Instantie: Europees Hof voor de rechten van de mens, 22 april 1997

Instantie

Europees Hof voor de rechten van de mens

Samenvatting


X is een transseksueel die van vrouw naar man is veranderd. X woont samen met
zijn vriendin Y. Y krijgt door middel van kunstmatige inseminatie een kind Z.
X kan in Engeland niet de juridische vader van Z worden.
X is van meet af aan betrokken geweest bij de geboorte van X en heeft in elk
opzicht als ouder gehandeld. Op grond van deze omstandigheden overweegt het
Hof dat de drie klagers door de facto familiebanden met elkaar verbonden zijn
en acht artikel 8 van toepassing.
Het Hof overweegt dat geen sprake is van een gemeenschappelijke Europese norm
met betrekking tot het toekennen van ouderschapsrechten aan transseksuelen,
het recht bevindt zich in een overgangsfase. Aan de aangeklaagde staat moet
daarom een ruime beoordelingsvrijheid worden gelaten.
Het Hof komt tot de conclusie dat – gezien het feit dat transseksualiteit een
heel complex van wetenschappelijke, juridische, morele en sociale kwesties
doet rijzen, ten aanzien waarvan geen algemene benadering bestaat in de
verdragstaten – artikel 8 in deze context niet zo kan worden uitgelegd dat
het een verplichting omvat voor de staat om formeel een persoon die niet de
biologische vader is van het kind is, te erkennen als de vader van dat kind.
Zie ook: Report Europese Commissie rechten van de mens 27 juni 1995, RN 1996,
537, m.nt. Nora Holtrust en Ineke de Hondt.

Volledige tekst


For these reasons, I find violations of Articles 8 and 14 of the
Convention.
@@TNT=
[NOOT_1]
The case is numbered 75/1995/581/667. The first number is the
case’s position on the list of cases referred to the Court in the relevant
year (second number). The last two numbers indicated the case’s position on
the list of cases referred to the Court since its creation and on the list
of the corresponding originating applications to the Commission. (Back to
FN1)

[NOOT_2]
Rules A apply to all cases referred to the Court before the entry
into force of Protocol No. 9 (1 October 1994) and thereafter only to cases
concerning States not bound by that Protocol. They correspond to the Rules
that came into force on 1 January 1983, as amended several times
subsequently.(Back to FN2)

[NOOT_3]
Note by the Registrar. For practical reasons this annex will appear
only with the printed version of the judgment (in Reports of Judgments and
Decisions – 1996), but copies of the Commission’s report are obtainable
from the registry. (Back to FN3)

[NOOT_4]
Paragraphs 33 and 37 of this judgment. (Back to FN4)

[NOOT_5]
Paragraphs 41 and 44 of this judgment. See also section III of my
opinion in the recent case of Z v. Finland, judgment of 25 February
1997. (Back to FN5)

[NOOT_6]
Velosa Barreto v. Portugal judgment of 21 November 1995, Series A
no. 334, p. 12, º 30. (Back to FN6)

[NOOT_7]
Paragraphs 44 and 52 of this judgment. (Back to FN7)

[NOOT_8]
Paragraph 51 of this judgment. (Back to FN8)

Rechters

Mrs. Ryssdal, Bernhardt, Thor Vilhjalmsson, Matscher, Pettiti, Russo,Spielmann, De Meyer, Valticos, Foighel, Sir John Freeland, Baka, Lopes Rocha,Makarczyk, Gotchev, Jungwiert, P. Kuris, Lohmus, Levits, Casadevall, Petzold,Mahoney