Instantie: Commissie gelijke behandeling, 25 juni 1996

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


De Sociale Dienst van wederpartij heeft een bedrag van verzoekster
teruggevorderd, omdat verzoekster een voltijdstudie volgde terwijl zij een
bijstandsuitkering ontving.
Over de klacht dat het beleid ten aanzien van het volgen van een
voltijdstudie naast het hebben van een uitkering per gemeente verschilt, kan
de Commissie geen oordeel over uitspreken. Het betreft hier namelijk
onderscheid op grond van woonplaats. Dit valt niet onder een van de gronden
die in de AWGB genoemd zijn.
De Commissie kan over de klacht dat met name vrouwen worden benadeeld doordat
het niet mogelijk is een voltijd universitaire studie te volgen met behoud
van een bijstandsuitkering, slechts een oordeel uitspreken als de handelwijze
van de
wederpartij aan een van de bepalingen van de AWGB getoetst kan worden.
Artikel 5 AWGB heeft betrekking op situaties die gekoppeld zijn aan
arbeidsverhoudingen. Dit geldt ook voor het verbod van onderscheid bij het
laten volgen van onderwijs, scholing en vorming. Er wordt in dit artikel
immers uitdrukkelijk bepaald dat het hier de periode betreft tijdens of
voorafgaand aan een arbeidsverhouding.
In het onderhavige geval is geen sprake van bemiddeling of van onderricht dat
direct gericht is op het sluiten van een arbeidsovereenkomst. Artikel 5 AWGB
is derhalve niet van toepassing.
In het onderhavige geval is in het geding de beslissing van de wederpartij om
de bijstandsuitkering die verzoekster heeft ontvangen in de periode dat zij
een voltijdstudie volgde terug te vorderen. Het terugvorderingsbesluit is
gebaseerd op regelgeving waarin wordt bepaald dat het niet is toegestaan om
een voltijdse universitaire studie te volgen met behoud van een
bijstandsuitkering. Dit besluit is aan te merken als een eenzijdige
rechtshandeling van de overheid, die buiten de reikwijdte van artikel 7 AWGB
valt. De voorwaarden die de gemeente aan de verstrekking van een uitkering
verbindt, zijn niet gelijk te stellen aan het verlenen van een dienst aan de
bijstandsgerechtigde. De wederpartij verzorgt immers zelf geen cursussen of
opleidingen, noch bemiddelt zij hiervoor in enigerlei vorm.
De Commissie is derhalve van oordeel dat er sprake is van een eenzijdig
besluit van de overheid dat niet valt onder het bereik van artikel 7 AWGB.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK
1.1. Op 12 januari 1996 verzocht mevrouw (…) te Hernen (hierna:
verzoekster) de Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie) haar
oordeel uit te spreken over de vraag of de gemeente Wijchen (hierna: de
wederpartij) jegens haar onderscheid naar geslacht maakt in strijd met de
wetgeving gelijke behandeling.
1.2. De Sociale Dienst van wederpartij heeft een bedrag van verzoekster
teruggevorderd, omdat verzoekster een voltijdstudie volgde terwijl zij een
bijstandsuitkering ontving. Verzoekster meent dat dit leidt tot onderscheid
in strijd met de wetgeving gelijke behandeling.
2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE
2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen teneinde te
onderzoeken of er sprake is van een ontvankelijk verzoek, dat wil zeggen een
verzoek dat gegrond kan worden op de artikelen 5 en/of 7 van de Algemene wet
gelijke behandeling (AWGB). Partijen hebben ieder hun standpunten toegelicht.
2.2. Partijen zijn uitgenodigd om de zitting van de Commissie op 28 mei 1996
bij te wonen.
Bij deze zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– mw. (…)
– dhr. (…) (gemachtigde)
van de kant van de wederpartij:
– mw. (…) (jurist)
van de kant van de Commissie:
– mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter)
– mw. mr. J.R. Dierx (lid Kamer)
– mw. mr. L.M. Mulder (lid Kamer)
– mw. mr. A.K. de Jongh (secretaris Kamer).
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
3.1. Verzoekster heeft in de periode 1989-1994 een voltijdstudie gevolgd. In
die periode ontving zij een bijstandsuitkering.
De wederpartij heeft na september 1994 een bedrag van circa ƒ 92 000 van
verzoekster teruggevorderd, zich hierbij beroepend op artikel 12 lid 3 van de
Algemene Bijstandswet (hierna: ABW), en de uitwerking daarvan in het
Scholingsbesluit Bijstandsgerechtigden van 1991 (KB 26 september 1991, Stb.
1991, 491, hierna: het Scholingsbesluit). Artikel 3 lid 1 van het
Scholingsbesluit luidt als volgt:
De bijstandsuitkering wordt in alle gevallen beëindigd met ingang van het
tijdstip waarop de bijstandsgerechtigde een scholing of een opleiding in
deeltijd- of volledig hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk dagonderwijs
aanvangt, tenzij deze scholing of opleiding noodzakelijk wordt geacht voor de
inschakeling in de arbeid.
In de Beschikking noodzakelijke scholing ABW (Beschikking staatssecretaris
SZW van 1 oktober 1991, nr. 13 590, Stcrt. 1991, 193 voortgezet in de
Regeling noodzakelijke scholing van 25 september 1995) is deze bepaling nader
uitgewerkt. Daarbij wordt een aantal nadere voorwaarden gesteld met
betrekking tot de doelstelling en duur van het betreffende onderwijs. Deze
voorwaarden hebben betrekking op de maximale duur van de scholing of
opleiding (twee jaar) en de gerichtheid ervan (specifiek op werklozen dan wel
beroepsgericht).
De gemeente komt krachtens jurisprudentie geen vrijheid toe om van deze
regelingen af te wijken. (Zie: Voorzitter Afdeling geschillen van bestuur
Raad van State,
16 oktober 1992, Jurisprudentie ABW 8-1993, nr.78.)
Het standpunt van verzoekster
3.2. Verzoekster is van mening dat de wederpartij in tweeërlei opzicht
handelt in strijd met de wetgeving gelijke behandeling.
In de eerste plaats verschilt het beleid van verschillende gemeenten ten
aanzien van het toestaan van het volgen van een voltijdstudie naast het
hebben van een uitkering. Dit leidt ertoe dat de ene gemeente wel medewerking
verleent bij het volgen van een voltijdstudie, terwijl een andere dat niet
doet.
In de tweede plaats leidt toepassing van het Scholingsbesluit ertoe dat met
name vrouwen benadeeld worden. Het zijn namelijk hoofdzakelijk vrouwen die
bijstandsgerechtigd zijn en voor jonge kinderen zorgen. Doordat zij vaak geen
recente werkervaring hebben en hen door de Sociale Dienst niet wordt
toegestaan een voltijdstudie te volgen, worden hen mogelijkheden tot scholing
en ontplooiing van hun talenten onthouden. Het feit dat het Scholingsbesluit
wel toestaat dat bijstandsgerechtigden een deeltijdstudie volgen, biedt geen
soelaas. Bij het volgen van een deeltijdstudie, waarvoor de lessen doorgaans
in de avonduren plaatsvinden, moeten er immers allerlei voorzieningen worden
getroffen, terwijl dat bij een voltijdstudie -die overdag plaatsvindt als de
kinderen naar school zijn- niet nodig is. Het is daarom voor veel vrouwen met
jonge kinderen om praktische en financiële redenen niet haalbaar om een
deeltijd opleiding te volgen.
Verzoekster is van mening dat de uitwerking van het Scholingsbesluit
discriminerend is voor vrouwen omdat het hen de mogelijkheid onthoudt om via
het volgen van een universitaire studie hun kansen om op termijn weer toe te
treden tot de arbeidsmarkt te verbeteren.
3.3. De wederpartij stelt het volgende.
De artikelen 5 en 7 AWGB zijn op het onderhavige geval niet van toepassing.
In artikel 5 lid 1 sub e van de AWGB wordt gesteld dat onderscheid verboden
is bij het laten volgen van onderwijs, scholing of vorming tijdens of
voorafgaand aan een arbeidsverhouding. In casu is op geen enkele wijze sprake
van een situatie tijdens of voorafgaand aan een arbeidsverhouding.
Ook artikel 7 AWGB is niet van toepassing, aangezien het verstrekken van een
bijstandsuitkering niet gezien kan worden als het aanbieden van goederen of
diensten, als bedoeld in de AWGB, terwijl er evenmin sprake is van een advies
over school- of beroepskeuze.
De wederpartij wijst daarbij op de functie van de ABW. Het beleid met
betrekking tot scholing is gebaseerd op de onder 3.1. genoemde regelingen. De
gemeente kan aan het toekennen van een uitkering voorwaarden verbinden met
betrekking tot scholing. De gemeente bepaalt niet welke opleiding gevolgd
wordt en biedt ook geen cursussen aan. De invloed van de gemeente op het
cursusaanbod is beperkt tot het verlenen van subsidie aan een stichting die
cursussen organiseert.
De gemeente is daarom van mening dat mevrouw Derksen niet ontvangen kan
worden in haar verzoek.
4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. In geding is de vraag of de AWGB een ingang biedt om dit verzoek te
onderzoeken.
4.2. Over de klacht dat het beleid ten aanzien van het volgen van een
voltijdstudie naast het hebben van een uitkering per gemeente verschilt, kan
de Commissie geen oordeel over uitspreken. Het betreft hier namelijk
onderscheid op grond van woonplaats. Dit valt niet onder een van de gronden
die in de AWGB genoemd zijn.
4.3. Wat betreft de klacht dat met name vrouwen benadeeld worden doordat het
niet mogelijk is om een voltijd universitaire studie te volgen met behoud van
een bijstandsuitkering, overweegt de Commissie als volgt.
De Commissie kan over deze klacht slechts een oordeel uitspreken als de
handelwijze van de wederpartij aan een van de bepalingen van de AWGB getoetst
kan worden.
De bepalingen die mogelijkerwijs van toepassing zijn, zijn de artikelen 5 en
7 AWGB.
Artikel 5 AWGB bepaalt, voor zover van belang, dat onderscheid verboden is
bij de werving, het aangaan en het beëindigen van een dienstverband, de
arbeidsvoorwaarden, de bevordering en het laten volgen van onderwijs,
scholing en vorming tijdens of voorafgaand aan een arbeidsverhouding.
Artikel 7 AWGB bepaalt, voor zover van belang, dat onderscheid is verboden
bij het aanbieden van goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of
beëindigen van overeenkomsten terzake, indien dit geschiedt door de openbare
dienst.
4.4. Wat betreft de toepasselijkheid van artikel 5 AWGB, overweegt de
Commissie als volgt. Artikel 5 AWGB heeft betrekking op situaties die
gekoppeld zijn aan arbeidsverhoudingen. Dit geldt ook voor het verbod van
onderscheid bij het laten volgen van onderwijs, scholing en vorming. Er wordt
in dit artikel immers uitdrukkelijk bepaald dat het hier de periode betreft
tijdens of voorafgaand aan een arbeidsverhouding.
In het onderhavige geval is geen sprake van bemiddeling of van onderricht dat
direct gericht is op het sluiten van een arbeidsovereenkomst. Artikel 5 AWGB
is derhalve niet van toepassing.
4.5. Wat betreft de toepasselijkheid van artikel 7 AWGB overweegt de
Commissie als volgt.
In het onderhavige geval is in het geding de beslissing van de wederpartij om
de bijstandsuitkering die verzoekster heeft ontvangen in de periode dat zij
een voltijdstudie volgde terug te vorderen. Het terugvorderingsbesluit is
gebaseerd op regelgeving waarin wordt bepaald dat het niet is toegestaan om
een voltijdse universitaire studie te volgen met behoud van een
bijstandsuitkering. Dit besluit is aan te merken als een eenzijdige
rechtshandeling van de overheid, die buiten de reikwijdte van artikel 7 AWGB
valt. De voorwaarden die de gemeente aan de verstrekking van een uitkering
verbindt, zijn niet gelijk te stellen aan het verlenen van een dienst aan de
bijstandsgerechtigde. De wederpartij verzorgt immers zelf geen cursussen of
opleidingen, noch bemiddelt zij hiervoor in enigerlei vorm.
De Commissie is derhalve van oordeel dat er sprake is van een eenzijdig
besluit van de overheid dat niet valt onder het bereik van artikel 7 AWGB.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat het verzoek van mevrouw (…)
te Hernen niet ontvankelijk is op grond van de Algemene wet gelijke
behandeling.

Rechters

Mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter), mw. mr. J.R. Dierx (lidKamer), mw. mr. L.M. Mulder (lid Kamer), mw. mr. A.K. de Jongh (secretarisKamer).