Instantie: Kantonrechter Nijmegen, 6 december 1996

Instantie

Kantonrechter Nijmegen

Samenvatting


Voorafgaand aan het zwangerschapsverlof is afgesproken dat eiseres
ouderschapsverlof zou opnemen. Bij terugkomst op het werk wordt aan de vrouw
bericht dat zij wegens disfunctioneren uit haar functie is ontheven en dat
iemand anders deze functie reeds verrichtte. De vrouw protesteert tegen deze
gang van zaken. Door de werkgever wordt haar dezelfde functie maar op een
andere werkplek, in Oss, aangeboden. De vrouw weigert dit aanbod en vordert
thans tewerkstelling in haar eigen functie in Nijmegen.
De kantonrechter stelt vast dat volstrekt onvoldoende is gebleken dat de
vrouw niet goed functioneerde. De werkgever heeft zonder overleg met de vrouw
al een opvolger voor de functie aangetrokken en dit zonder enige
voorbereiding medegedeeld aan de vrouw. Deze handelswijze is in strijd met de
eisen van goed werknemerschap.

Volledige tekst

Het verloop van de procedure

Op de door de kantonrechter bepaalde wijze, dus bij dagvaarding, na daartoe
verkregen verlof op verkorte termijn, heeft eiseres gedaagde doen oproepen
tot het verkrijgen van de hieronder nader te omschrijven voorlopige
voorziening.
Op 22 november 1996 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Van het
aldaar verhandelde zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. Bij die
gelegenheid hebben beide partijen pleitnotities en producties doen
overleggen.
Het vonnis is bepaald op heden.

De voorgeschiedenis

Per 1 augustus is eiseres bij gedaagde in dienst getreden als ambulant
full-time verkoopster in gedaagdes filialen Nijmegen (centrum), Arnhem en
Tiel. Met ingang van 1 mei 1991 werd eiseres filiaalhoudster in opleiding. In
diezelfde maand werd zij aangesteld als filiaalhoudster in het filiaal
Arnhem-Kronenbrug. In maart 1995 werd eiseres vervolgens filiaalhoudster in
gedaagdes nieuwe filiaal Nijmegen-Dukenburg. Vanaf 3 mei 1996 tot 23
september 1996 heeft eiseres niet gewerkt wegens achtereenvolgens
zwangerschaps-, bevallings-, en vakantieverlof. Voorafgaand aan de
verlofperiode heeft eiseres aan gedaagde te kennen gegeven dat eiseres tevens
ouderschapsverlof wenste op te nemen en dat zij in verband daarmee gedurende
zes maanden na afloop van het verlof de wekelijkse arbeidstijd wenste
teruggebracht te zien tot 20 uur per week.
Bij brief van 9 april 1996 heeft gedaagde bevestigd de aanvraag voor
ouderschapsverlof te hebben ontvangen.
Vervolgens heeft gedaagde bij schrijven van 23 augustus 1996 ondermeer aan
eiseres geschreven:

`Hiermede bevestigen wij de afspraken die gemaakt zijn omtrent het
aangevraagde ouderschapsverlof. Het ouderschapsverlof zal op 4 september 1996
ingaan. Dit betekent dat je 20 uur per week werkzaam zult zijn als
filiaalhoudster in ons Amici-Mode voor de Vrouw te Nijmegen (Dukenburg)’.
(…)

`Op 4 maart 1997 zul je weer als full-time filiaalhoudster werkzaam zijn in
ons filiaal te Nijmegen (Dukenburg).’

Nadat eiseres op 24 september 1956 haar werkzaamheden had hervat kreeg zij
mondeling van haar (en gedaagdes) regiomanager te horen dat zij wegens
disfunctioneren met onmiddellijke ingang filiaalhoudster af was. Als zodanig
was reeds, althans werd onmiddellijk iemand anders aangesteld. Bij brief van
1 oktober 1996 heeft eiseres tegen de hiervoor omschreven handelwijze en
beslissing van gedaagde geprotesteerd. In daarop medio oktober 1996 tussen
partijen gevolgde gesprekken heeft gedaagde eiseres aangeboden eiseres over
te plaatsen naar gedaagdes filiaal te Oss, alwaar eiseres gedurende 20 uur
per week zou worden aangesteld in de functie van filiaalhoudster. Eiseres is
op dat aanbod niet ingegaan.

Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de zogenaamde Mitex C.A.O.

De vordering

Eiseres betwist dat zij niet naar behoren zou functioneren en is van oordeel
dat derhalve een deugdelijke grond ontbreekt voor de hierboven omschreven
jegens haar door gedaagde getroffen maatregel. Voorts ondermeer wijzend op de
reisafstand van Nijmegen (haar woonplaats) naar Oss en de omstandigheid dat
zij ouderschapsverlof geniet, vordert eiseres van de kantonrechter gedaagde
te gebieden eiseres te werk te stellen in het filiaal Amici-mode voor de
Vrouw te Nijmegen in haar functie van filiaalhoudster, een en ander op
straffe van een dwangsom van ƒ 500 per dag. Daarbij verwijt eiseres kennelijk
gedaagde te handelen in strijd met wat van een goede werkgever kan worden
verlangd.

De beoordeling

De kantonrechter kan eiseres volgen waar eiseres stelt dat het haar op 26
september 1996 mondeling medegedeelde voor haar als een donderslag bij
heldere hemel kwam.
Voorshands is niet, althans volstrekt onvoldoende, gebleken van
functioneringsgesprekken met bijbehorende verslagen op basis waarvan zou
kunnen worden geoordeeld dat eiseresses door gedaagde gepretendeerde
disfunctioneren tijdig en behoorlijk met eiseres is besproken. Voorts pleit
natuurlijk niet voor gedaagde dat intussen zonder enig overleg met gedaagde
al een opvolgster voor gedaagde was aangesteld of aangetrokken. Een
dergelijke handelwijze past een goed werkgever in geen enkel opzicht. In dat
verband verdient ook het losjes mededelen in een gesprek, zonder enige
schriftelijke voorbereiding of nazorg, van de voorgenomen maatregel aan
eiseres door gedaagde geen schoonheidsprijs.

Voorts moet voorshands als onvoldoende grond van de hand worden gewezen
gedaagdes verweer dat haar filiaal Dukenburg niet goed loopt. De in dat
verband door gedaagde geproduceerde cijfers onderbouwen dat verweer niet,
althans onvoldoende. Als dan voorts in aanmerking wordt genomen dat het hier
om een betrekkelijk recent nieuw geopend filiaal gaat en dat eiseres
gedurende een flink aantal maanden voor 24 september 1996 niet in dat filiaal
had gewerkt, dan valt al helemaal niet in te zien waarom een eventueel slecht
lopen te wijten zou zijn aan eiseres: dat stelt gedaagde wel, maar ook dat
blijkt nergens uit in ieder geval is het voordat eiseres met verlof ging
nimmer in die zin met haar besproken.

Evident is gelet op eiseresses hiervoor omschreven positie haar belang bij de
gevraagde voorziening. Wat gedaagde daar overigens nog tegenin brengt weegt
niet voldoende zwaar. In eiseresses oorspronkelijke positie als `verkoopster
in onze filialen Nijmegen, Arnhem en Tiel’, is in de loop der jaren wel
zoveel veranderd, dat gedaagde nu naar redelijkheid en billijkheid geen
beroep op die aanvankelijke arbeidsovereenkomst toekomt op basis daarvan naar
willekeur met eiseres te schuiven tussen verschillende filialen.
In dat verband verdient nog overweging dat eiseres destijds, mede gelet op
haar woonplaats, met graagte van Arnhem naar Nijmegen-Dukenburg is gegaan. De
C.A.O. biedt gedaagde in dit opzicht al evenmin soelaas. Natuurlijk is de
werknemer `verplicht, indien – in bijzondere gevallen – de werkgever hem
daartoe opdracht geeft, andere dan zijn gebruikelijke arbeid te verrichten’,
maar hier is toch echt wel iets meer aan de hand en wel een soort degradatie.
Dat wordt niet anders door gedaagdes aanbod eiseres in Oss als
filiaalhoudster te werk te stellen. Was dat aanbod nu meteen op 24 september
1996 gedaan, dan zou acceptatie door eiseres wellicht in de rede gelegen
hebben. Maar nu dat aanbod kennelijk tot stand is gekomen op grond van het
aanvankelijk blijkbaar niet door gedaagde verwachte verzet van de kant van
eiseres, behoeft eiseres daarop vooralsnog naar het oordeel van de
kantonrechter niet in te gaan:
met de desbetreffende bepaling in de C.A.O. kan niet bedoeld zijn een dermate
eenzijdige en voor de werknemer ongunstige wijziging in de arbeidsvoorwaarden
als gedaagde hier heeft getracht door te drukken.

Tenslotte zal gedaagdes kennelijk per 1 mei 1996 genomen beslissing om één
filiaalhouder voor zowel eiseresses filiaal als het filiaal `Heren’ te
Dukenburg wel, zoals gedaagde stelt, meert omzet en minder loonkosten’
opleveren en het kan wel zijn, zoals gedaagde bij brief van 30 oktober 1996
aan eiseres schrijft, dat de `eisen van goed ondernemerschap (…) met zich
mee (…) een filiaalhoudster in de gegeven zetting niet goed functioneert,
de ondernemer maatregelen moet kunnen nemen’, maar dat is allemaal
onvoldoende grond om eiseres als filiaalhoudster zomaar te wippen of te
verplaatsen als gedaagde zich blijkens het vorenoverwogene had voorgesteld:
naast goed ondernemerschap bestaat er ook nog zoiets als goed werkgeverschap
en gedaagde heeft niet getoond te beseffen wat er in die laatste hoedanigheid
van haar mag worden verwacht.

Aldus weigert gedaagde naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter ten
onrechte eiseres weer aan het werk te laten gaan als door eiseres gevorderd;
gedaagdes verweren falen immers. Er zal dan ook toewijzing volgen van de
vordering als hieronder vermelden, waarbij naar het oordeel van de
kantonrechter binnen het petitum wordt gebleven. Gedaagde zal als de in het
ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

Beslissing

De kantonrechter rechtdoende, bij wege van voorlopige voorziening;

Veroordeelt gedaagde om eiseres binnen twee dagen na de betekening van dit
vonnis te werk te stellen in het filiaal Amici-Mode voor de Vrouw te
Nijmegen-Dukenburg, in haar functie van filiaalhoudster en eiseres aldaar in
staat te stellen zodanig overeengekomen arbeid te verrichten, zulks op
straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 500 voor iedere dag dat gedaagde
weigerachtig blijft aan deze veroordeling te voldoen;

Veroordeelt gedaagde in de proceskosten aan de zijde van eiseres gevallen en
tot aan deze uitspraak begroot op ƒ 731,94 waaronder ƒ 500 voor salaris
gemachtigde;

Wijst af hetgeen meer of anders gevorderd.
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.

Rechters

Mr Misdorp