij wel kon komen langer te werken.
Daarop heeft de personeelschef van de wederpartij de partner van verzoekster
gevraagd of verzoekster, die inmiddels weer thuis was, niet voor een oppas
kon zorgen. De partner van verzoekster is hier niet op ingegaan. De
wederpartij heeft vervolgens laten weten dat hij niet meer hoefde te komen.
Standpunten van partijen
3.2. Verzoekster stelt het volgende.
De partner van verzoekster is op 10 juni 1995 telefonisch benaderd door de
wederpartij voor een baan als calculator voor drie weken. Het ging om een
deeltijdfunctie met een eventueel vervolg als invalkracht. Verzoeksters
partner werd aangeboden om op 12 juni 1995 bij de wederpartij te komen
praten.
3.3. Gelet op de gezinssituatie van verzoekster en haar partner moest
verzoeksters partner een oppas regelen voor de kinderen, omdat verzoekster
een voltijdbaan heeft en haar partner de kinderen overdag verzorgt. De
partner van verzoekster is van mening dat hij met de personeelsfunctionaris
van de wederpartij overeengekomen is, dat hij na overleg met verzoekster over
oppasmogelijkheden te zijner tijd 20 uur per week zou gaan werken.
Verzoekster was in die week afwezig en haar partner was niet in de
gelegenheid om met haar te overleggen over een mogelijke oplossing. Hij is
daarom met de wederpartij overeengekomen dat hij in de eerste week op de
dinsdagmiddag van 13 juni zou komen werken en op de vrijdagmiddag 15 juni
weer twee uur.
3.4. Verzoeksters partner heeft op 13 juni twee uur gewerkt bij de
wederpartij. Aangezien hij op 13 juni reeds is begonnen met werken, heeft hij
maar drie dagen de tijd gehad om een oppas te vinden voor de kinderen.
3.5. Op de tweede middag dat hij zou komen werken, kreeg de partner van
verzoekster binnen de twee uur dat hij zou werken autopech. Hij was van
mening dat het niet zinvol zou zijn om alsnog op de fiets te stappen, omdat
hij dan nog maar een half uur zou kunnen werken. Hij heeft de
personeelsfunctionaris van de wederpartij telefonisch op de hoogte gesteld
van het feit dat hij niet zou kunnen komen in verband met een mankement aan
zijn auto.
Tijdens datzelfde telefoongesprek heeft verzoeksters partner de wederpartij
meegedeeld dat hij de volgende week niet in staat zou zijn om vijf middagen
te werken, aangezien hij slechts voor drie middagen een oppas had kunnen
vinden. Hij heeft daarom aangeboden om op de dagen dat hij wel kon werken
langer te blijven.
De wederpartij heeft hem daarop te kennen gegeven dat hij niet meer hoefde te
komen werken. Daarbij werd hem meegedeeld dat nu verzoekster niet langer
afwezig was, zij wel voor oppas zou kunnen zorgen.
3.6. Verzoekster is van mening dat zij door de wederpartij is benadeeld omdat
zij alleen verantwoordelijk wordt gehouden voor de kinderopvang in haar
gezin, ondanks het feit dat zij kostwinner is. Tevens stelt zij dat er voor
de baan bij de wederpartij een redelijke kans op verlenging had bestaan
waardoor haar wens om minder te gaan werken wellicht had kunnen worden
vervuld.
3.7. De wederpartij stelt het volgende.
De wederpartij is van mening dat zij geen verwijtbare handelingen heeft
verricht. Van een afwijzing van verzoeksters partner op grond van zijn
gezinsomstandigheden is dan ook geen sprake.
Volgens de wederpartij gaat het hier om door verzoeksters partner
niet nagekomen afspraken.
3.8. De wederpartij is in verband met een werkpiek in het calculatiewerk gaan
werven voor een tijdelijke assistent-calculator. De calculaties waar het om
ging moesten op zeer korte termijn gerealiseerd worden. De wederpartij heeft
naar aanleiding van de ontstane vacature verzoeksters partner benaderd voor
de functie, omdat men nog over een open sollicitatiebrief van hem van juni
1993 beschikte.
Op dat moment bestond er bij de wederpartij weinig zicht op structureel werk
voor een nieuwe werknemer. De wederpartij ging er echter wel vanuit dat,
indien de tijdelijke calculator zou voldoen, het tot de mogelijkheden
behoorde dat die calculator in de toekomst als oproepkracht voor de
wederpartij zou werken.
3.9. De partner van verzoekster gaf aan wel belangstelling te hebben voor de
vacature en dat, in verband met de door hem gevolgde opleiding, twintig uur
per week werken haalbaar zou zijn.
Tussen verzoeksters partner en de wederpartij bestond een overeenkomst
waarbij hij tijdelijk als assistent-calculator bij de wederpartij zou werken.
Hij zou via het uitzendbureau voor twintig uur per week bij de wederpartij
gaan werken. Afgesproken is dat hij in de eerste week slechts twee middagen
zou komen werken, in verband met de afwezigheid van verzoekster in die week.
Hij zou dan van 13.00 uur tot 15.00 uur komen werken.
3.10. Verzoeksters partner heeft de middag van 13 juni van 13.00 uur tot
15.00 uur gewerkt. De tweede middag in de eerste week dat hij zou komen
werken, heeft hij de personeelsfunctionaris van de wederpartij telefonisch
laten weten niet te kunnen komen in verband met autopech. De wederpartij is
echter van mening dat hij de korte afstand naar het werk eenvoudig op een
andere manier had kunnen afleggen.
Tijdens dat telefoongesprek deelde verzoeksters partner tevens mee dat hij de
volgende week niet op alle afgesproken middagen zou komen werken. Hij gaf
daarbij aan dat het niet kunnen vinden van een oppas de reden was voor het
niet kunnen nakomen van de afspraak dat hij twintig uur per week zou komen
werken. Hij bood aan om op die twee middagen langer te blijven en tot 18.00
uur door te werken, terwijl hij volgens de wederpartij wist dat de
calculatie-afdeling slechts tot 16.30 uur bezet is.
De personeelsfunctionaris van de wederpartij heeft daarop aan verzoeksters
partner gevraagd of verzoekster, die inmiddels weer terug zou zijn, niet voor
een oppas zou kunnen zorgen. Voorts is aan hem meegedeeld dat de wederpartij,
nu hij de gemaakte afspraken rond het aantal uren dat hij zou werken niet na
zou komen, geen prijs meer stelde op zijn medewerking.
4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. De eerste vraag die voorligt, is of de Commissie de klacht van
verzoekster kan onderzoeken.
Artikel 12 lid 2 aanhef en sub a Algemene wet gelijke behandeling (hierna:
AWGB) bepaalt dat een schriftelijk verzoek kan worden ingediend door degene
die meent dat te zijnen nadele een onderscheid is of wordt gemaakt als
bedoeld in deze wet.
Artikel 14 lid 1 aanhef en sub b AWGB bepaalt dat de Commissie geen onderzoek
instelt indien:
– het belang van verzoeker of het gewicht van de gedraging
kennelijk onvoldoende is.
Dit betekent, dat er sprake moet zijn van een onderscheid dat gemaakt is ten
nadele van verzoekster, waarbij zij direct wordt getroffen in een door de wet
beschermd belang, wil zij voldoende belang hebben.
Verzoekster noemt als redenen waarom zij van mening is dat zij rechtstreeks
door de wederpartij is benadeeld:
1) Als vrouw in morele zin, omdat zij verantwoordelijk wordt gehouden voor de
kinderopvang terwijl zij kostwinner is;
2) Haar partner zou een redelijke kans hebben gehad op verlenging. Doordat
hij ontslagen is, is haar kans om minder te gaan werken verkleind.
Hoewel verzoekster ongetwijfeld benadeeld is, en daarmee belang kan hebben
bij een onderzoek door de Commissie, heeft de benadeling jegens haar niet
rechtstreeks door de wederpartij plaatsgevonden. Evenmin is zij direct
getroffen in een door de wet beschermd belang. Tussen haar en de wederpartij
bestaat immers geen rechtstreekse relatie, haar benadeling is het gevolg van
de mogelijke ongelijke behandeling van haar partner.
Verzoekster is derhalve, naar het oordeel van de Commissie, niet te
beschouwen als belanghebbende in de zin van artikel 12 lid 2 sub a AWGB.
Daarmee is komen vast te staan dat de Commissie verzoekster niet in haar
verzoek kan ontvangen.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat mevrouw (…) te Leeuwarden
niet ontvangen kan worden in haar klacht dat (…) te Leeuwarden jegens haar
onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht als bedoeld in de wetgeving
gelijke behandeling.

Rechters

Mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter), dhr. prof. mr. P.F. van derHeijden (lid Kamer), mw. mr. L.M. Mulder (lid Kamer), mw. mr. A.N. Veekamp(secretaris Kamer).