Instantie: Commissie gelijke behandeling, 15 oktober 1996

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster heeft gesolliciteerd naar een functie in de invalpool van de
wederpartij. Zij heeft een gesprek gehad waarin haar een andere, tijdelijke,
functie is aangeboden. Verzoekster heeft het aanbod geaccepteerd, waarop de
wederpartij het aanbod introk in verband met verzoeksters zwangerschap.
Verzoekster is tevens te kennen gegeven dat zij in verband met haar
zwangerschap niet aangenomen kon worden voor de functie in de invalpool.
Door partijen is niet betwist dat er zowel ten aanzien van de functie in de
invalpool als ten aanzien van de in geding zijnde tijdelijke functie sprake
was van een vacature. De Commissie stelt dan ook vast dat bij beide functies
sprake was van een openstaande betrekking zoals bedoeld in artikel 3 van de
WGB.
Ten aanzien van de inhoud en de context van het gesprek overweegt de
Commissie als volgt. Vast staat dat het gesprek tussen verzoekster en het
afdelingshoofd betrekking had op een mogelijke vervulling van beide
vacatures. De stelling van verzoekster dat het afdelingshoofd haar in
voornoemd gesprek heeft meegedeeld te bezien of zij in de invalpool kon
worden opgenomen, is door de wederpartij niet betwist. Tevens is door het
afdelingshoofd de tijdelijke functie op de afdeling B6, welke met
onmiddellijke ingang zou kunnen worden vervuld, ter sprake gebracht.
Voorts moet worden vastgesteld dat naar aanleiding van het gesprek
verzoekster niet meegedeeld is dat zij formeel eerst zou moeten solliciteren,
maar dat zij voor beide functies is afgewezen.
Gelet op de inhoud en context van het gesprek tussen verzoekster en het
afdelingshoofd alsmede op de gevolgen naar aanleiding daarvan, is de
Commissie van oordeel dat bij beide functies sprake was van de behandeling
van de vervulling van een openstaande betrekking zoals bedoeld in artikel 3
WGB.
De Commissie merkt in dit verband op dat de tekst en de strekking van genoemd
wetsartikel niet nopen tot een zodanig beperkte interpretatie dat slechts die
gesprekken, die op grond van de procedureregels bij de wederpartij als
sollicitatiegesprek aangeduid kunnen worden, onder de reikwijdte vallen van
artikel 3 WGB.
Ten aanzien van de stelling van verzoekster dat betreffende de tijdelijke
functie sprake was van een aanbod en dat – aangezien dit aanbod is
ingetrokken nadat verzoekster dit aanbod heeft geaccepteerd – sprake is van
een beëindiging van de dienstbetrekking, stelt de Commissie vast dat de
wederpartij zulks met klem ontkent. De verklaring van de getuige dat hij van
verzoekster heeft gehoord c.q. uit het telefonisch gesprek van verzoekster
met het afdelingshoofd heeft opgemaakt dat sprake was van een aanbod, acht de
Commissie in dit verband onvoldoende overtuigend. Omdat de Commissie niet kan
vaststellen dat in meergenoemd gesprek daadwerkelijk de tijdelijke functie is
aangeboden, is niet in geding of de wederpartij de arbeidsverhouding heeft
beëindigd en daarbij een verboden onderscheid heeft gemaakt.
Nu zowel ten aanzien van de tijdelijke functie op de afdeling B6 als ten
aanzien van de opname in de invalpool sprake is van de behandeling van de
vervulling van een openstaande betrekking zoals bedoeld in de WGB, stelt de
Commissie vast dat de wederpartij als reden voor de afwijzing van verzoekster
voor opname in de invalpool en mede als reden voor afwijzing voor de
tijdelijke functie, de inzetbaarheid van verzoekster in verband met haar
zwangerschap heeft aangegeven.
De Commissie is van oordeel dat de wederpartij jegens verzoekster een
verboden onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK
1.1. Op 15 mei 1995 verzocht mevrouw (…) te Zwolle (hierna: verzoekster) de
Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie) haar oordeel uit te
spreken over de vraag of R.K. Ziekenhuis De Weezenlanden te Zwolle (hierna:
de wederpartij) jegens haar onderscheid op grond van geslacht heeft gemaakt
als bedoeld in de wetgeving gelijke behandeling.
1.2. Verzoekster heeft gesolliciteerd naar een functie in de invalpool van de
wederpartij. Zij heeft een gesprek gehad waarin haar een andere, tijdelijke,
functie is aangeboden. Verzoekster heeft het aanbod geaccepteerd, waarop de
wederpartij het aanbod introk in verband met verzoeksters zwangerschap.
Verzoekster is tevens te kennen gegeven dat zij in verband met haar
zwangerschap niet aangenomen kon worden voor de functie in de invalpool.
2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE
2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Verzoekster heeft de Commissie gevraagd om een spoedbehandeling.
Dit verzoek is door de Commissie afgewezen.
Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht. Zij zijn opgeroepen
voor een zitting op 17 september 1996. Verzoekster heeft daarbij een getuige
en een getuige-deskundige meegebracht teneinde hen door de Commissie te doen
horen.
2.2. Bij de zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– mw. (…) (verzoekster)
– dhr. (…) (getuige)
– dhr. (…) (getuige-deskundige)
– dhr. (…) (gemachtigde)
van de kant van de wederpartij
– mw. (…) (hoofd afdeling B6)
– dhr. mr. A.H. Cante (gemachtigde)
van de kant van de Commissie
– mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter)
– dhr. mr. L.M. Moerings (lid Kamer)
– dhr. drs. B. van Schijndel (lid Kamer)
– mw. mr. A.N. Veekamp (secretaris Kamer).
2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer III van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden als genoemd onder 2.2.
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
3.1. De wederpartij is een ziekenhuis. Verzoekster heeft in het verleden als
verpleegkundige bij de invalpool van de wederpartij gewerkt. Verzoekster
heeft de wederpartij op 16 april 1996 verzocht om opnieuw in de invalpool te
kunnen worden opgenomen. Het ging daarbij om de invalpool voor de zogenaamde
interne afdelingen. Haar is door de afdeling personeelszaken van de
wederpartij meegedeeld dat ze hierover contact zou moeten opnemen met een van
de hoofden van de interne afdelingen.
Tijdens het gesprek dat verzoekster diezelfde dag met het hoofd van afdeling
B6 (hierna: het afdelingshoofd) over opname in de invalpool heeft gehad, is
een andere vacature aan de orde gekomen. Deze vacature betrof een functie van
leerling-verpleegkundige voor tweeëneenhalve maand. Verzoekster heeft
vervolgens naar aanleiding van de vraag of zij kinderen had, verteld dat zij
zwanger was.
Verzoekster is afgewezen voor opname in de invalpool en is evenmin in
aanmerking gekomen voor de tijdelijke functie bij de wederpartij.
De standpunten van partijen
3.2. Verzoekster stelt het volgende.
Verzoekster heeft op de afdeling B6 bij de teamleider geïnformeerd naar de
mogelijkheid om opnieuw in de invalpool te worden opgenomen. Deze heeft haar
verwezen naar de afdeling personeelszaken. Toen verzoekster deze teamleider
vroeg wat de mogelijkheden waren, opperde deze iets over werkzaamheden voor
de duur van tweeëneenhalve maand. Voor deze tijdelijk functie moest
verzoekster zich volgens hem tot het afdelingshoofd wenden. Verzoekster heeft
telefonisch contact opgenomen met de afdeling personeelszaken. Zij werd
verwezen naar het afdelingshoofd.
Tijdens het gesprek dat verzoekster met het afdelingshoofd heeft gevoerd,
bleek dat op die afdeling per direct gedurende tweeëneenhalve maand behoefte
bestond aan een fulltime (leerling-) verpleegkundige. Verzoekster werd
aangeboden deze functie te vervullen en zou, aldus het afdelingshoofd, op die
manier ingewerkt raken op de afdeling en ervaring opdoen. Na afloop van de
termijn zou verzoekster dan kunnen doorstromen naar de invalpool. Daarna
vroeg het afdelingshoofd verzoekster of zij kinderen had. Verzoekster heeft
daarop verteld dat zij drie maanden zwanger was. Het afdelingshoofd heeft
verzoekster vervolgens geadviseerd om eerst goed over het aanbod na te
denken.
Gelet op haar zwangerschap was het maar de vraag of verzoekster het op de
afdeling vol zou kunnen houden. Het afdelingshoofd heeft haar verzocht de
volgende dag mee te delen wat haar reactie op het aanbod was.
Verzoekster heeft de volgende dag gebeld en het aanbod geaccepteerd. Het
afdelingshoofd gaf echter te kennen dat zij het vanwege verzoeksters
zwangerschap toch geen goed besluit vond om verzoekster aan te nemen. Het
werk op de afdeling zou zwaar vermoeiend zijn. Twee vrouwen die op de
afdeling gewerkt hadden, hadden een miskraam gekregen. Het afdelingshoofd
wilde daarom geen risico nemen. De afdeling zou met een probleem zitten als
verzoekster uit zou vallen. Bovendien zou verzoekster, wanneer de
zwangerschap drie maanden had geduurd, volgens de CAO geen nachtdienst meer
mogen draaien. Het afdelingshoofd gaf in dat verband de voorkeur aan iemand
die alle diensten mee kon draaien.
Verzoekster heeft aangegeven met de herroeping van het aanbod niet akkoord te
gaan. Het afdelingshoofd heeft vervolgens toegezegd zich ervoor in te spannen
dat verzoekster wel in de invalpool zou worden opgenomen. Het afdelingshoofd
zou het clusterhoofd hierover benaderen.
De daaropvolgende dag is verzoekster meegedeeld dat zij niet zou worden
aangenomen, hoewel er wel mensen nodig waren voor de invalpool. De reden
hiervoor was gelegen in de beperkte inzetbaarheid vanwege haar zwangerschap.
Na de bevalling zou zij wel in de invalpool kunnen worden opgenomen.
Bij de tijdelijke functie op de afdeling B6 is volgens verzoekster door het
accepteren van het aanbod een overeenkomst tot stand gekomen. Herroeping van
het aanbod nadien vanwege de inzetbaarheid van verzoekster door haar
zwangerschap brengt met zich mee, dat de wederpartij een tot stand gekomen
arbeidsovereenkomst in strijd met de wetgeving gelijke behandeling heeft
beëindigd.
Betreffende de opname in de invalpool is volgens verzoekster sprake van
onderscheid bij het aangaan van een overeenkomst.
Het hoofd van de afdeling personeelszaken van de wederpartij heeft
verzoekster meegedeeld dat de gang van zaken rond de vacature op de afdeling
B6 niet juist was geweest. Nadat verzoekster vertelde dat zij contact had
opgenomen met het Bureau voor Rechtshulp heeft het hoofd van de afdeling
personeelszaken aangegeven dat zij, door die kant op te willen, de kans liep
nooit bij de wederpartij in dienst te kunnen komen.
3.3. De wederpartij stelt het volgende.
Verzoeksters klacht is gebaseerd op het gesprek dat zij met het
afdelingshoofd heeft gehad. Dit gesprek had een oriënterend karakter. Er was
geen sprake van een sollicitatiegesprek. Voor een sollicitatiegesprek met
externe medewerkers zoals verzoekster gelden bij de wederpartij strikte
procedures waarbij anderen dan het afdelingshoofd betrokken zijn.
Externe medewerkers die invalkracht willen worden dienen in principe een
sollicitatiebrief te versturen of een sollicitatieformulier in te vullen.
Vervolgens vindt een sollicitatiegesprek plaats met twee afdelingshoofden van
het betreffende cluster. Kandidaten worden door de afdeling personeelszaken
uitgenodigd. Personeelszaken is in principe niet bij de gesprekken voor
invalkrachten aanwezig, wel bij alle andere sollicitatiegesprekken.
Het is een afdelingshoofd niet toegestaan zelf toezeggingen te doen.
Verzoekster zou dit moeten weten, gelet op het feit dat zij vroeger in dienst
van de wederpartij is geweest. Het afdelingshoofd kan dan ook niet de indruk
gewekt hebben dat zij de bevoegdheid had om de wederpartij tegenover
verzoekster te binden. Het afdelingshoofd heeft ook geen uitlatingen gedaan
op grond waarvan het aannemelijk zou zijn dat er sprake was van een
sollicitatie. Zij heeft verzoekster geadviseerd niet te solliciteren.
Aangezien de wederpartij niet met verzoekster in een rechtens relevante
relatie is getreden, kan de klacht van verzoekster geen doel treffen.
Ten aanzien van de verklaring van de getuige-deskundige stelt de wederpartij
dat met betrekking tot interne medewerkers (waaronder mensen die reeds in de
invalpool werkzaam zijn) andere sollicitatieprocedures gelden dan met
betrekking tot externe medewerkers. Verzoekster behoorde echter tot de
laatste categorie.
Ten aanzien van opname in de invalpool stelt de wederpartij dat in het
bewuste gesprek tussen verzoekster en het afdelingshoofd is gezegd dat er
mogelijk een plaats zou zijn. Dit is echter gedaan onder de voorwaarde dat
sprake moest zijn van een dadelijke en volledige inzetbaarheid. De
wederpartij is van mening dat zo’n voorwaarde niet discriminerend is en dat
verzoekster, voorzover er sprake was van een sollicitatiegesprek, niet
vanwege haar zwangerschap is afgewezen maar vanwege het feit dat ze niet aan
deze voorwaarden kon voldoen.
Ten aanzien van de tijdelijke functie stelt het afdelingshoofd ter zitting
dat verzoekster geen ervaring had met werkzaamheden op een afdeling als de
hare. Bij dit gebrek aan ervaring kwam dat verzoekster vanwege haar
zwangerschap geen nachtdiensten hoefde te draaien. Haar inzetbaarheid was dus
niet de hoofdreden, maar speelde wel mede een rol, onder andere vanwege de
planning van 24-uursdiensten.
Er was sprake van een toevallige ontmoeting met een voor het afdelingshoofd
onbekende, van wie zij niet eens wist of zij wel verpleegkundige was. Het was
geen sollicitatiegesprek, maar een mogelijke aanzet voor een procedure. Als
de sollicitatieprocedure met verzoekster in gang was gezet, zou het
afdelingshoofd de afdeling personeelszaken hebben gebeld om informatie over
verzoekster te verkrijgen.
3.4. Verklaring van de getuige van de kant van verzoekster.
De getuige is de echtgenoot van verzoekster. Hij bevestigt dat laatstgenoemde
na overleg met de afdeling personeelszaken van de wederpartij diezelfde dag
een gesprek had met het afdelingshoofd over een plaats in de invalpool.
Tijdens dat gesprek kwam een functie voor de duur van tweeëneenhalve maand
aan de orde. Verzoekster heeft die functie aangeboden gekregen en bevestigde
de volgende dag dat ze dit werk graag wilde doen. De getuige begreep uit de
verontwaardigde reacties van verzoekster tijdens het telefonisch onderhoud
met het afdelingshoofd, dat het aanbod werd ingetrokken.
3.5. Verklaring van de getuige-deskundige van de kant van verzoekster.
De getuige-deskundige is sinds november 1995 secretaris van de
ondernemingsraad bij de wederpartij. Hij stelt dat het voor tijdelijke
contracten van slechts een aantal maanden bij interne vacatures
ongebruikelijk is dat een vacaturestelling plaatsvindt. Met name in de
zomermaanden wordt personeel aangenomen om zoveel mogelijk vast personeel in
voor hun gunstige perioden vakantie te kunnen geven. Het komt voor dat,
indien een tijdelijke kracht nodig is, dit aan de afdeling personeelszaken
wordt voorgelegd of aan het afdelingshoofd. Als de laatste iemand kent
(meestal uit de invalpool), wordt deze benaderd. Personeelszaken weet
daarvan, nadat het afdelingshoofd heeft gezegd dat het rond is. Het is
gebruikelijk dat het hoofd van een afdeling hierin een beslissende rol heeft
en dat de taak van de afdeling personeelszaken slechts beperkt is tot het
opstellen van een contract.
De getuige-deskundige bevestigt de weergave van de wederpartij van de
procedure bij externe medewerkers. Tevens erkent hij dat verzoekster niet als
interne maar als externe medewerker dient te worden beschouwd.
Ten aanzien van de inzetbaarheid van zwangere personeelsleden bevestigt de
getuige-deskundige dat zij volgens de CAO vanaf de tijd dat zij drie maanden
zwanger zijn niet in de nachtdienst hoeven te werken. Hij verklaart echter
dat het voorkomt dat vrouwen die zes maanden zwanger zijn toch nog in de
nachtdienst werken. Indien vrouwen dit niet willen zijn zij daartoe niet
verplicht. Zolang zij er zelf echter geen probleem mee hebben, kunnen zij in
de nachtdienst werkzaam zijn.
4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij jegens verzoekster onderscheid
naar geslacht heeft gemaakt als bedoeld in de wetgeving gelijke behandeling
– door haar niet in aanmerking te laten komen voor een tijdelijke functie op
afdeling B6;
– door haar niet in aanmerking te laten komen voor opname in de invalpool.
4.2. Artikel 3 lid 1 Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB)
bepaalt dat het niet is toegelaten bij de aanbieding van een betrekking of
bij de behandeling van de vervulling van een openstaande betrekking
onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen.
In artikel 1 WGB wordt bepaald dat onder onderscheid tussen mannen en vrouwen
direct en indirect onderscheid moet worden verstaan. Onder direct onderscheid
op grond van geslacht wordt volgens dit wetsartikel mede verstaan onderscheid
op grond van zwangerschap.
Ook indien zwangerschap niet de enige of doorslaggevende reden is geweest
voor het gemaakte onderscheid maar daarbij mede een rol heeft gespeeld, is
volgens vaste jurisprudentie van de Commissie in strijd met de wetgeving
gelijke behandeling van mannen en vrouwen gehandeld (Zie bijvoorbeeld
Commissie gelijke behandeling, 17 april 1996, oordeelnummer 96-26 en 5 juli
1996, oordeelnummer 96-57).
De Commissie heeft reeds eerder geoordeeld dat afwezigheid of verminderde
inzetbaarheid wegens zwangerschaps- en bevallingsverlof als een onlosmakelijk
en onvermijdelijk gevolg van de zwangerschap beschouwd moet worden en
daardoor op een lijn gesteld moet worden met de zwangerschap zelf (Commissie
gelijke behandeling, 17 april 1996, oordeelnummer 96-26 en 13 november 1995,
oordeelnummer 95-47. In overeenkomstige zin: Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen, 8 november 1990, Dekker versus Stichting Vormingscentrum voor
Jong Volwassenen VJV-centrum, zaaknummer C-177/88, Jur. 1990, 3941 en in
dezelfde zaak Hoge Raad, 13 september 1991, NJ 1992, 855). Onderscheid op
grond van beperkte inzetbaarheid vanwege zwangerschap en bevalling komt
derhalve overeen met direct onderscheid.
4.3. De Commissie zal allereerst ingaan op de vraag of de klacht onder de
reikwijdte van de WGB valt gelet op het verweer van de wederpartij,
inhoudende dat geen sprake was van een sollicitatiegesprek en dat derhalve
ook geen onderscheid in de zin van de wet gemaakt kan zijn.
Door partijen is niet betwist dat er zowel ten aanzien van de functie in de
invalpool als ten aanzien van de in geding zijnde tijdelijke functie sprake
was van een vacature. De Commissie stelt dan ook vast dat bij beide functies
sprake was van een openstaande betrekking zoals bedoeld in artikel 3 van de
WGB.
Ten aanzien van de inhoud en de context van het gesprek overweegt de
Commissie als volgt. Vast staat dat het gesprek tussen verzoekster en het
afdelingshoofd betrekking had op een mogelijke vervulling van beide
vacatures. De stelling van verzoekster dat het afdelingshoofd haar in
voornoemd gesprek heeft meegedeeld te bezien of zij in de invalpool kon
worden opgenomen, is door de wederpartij niet betwist. Tevens is door het
afdelingshoofd de tijdelijke functie op de afdeling B6, welke met
onmiddellijke ingang zou kunnen worden vervuld, ter sprake gebracht.
Voorts moet worden vastgesteld dat naar aanleiding van het gesprek
verzoekster niet meegedeeld is dat zij formeel eerst zou moeten solliciteren,
maar dat zij voor beide functies is afgewezen.
Gelet op de inhoud en context van het gesprek tussen verzoekster en het
afdelingshoofd alsmede op de gevolgen naar aanleiding daarvan, is de
Commissie van oordeel dat bij beide functies sprake was van de behandeling
van de vervulling van een openstaande betrekking zoals bedoeld in artikel 3
WGB.
De Commissie merkt in dit verband op dat de tekst en de strekking van genoemd
wetsartikel niet nopen tot een zodanig beperkte interpretatie dat slechts die
gesprekken, die op grond van de procedureregels bij de wederpartij als
sollicitatiegesprek aangeduid kunnen worden, onder de reikwijdte vallen van
artikel 3 WGB.
4.4. Ten aanzien van de stelling van verzoekster dat betreffende de
tijdelijke functie sprake was van een aanbod en dat – aangezien dit aanbod is
ingetrokken nadat verzoekster dit aanbod heeft geaccepteerd – sprake is van
een beëindiging van de dienstbetrekking, stelt de Commissie vast dat de
wederpartij zulks met klem ontkent. De verklaring van de getuige dat hij van
verzoekster heeft gehoord c.q. uit het telefonisch gesprek van verzoekster
met het afdelingshoofd heeft opgemaakt dat sprake was van een aanbod, acht de
Commissie in dit verband onvoldoende overtuigend. Omdat de Commissie niet kan
vaststellen dat in meergenoemd gesprek daadwerkelijk de tijdelijke functie is
aangeboden, is niet in geding of de wederpartij de arbeidsverhouding heeft
beëindigd en daarbij een verboden onderscheid heeft gemaakt.
4.5. Nu zowel ten aanzien van de tijdelijke functie op de afdeling B6 als ten
aanzien van de opname in de invalpool sprake is van de behandeling van de
vervulling van een openstaande betrekking zoals bedoeld in de WGB, stelt de
Commissie vast dat de wederpartij als reden voor de afwijzing van verzoekster
voor opname in de invalpool en mede als reden voor afwijzing voor de
tijdelijke functie, de inzetbaarheid van verzoekster in verband met haar
zwangerschap heeft aangegeven.
Gelet op het gestelde onder 4.2. is de Commissie van oordeel dat de
wederpartij hiermee jegens verzoekster een verboden onderscheid op grond van
geslacht heeft gemaakt.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat (…) te Zwolle jegens mevrouw
(…) te Zwolle
– door haar niet in aanmerking te laten komen voor een tijdelijke functie en
– door haar niet in aanmerking te laten komen voor opname in de invalpool
direct onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht als bedoeld in artikel
3 lid 1 van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen en derhalve in
strijd met deze wet heeft gehandeld.

Rechters

Mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter), dhr. mr. L.M. Moerings(lid Kamer), dhr. drs. B. van Schijndel (lid Kamer), mw. mr. A.N. Veekamp(secretaris Kamer)