Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
Verzoekster schreef zich in bij het arbeidsbureau te Emmen naar aanleiding
van de daar gemelde functie van commercieel medewerker bij de wederpartij. De
sollicitatie werd in behandeling genomen door het arbeidsbureau te Coevorden.
Verzoekster stelt dat door het arbeidsbureau werd meegedeeld dat de
wederpartij de voorkeur gaf aan iemand van het mannelijk geslacht.
Verzoekster is van mening dat zij in de sollicitatieprocedure geen eerlijke
kans heeft gehad en dat er sprake is van onderscheid op grond van geslacht.
De eerste vraag die voorligt is of het feit dat verzoekster vrouw is een rol
heeft gespeeld bij de afwijzing voor de functie van commercieel medewerker.
De wederpartij stelt dat haar de persoon van verzoekster in het geheel niet
bekend is. Zij heeft bij de vervulling van de vacature uitsluitend gelet op
de vereiste kennis en capaciteiten, waarbij met name de technische kennis van
belang werd geacht. Daarbij is geen voorkeur geuit voor kandidaten van het
mannelijk geslacht.
Verzoekster noch de wederpartij in de gevoegde zaak hebben aan kunnen tonen,
dan wel aannemelijk kunnen maken dat dit wel het geval is.
Daarmee kan ook niet gesteld worden, dat de wederpartij in strijd met artikel
3 lid 1 WGB onderscheid heeft gemaakt naar geslacht bij de vervulling van de
vacature voor commercieel medewerker/ PR-functionaris.
Volledige tekst
1. HET VERZOEK
1.1. Op 6 oktober 1995 verzocht mevrouw (…) te De Haag (hierna:
verzoekster) de Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie) haar
oordeel uit te spreken over de vraag of door (…) te Coevorden (hierna: de
wederpartij) onderscheid is gemaakt bij de behandeling bij de vervulling van
een openstaande betrekking in strijd met de wetgeving gelijke behandeling.
1.2. Verzoekster schreef zich in bij het arbeidsbureau te Emmen naar
aanleiding van de daar gemelde functie van commercieel medewerker bij de
wederpartij. De sollicitatie werd in behandeling genomen door het
arbeidsbureau te Coevorden. Verzoekster stelt dat door het arbeidsbureau werd
meegedeeld dat de wederpartij de voorkeur gaf aan iemand van het mannelijk
geslacht.
Verzoekster is van mening dat zij in de sollicitatieprocedure geen eerlijke
kans heeft gehad en dat er sprake is van onderscheid op grond van geslacht.
2. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK
2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen hebben ieder de gelegenheid gehad hun standpunten
schriftelijk toe te lichten.
2.2. Verzoekster heeft naast bovengenoemde wederpartij, ook het arbeidsbureau
te Coevorden als wederpartij aangewezen. De Commissie heeft bij dat verzoek
het Regionaal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening te Assen als wederpartij
aangewezen. Beide zaken zijn gevoegd behandeld. Het oordeel in genoemde zaak
is door de Commissie vastgesteld op 27 juni 1996 en is bekend onder
oordeelnummer: 96-48.
2.3. De Commissie heeft partijen opgeroepen hun standpunten nader toe te
lichten tijdens een zitting op 4 juni 1996.
Bij deze zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– mw. (…) (verzoekster)
– dhr. (…)(toehoorder)
van de kant van de wederpartij
– dhr. (…) (hoofd administratie)
– dhr. (…) (toehoorder)
van de kant van de wederpartij in de gevoegde zaak
– dhr. mr. (…) (functionaris ontslagzaken)
van de kant van de Commissie
– mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter)
– mw. mr. J.R. Dierx (lid Kamer)
– mw. mr. Y. Telenga (lid Kamer)
– mw. I.M. Hidding (secretaris Kamer).
2.4. Het oordeel is vastgesteld door Kamer I van de Commissie. In deze Kamer
hebben zitting de leden als vermeld onder 2.3.
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
3.1. Verzoekster schreef zich in september 1995 in bij het arbeidsbureau te
Emmen voor de functie van commercieel medewerker in verband met een vacature
bij de wederpartij. De wederpartij zocht een commercieel
medewerker/PR-functionaris die tevens in staat zou zijn de calculatie te
verzorgen inzake gas-, water- en riooltransport bij het TGV-project in
Frankrijk. Kandidaten dienden de Franse taal vloeiend te kunnen schrijven en
spreken.
De vacature werd onder meer in behandeling genomen door het arbeidsbureau te
Coevorden (hierna: het arbeidsbureau).
3.2. De vacature is uiteindelijk uit het vacaturebestand van het
arbeidsbureau verwijderd, omdat het arbeidsbureau geen kandidaten kon vinden
die in de ogen van de wederpartij geschikt waren voor de functie.
De standpunten van partijen
3.3. Verzoekster stelt het volgende.
Verzoekster voldoet aan alle functie-eisen die door de wederpartij werden
gesteld. Toch heeft verzoekster geen officiële uitnodiging gehad voor een
sollicitatiegesprek of op een andere manier gemerkt dat zij een eerlijke kans
kreeg bij de sollicitatieprocedure.
3.4. Verzoekster heeft ook via een uitzendbureau haar belangstelling getoond
voor een gelijke functie. Door dit uitzendbureau werd verzoekster meegedeeld
dat de betreffende werkgever absoluut geen vrouw zou accepteren omdat een
vrouw die de functie eerder vervulde ontslag had genomen toen zij zwanger
was. Verzoekster weet niet zeker of het om hetzelfde bedrijf gaat, maar
vermoedt dat dat wel zo is.
3.5. Toen verzoekster bij het arbeidsbureau informeerde naar de stand van
zaken, werd haar meegedeeld dat de voorkeur uitging naar een man en dat de
procedure nog steeds liep. Er was tot dan toe een officiële afwijzing geweest
door de wederpartij. Een man van 34 jaar was door het arbeidsbureau voor een
gesprek naar de wederpartij gestuurd en hij was afgewezen omdat hij te oud
was.
3.6. Enkele dagen later nam verzoekster opnieuw contact op met het
arbeidsbureau. Daarbij werd verzoekster bevestigd dat zij aan de
functie-eisen voldeed. Verzoekster werd echter niet in contact gebracht met
de wederpartij. Het arbeidsbureau gaf hiervoor als reden dat de wederpartij
absoluut geen vrouw wilde hebben. Het arbeidsbureau gaf aan dat elke vrouw
die voor een gesprek naar de wederpartij zou worden gestuurd, zou worden
afgewezen.
3.7. Uiteindelijk verzocht verzoekster het arbeidsbureau haar de naam van de
wederpartij te noemen, zodat zij zelf contact op zou kunnen nemen met de
wederpartij. Dit werd door het arbeidsbureau echter geweigerd in verband met
de privacy van de wederpartij.
3.8. Verzoekster is van mening dat zij in de sollicitatieprocedure geen
eerlijke kans heeft gekregen. Naar haar mening is er duidelijk sprake van
onderscheid op grond van geslacht. De wederpartij geeft duidelijk aan dat een
vrouw niet gewenst is in het bedrijf, maar uit niets blijkt dat een vrouw de
functie niet zou kunnen vervullen.
3.9. De wederpartij stelt het volgende.
Niet de wederpartij, maar het uitzendbureau en het arbeidsbureau hebben
verzoekster afgewezen. De wederpartij kende verzoekster niet tot het moment
dat de Commissie contact opnam met de wederpartij. De wederpartij had reeds
in juli 1995 een mannelijke kandidaat aangenomen die via een uitzendbureau
(als enige) was voorgesteld voor de functie. Er was ook contact geweest met
het arbeidsbureau over enkele mogelijke kandidaten, maar die waren om
verschillende redenen niet geschikt.
3.10. De wederpartij is overigens op basis van de beschikbare gegevens van
mening dat verzoekster niet aan de functie-eisen voldeed. De wederpartij
zocht iemand die voldeed aan de volgende eisen:
– administratieve projectbegeleiding;
– commerciële buiten/binnendienst activiteiten gericht op de Franse markt
voor projecten in grondwerk, utiliteitsbouw en landbouw;
– kennis van het Frans in woord en geschrift;
– met technische en agrarische achtergrond.
Daarbij is het geslacht van de kandidaat niet relevant. Wel werken in de
sector vrijwel alleen mannen, maar dat was geen reden om weer een man te
zoeken. Een dergelijke voorkeur is niet geuit.
4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij door verzoekster af te wijzen
voor de functie van commercieel medewerker in strijd met de wetgeving gelijke
behandeling heeft gehandeld.
4.2. In dit verband is artikel 3 lid 1 van de Wet gelijke behandeling van
mannen en vrouwen bij de arbeid (hierna: WGB) van belang. Dit artikel bepaalt
dat het niet is toegelaten om bij de behandeling bij de vervulling van een
openstaande betrekking onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen.
4.3. De eerste vraag die voorligt is of het feit dat verzoekster vrouw is een
rol heeft gespeeld bij de afwijzing voor de functie van commercieel
medewerker. De wederpartij stelt dat haar de persoon van verzoekster in het
geheel niet bekend is. Zij heeft bij de vervulling van de vacature
uitsluitend gelet op de vereiste kennis en capaciteiten, waarbij met name de
technische kennis van belang werd geacht. Daarbij is geen voorkeur geuit voor
kandidaten van het mannelijk geslacht.
Verzoekster noch de wederpartij in de gevoegde zaak hebben aan kunnen tonen,
dan wel aannemelijk kunnen maken dat dit wel het geval is.
Daarmee kan ook niet gesteld worden, dat de wederpartij in strijd met artikel
3 lid 1 WGB onderscheid heeft gemaakt naar geslacht bij de vervulling van de
vacature voor commercieel medewerker/ PR-functionaris.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit, dat (…) te Coevorden jegens
mevrouw (…) te Den Haag geen onderscheid heeft gemaakt naar geslacht als
bedoeld in artikel
3 lid 1 van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.
Rechters
Mw. prof. mr. J.E. Goldschmidt (Kamervoorzitter), mw. mr. J.R. Dierx (lidKamer), mw. mr. Y. Telenga (lid Kamer), mw. I.M. Hidding (secretaris Kamer).