Instantie
Commissie gelijke behandeling
Samenvatting
Verzoeker, van allochtone afkomst, heeft vijf maal gesolliciteerd naar de
functie van buitendienstmedewerker bij de wederpartij en is steeds afgewezen.
Het onderzoek is beperkt tot de laatste afwijzing.
De wederpartij voert al jaren een voorkeursbeleid naar etnische afkomst bij
de selectie. De wederpartij voert ook een leeftijdsbeleid waarbij de voorkeur
uitgaat naar een kandidaat tot 30 jaar vanwege de leeftijdsopbouw binnen de
taakcluster. Verzoeker voldeed niet aan deze leeftijdseis, maar beschikte wel
over de vereiste werkervaring.
De Commissie overweegt dat een voorkeursbeleid met zich brengt dat de
selectiecommissie zorgvuldig moet nagaan of sprake is van gelijke dan wel
ongelijke geschiktheid. Bij gelijke geschiktheid berust er een
aanstellingsverplichting op de werkgever van een kandidaat uit één van de
groepen waar het voorkeursbeleid op is gericht. De geschiktheid moet worden
getoetst aan de hand van functie-eisen, die relevant zijn voor de uitoefening
van de werkzaamheden.
De Commissie oordeelt dat de leeftijdseis op zich niet relevant is voor de
uitoefening van de werkzaamheden, zodat afwijken van het voorkeursbeleid in
dit geval niet gerechtvaardigd is.
De wederpartij heeft dan ook in strijd met de zorgvuldigheidseisen die
voortvloeien uit artikel 2 lid 3 juncto artikel 1 AWGB gehandeld gezien de
wijze waarop zij van het voorkeursbeleid is afgeweken.
Volledige tekst
1. Het verzoek
1.1. Op 2 januari 1996 verzocht de heer (…) te Zeewolde (hierna: verzoeker)
de Commissie gelijke behandeling haar oordeel uit te spreken over de vraag of
door het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zeewolde
(hierna: de wederpartij) jegens hem onderscheid is gemaakt in strijd met de
wetgeving gelijke behandeling.
1.2. Verzoeker heeft vijf maal bij de wederpartij gesolliciteerd naar de
functie van buitendienstmedewerker. Verzoeker werd bij geen van deze
sollicitaties uitgenodigd voor een gesprek. Verzoeker is van Surinaamse
afkomst en is van mening dat de wederpartij door niet op zijn sollicitaties
in te gaan, in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) heeft
gehandeld.
2. De loop van het onderzoek
2.1. De Commissie heeft het verzoekschrift in behandeling genomen en een
onderzoek ingesteld.
Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht.
2.2. De Commissie heeft partijen opgeroepen en deze hebben hun standpunten
nader toegelicht tijdens een zitting op 29 oktober 1996.
Bij deze zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoeker
– dhr. (…) (verzoeker)
– dhr. (…) (gemachtigde ADB Flevoland)
– dhr. (…) (getuige)
van de kant van de wederpartij
– dhr. (…) (Hoofd Bedrijfsbureau sector Ruimte en Groen)
– dhr. (…) (Hoofd Personeelszaken)
– dhr. (…) (Hoofd Groenvoorziening)
van de kant van de Commissie
– mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter)
– mw. mr. dr. L. Mulder (lid Kamer)
– mw. mr. drs. M.G. Nicolai (lid Kamer)
– mw. I.M. Hidding (secretaris Kamer).
2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer II van de Commissie.
In deze Kamer hebben zitting de leden als vermeld onder 2.2.
3. De resultaten van het onderzoek
De feiten
3.1. Verzoeker heeft sinds 1988 vijf maal gesolliciteerd bij de wederpartij
naar de functie van medewerker buitendienst.
Verzoeker werd niet eenmaal uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek en is
voor alle vacatures afgewezen.
3.2. Verzoeker heeft van 1987-1989 als buitendienst-medewerker op
contractbasis bij de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (RIJP) gewerkt.
Sinds 1989 werkt verzoeker als buitendienst-medewerker bij de gemeente
Amersfoort. Verzoeker woont in de gemeente van de wederpartij en wil vanwege
zijn huidige dagelijkse reistijd van twee uur, liever in zijn woonplaats
werken.
3.3. De eerdere afwijzingen van verzoeker hadden betrekking op vacatures
waarvoor een interne sollicitatieprocedure gold. In de afwijzingsbrieven is
aangegeven dat verzoeker niet voldeed aan de criteria voor deelname aan een
interne sollicitatieprocedure.
3.4. De laatste afwijzing van de wederpartij dateert van 21 september 1994.
In deze brief wordt aan verzoeker meegedeeld dat er 33 kandidaten gereageerd
hebben op de vacature voor een medewerker Buitendienst en dat uit de
voorselectie is gebleken dat verzoeker niet tot de kandidaten behoort die
voor een gesprek worden uitgenodigd. Een nadere reden voor deze afwijzing
wordt in de brief niet gegeven.
3.5. Verzoeker heeft naar aanleiding van zijn laatste afwijzing een onderhoud
gehad met een wethouder. Vervolgens is de inhoud van het gesprek toegelicht
in een brief van de wederpartij van 14 oktober 1994. In deze brief is
verzoeker meegedeeld dat in de functie-eisen is aangegeven dat de voorkeur
uitgaat naar een kandidaat tot 30 jaar, mede gelet op de leeftijdsopbouw
binnen het taakcluster. De wederpartij geeft voorts aan dat de aard van de te
verrichten werkzaamheden zodanig is dat er veel belang aan wordt gehecht dat
in de vacature wordt voorzien door een persoon van 30 jaar of jonger.
Verzoeker voldeed niet aan de leeftijdseis.
3.6. Bij de wederpartij waren ten tijde van de laatste afwijzing 111
medewerkers in dienst. De organisatie was opgebouwd uit twee sectoren en twee
afdelingen, namelijk: sector I: Basisvoorzieningen, sector II: Ruimte en
Groen, Afdeling Middelen en Controle, Afdeling Bestuurszaken en Burgerij.
De vacature waar verzoeker op solliciteerde, was een vacature voor een
medewerker buitendienst bij de Sector Ruimte en Groen in het taakcluster
Realisatie van de wederpartij. Bij de betreffende buitendienst waren ten
tijde van de vacature negen medewerkers in dienst. Dit laatste is tot op
heden het geval.
3.7. De advertentie vermeldt onder functie-eisen:
`gezien de leeftijdsopbouw binnen de taakcluster gaat de voorkeur uit naar
een kandidaat tot 30 jaar’.
Ten aanzien van het voorkeursbeleid is de volgende passage opgenomen: `Het
beleid van [de wederpartij] is erop gericht om de aanstelling van
(herintredende) vrouwen, gehandicapten en leden van etnische minderheden te
bevorderen.’
Er hebben 33 kandidaten gesolliciteerd, waaronder één van allochtone afkomst,
te weten verzoeker. Er zijn zes kandidaten uitgenodigd voor een sollicitatie
gesprek, daaronder bevond zich geen enkele kandidaat van allochtone afkomst.
3.8. De wederpartij heeft de sociaal jaarverslagen over de jaren 1994 en 1995
overgelegd.
In het jaarverslag 1994 is aangegeven dat het beleid van de organisatie erop
gericht is om de aantrekking van onder meer vertegenwoordigers van
minderheidsgroepen te bevorderen en dat een en ander in relatie met
overheidsmaatregelen nauwgezet moet worden bezien.
Het jaarverslag over 1995 vermeldt dat de wederpartij geen geregistreerde
allochtonen in dienst heeft. Verder staat in het verslag dat de wederpartij
heeft besloten elk jaar een verslag uit te brengen over de resultaten van de
inspanningen tot participatie van allochtone werknemers. Onder inspanningen
wordt onder ander het zoeken van samenwerking met een regionaal steunpunt
verstaan. In de wervingsprocedures voor nieuwe personeelsleden wordt deze
doelgroep, evenals andere doelgroepen, uitdrukkelijk uitgenodigd op
opengestelde vacatures te reageren.
3.9. Verzoeker heeft naar aanleiding van de afwijzingen het Meldpunt
Allochtonen Problemen Flevoland, een maatschappelijk werkster en een advocaat
ingeschakeld. Zij hebben de wederpartij op de afwijzingen aangesproken. De
reactie van de wederpartij was echter naar het oordeel van verzoeker niet
bevredigend.
De standpunten van partijen
Verzoeker stelt het volgende.
3.10. Verzoeker voldeed in alle gevallen geheel aan de functie-eisen van de
wederpartij met betrekking tot opleiding en ervaring.
Op de vraag waarom hij niet werd aangenomen, heeft verzoeker geen bevredigend
antwoord gekregen, ook niet na bemiddeling van derden. Verzoeker heeft
hieruit geconcludeerd dat hij ongelijk wordt behandeld op grond van zijn
Surinaamse afkomst.
3.11. Het vermoeden van verzoeker dat er sprake is van ongelijke behandeling
wordt versterkt door een mondelinge mededeling van de opzichter buitendienst.
Op het verzoek van verzoeker een goed woordje voor hem te doen, antwoordde de
opzichter dat de wederpartij geen veranderingen wilde aanbrengen in de
samenstelling van de buitendienst van dat moment.
De wederpartij stelt het volgende.
3.12. De wederpartij voert een wervings- en selectiebeleid waarin bepaalde
doelgroepen nadrukkelijk wordt verzocht te reageren op opengestelde
vacatures. Naast etnische minderheden worden ook vrouwen en gehandicapten
hiertoe uitgenodigd. Dit beleid wordt verwoord in de advertentieteksten van
de wederpartij en bij de inschakeling van externe bureaus. Ook komt dit tot
uitdrukking in de contacten van de wederpartij met organisaties die erop
gericht zijn om de participatiegraad van etnische minderheden te bevorderen.
De wederpartij werft onder meer via de Allochtonenkrant.
3.13. Indien het opleidingsniveau en de ervaring van de kandidaten uit
genoemde doelgroepen aansluiten bij de profielschets, worden deze kandidaten
uitgenodigd voor een kennismaking. Indien er sprake is van gelijkwaardigheid
van kandidaten zal in de organisatie van de wederpartij de voorkeur worden
gegeven aan een kandidaat uit een van de doelgroepen. De wederpartij voert
ook een leeftijdsbeleid waarbij de voorkeur uitgaat naar een kandidaat tot 30
jaar.
Verzoeker kwam niet voor de functie in aanmerking omdat hij niet aan de
leeftijdseis voldeed, zoals blijkt uit de laatste afwijzingsbrief van de
wederpartij.
3.14. In het door de wederpartij overgelegde WBEAA-jaarverslag, alsmede in de
door de wederpartij overgelegde Sociaal jaarverslagen is te lezen dat de
wederpartij ernaar streeft meer werknemers van allochtone minderheidsgroepen
in dienst te nemen.
Er zijn weinig vacatures, deze worden door middel van interne werving
vervuld. De mogelijkheden voor externe werving zijn zeer beperkt. Door de
geringe verschuivingen binnen de organisatie moet gelet worden op een
evenwichtige leeftijdsopbouw.
De verklaring van de getuige
3.15. De getuige verklaart dat hij werkzaam is geweest bij een centrum voor
beroepsoriëntatie en begeleiding ten behoeve van allochtonen. Verzoeker wilde
erg graag bij de groenvoorziening in Zeewolde werken. Via het centrum waar de
getuige werkzaam was, werd hij geplaatst bij de RIJP. Hij heeft daar goed
gefunctioneerd. Het contract met verzoeker is geëindigd omdat de organisatie
afgebouwd moest worden. Verzoeker is veelzijdig inzetbaar, zowel in de
groenvoorziening als in de wijkverzorging.
De getuige heeft getracht te bemiddelen zodat verzoeker bij de wederpartij
aangesteld zou worden. Dat is niet gelukt. De getuige stelt dat hij het niet
waar kan maken, maar het gevoel heeft dat er sprake is van ongelijke
behandeling door de wederpartij. Hij licht dit nader toe aan de hand van de
(negatieve) ervaring van een andere persoon van allochtone afkomst die door
hem eveneens werd begeleid.
4. De overwegingen van de commissie
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de behandeling bij de
vervulling van een openstaande betrekking onderscheid heeft gemaakt op grond
van ras zoals verboden in de AWGB.
4.2. Artikel 5 lid 1 sub a AWGB verbiedt, in samenhang met artikel 1 AWGB,
het maken van onderscheid naar ras onder meer bij de behandeling bij de
vervulling van een openstaande betrekking.
Artikel 1 AWGB bepaalt dat onder onderscheid onder andere wordt verstaan
onderscheid tussen personen op grond van ras.
In dit verband is van belang dat het begrip ras in de AWGB overeenkomstig het
Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van elke vorm van
rassendiscriminatie en vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ruim moet worden
uitgelegd en tevens omvat: huidskleur, afkomst, of nationale of etnische
afstamming (Tweede Kamer, vergaderjaar 1990-1991, nr. 3, pag. 13).
Volgens artikel 1 AWGB wordt onder onderscheid verstaan direct en indirect
onderscheid. Direct onderscheid is onderscheid op grond van één van de
verboden gronden, in dit geval ras.
Indirect onderscheid op grond van ras is onderscheid op grond van een ander
criterium dan ras, dat direct onderscheid naar ras tot gevolg heeft.
4.3. In de AWGB is een aantal uitzonderingen geformuleerd op het in de wet
neergelegde verbod van onderscheid. Met betrekking tot de grond ras zijn de
volgende uitzonderingen in dit geval relevant.
In artikel 2 lid 1 AWGB is bepaald dat het verbod van onderscheid niet geldt
ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief gerechtvaardigd is.
In artikel 2 lid 3 AWGB is bepaald dat het verbod van onderscheid naar ras
niet geldt in geval van voorkeursbeleid voor etnische of culturele
minderheidsgroepen.
4.4. De vraag die voorligt is of de selectieprocedure die door de wederpartij
is gehanteerd direct dan wel indirect onderscheid op grond van ras teweeg
brengt. De Commissie overweegt hierover het volgende.
4.5. Verzoeker heeft sinds 1988 vijf maal gesolliciteerd bij de wederpartij
naar de functie van medewerker buitendienst.
Vier sollicitaties en daaropvolgende afwijzingen vonden plaats voor de
inwerkingtreding van de AWGB op 1 september 1994. Alleen de laatste afwijzing
is van latere datum. Het onderzoek heeft zich derhalve beperkt tot de laatste
afwijzing.
Door de wederpartij wordt bij de werving en selectie onder meer op grond van
allochtone afkomst een voorkeursbeleid gevoerd.
Het voorkeursbeleid houdt in dat bij gelijke geschiktheid aan een kandidaat
uit één van de doelgroepen de voorkeur wordt gegeven.
Verzoeker is van allochtone afkomst en derhalve is het voorkeursbeleid op hem
toepasselijk.
Op de onderhavige vacature hebben 33 kandidaten gesolliciteerd. Er zijn zes
kandidaten uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Verzoeker was de enige
kandidaat van allochtone afkomst. Wat verzoeker betreft staat vast dat hij
over de vereiste werkervaring beschikt.
De wederpartij voert ook een leeftijdsbeleid waarbij de voorkeur uitgaat naar
een kandidaat tot 30 jaar vanwege de leeftijdsopbouw binnen de taakcluster.
Verzoeker is niet uitgenodigd, omdat hij vanwege de leeftijdseis niet in
aanmerking kwam voor de functie.
4.6. De wederpartij voert al jaren een voorkeursbeleid naar etnische afkomst
bij de selectie. Geconstateerd wordt dat desondanks bij de wederpartij geen
allochtone werknemers zijn.
Bij de wederpartij worden bijna alle vacatures door middel van een interne
selectieprocedure vervuld. De mogelijkheden om de gewenste etnische
samenstelling van de organisatie van de wederpartij te bereiken zijn derhalve
beperkt tot het voeren van voorkeursbeleid bij de externe invulling van
(schaarse) vacatures.
4.7. De Commissie heeft reeds eerder uitgesproken dat een voorkeursbeleid met
zich brengt dat de selectiecommissie zorgvuldig moet nagaan of sprake is van
gelijke dan wel ongelijke geschiktheid (Zie Commissie gelijke behandeling
mannen en vrouwen bij de arbeid, 27 mei 1991, oordeelnummer: 345-91-32.). Bij
gelijke geschiktheid berust er immers een aanstellingsverplichting op de
werkgever van een kandidaat uit één van de groepen waar het voorkeursbeleid
op is gericht.
4.8. De door de werkgever te betrachten zorgvuldigheid brengt met zich mee
dat de geschiktheid van de kandidaat getoetst moet worden aan de hand van
vereisten die relevant zijn voor de uitoefening van de werkzaamheden.
Het staat de wederpartij in beginsel vrij ten aanzien van de leeftijdsopbouw
van het personeelsbestand een gericht beleid te voeren. Van de wederpartij
mag echter worden verwacht dat zij als werkgever een samenhangend
personeelsbeleid voert, waarbij zowel met de gewenste etnische samenstelling
als de leeftijdsopbouw rekening wordt gehouden. Uitgangspunt hierbij is dat
het leeftijdsbeleid alleen dan mag prevaleren boven het voorkeursbeleid
indien het stellen van een leeftijdseis voor het uitoefenen van de
werkzaamheden relevant is.
De Commissie is van oordeel dat de leeftijdseis op zich niet relevant is voor
de uitoefening van de werkzaamheden, zodat afwijken van het voorkeursbeleid
in dit geval niet gerechtvaardigd is. Bovendien is het naar het oordeel van
de Commissie mogelijk om ook op andere wijze, bijvoorbeeld door middel van
afspraken tussen de gemeentelijke instellingen, tot een gewenste
leeftijdsopbouw te komen indien zulks noodzakelijk mocht zijn.
4.9. Op bovenstaande gronden is de Commissie van oordeel dat de beoordeling
van de sollicitatie van verzoeker in strijd is met de uit de
voorkeursbehandeling voortvloeiende zorgvuldigheidsverplichting. De
wederpartij heeft hierdoor jegens verzoeker in de selectieprocedure verboden
onderscheid op grond van ras gemaakt.
5. Het oordeel van de commissie
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat het College van Burgemeester en
Wethouders te Zeewolde, gezien de wijze waarop zij van het voorkeursbeleid is
afgeweken, in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheidseisen die
voortvloeien uit artikel 2 lid 3 juncto artikel 1 van de Algemene wet gelijke
behandeling en daarmee jegens de heer te Zeewolde verboden direct onderscheid
naar ras heeft gemaakt in de selectieprocedure.
Rechters
Mw. mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter), mw. mr. dr. L. Mulder(lid Kamer), mw. mr. drs. M.G. Nicolai (lid Kamer), mw. I.M. Hidding(secretaris Kamer)