Instantie: Commissie gelijke behandeling, 24 april 1997

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


De verzekeringsmaatschappij hanteert polisvoorwaarden die mannelijk
verzekerden uitsluiten van vergoeding van kosten van elektrische epilatie van
ontsierende haargroei in het gelaat. De verzekeringsmaatschappij voert aan
dat dit samenhangt met het van nature bestaande verschil in haargroei bij
mannen en vrouwen. De Commissie stelt vast dat er sprake is van onderscheid
op grond van geslacht, aangezien de verzoeker volgens de polisvoorwaarden
niet in aanmerking komt voor een vergoeding omdat hij een man is. Een beroep
op geslachtsbepaaldheid faalt, aangezien het geen geneeskundige handeling
betreft die alleen bij vrouwen kan plaatsvinden.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 5 september 1996 verzocht de heer (….) te Barneveld (hierna:
verzoeker) de Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie) haar
oordeel uit te spreken over de vraag of (….) te Amersfoort (hierna: de
wederpartij) jegens hem onderscheid heeft gemaakt als bedoeld in de wetgeving
gelijke behandeling.

1.2. Verzoeker is bij de wederpartij verzekerd voor ziektekosten. Krachtens
de verzekeringsvoorwaarden wordt voor elektrische epilatie een uitkering
verstrekt aan vrouwelijke verzekerden indien deze ontsierende haargroei in
het gelaat of hals hebben. Volgens verzoeker maakt de wederpartij hiermee
onderscheid op grond van geslacht als bedoeld in de wetgeving gelijke
behandeling.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie gelijke behandeling heeft het verzoek in behandeling
genomen en een onderzoek ingesteld. Partijen hebben ieder hun standpunten
schriftelijk toegelicht.
De Commissie heeft partijen uitgenodigd voor een zitting op 11 maart 1997.
Partijen zijn niet op deze uitnodiging ingegaan.

2.2. Bij de zitting waren aanwezig van de kant van de Commissie

– mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter)
– dhr. A. Kruyt (lid Kamer)
– dhr. mr. W.A. van Veen (lid Kamer)
– mw. mr. A.N. Veekamp (secretaris Kamer).

2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer III van de Commissie.
In deze Kamer hebben zitting de leden als vermeld onder 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. Verzoeker is bij de wederpartij op basis van de Ziekenfondswet verzekerd
voor ziektekosten. Hij heeft een aanvullende verzekering afgesloten die
uitgebreidere kostenvergoedingen kent. Verzoeker heeft elektrische epilatie
ondergaan vanwege haargroei in de oren en heeft voor de kosten van de
behandeling een vergoeding gevraagd aan de wederpartij. Deze vergoeding is
door de wederpartij geweigerd.

Artikel 2.1.1. van de polisvoorwaarden 1996 van de betreffende aanvullende
verzekering bepaalt onder het kopje `elektrische epilatie’:
`1. vergoeding eenmalig tot 75% tot een maximum van ƒ 1250, indien een
vrouwelijke verzekerde ontsierende haargroei in het gelaat of de hals heeft;
2. zonodig kan een extra vergoeding van 75% tot een maximum van ƒ 1250 worden
verleend, uitsluitend na voorafgaande toestemming van verzekeraar;
3. de behandeling moet plaatsvinden op medisch voorschrift;
4. de hulp moet worden verleend door een zorgverlener, die een overeenkomst
met verzekeraar heeft gesloten, dan wel lid is van de Nederlandse Vereniging
van Huidtherapeuten (NVH).’

Standpunten van partijen

3.2. Verzoeker stelt het volgende.

Hij heeft op doktersadvies huidtherapie door middel van epilatie ondergaan.
Vanwege de verzekeringsvoorwaarden van de wederpartij komt verzoeker niet
voor een vergoeding van de kosten in aanmerking. Elektrische epilatie bij
vrouwelijke verzekerden zou wel worden vergoed, waardoor sprake is van
verschil in behandeling tussen vrouwelijke en mannelijke verzekerden bij de
vergoeding van de kosten van volstrekt identieke therapieën.

Zowel bij mannen als bij vrouwen kan in dezelfde mate sprake zijn van
ontsierende haargroei in het gelaat. Bij verzoeker is sprake van overtollige
haargroei die tevens ontsierend was. Bovendien is steeds sprake geweest van
een medische noodzaak, gelet op de gevolgen van de overtollige haargroei
zoals verstopping van de oren en belemmering van de gehoorfunctie.

3.3. De wederpartij stelt het volgende.

De aanvullende verzekeringsvoorwaarden zijn niet in strijd met de wetgeving
gelijke behandeling. Gelet op de aard, de strekking en de bedoeling van de
vergoeding voor elektrische epilatie voor een verzekerde bij ontsierende
haargroei in het gelaat of de hals en gelet op het van nature bestaande
verschil in haargroei in gelaat en hals tussen mannen en vrouwen, is het feit
dat alleen vrouwen in aanmerking komen voor een vergoeding objectief
gerechtvaardigd. Op basis van die objectieve maatstaven is het geslacht van
de verzekerde bepalend voor de vraag of iemand in aanmerking komt voor een
vergoeding.

Verzoeker zou ook niet in aanmerking zijn gekomen voor een vergoeding
aangezien er in zijn geval geen sprake is van ontsierende haargroei. Bij
mannen is van ontsierende haargroei in beginsel geen sprake. Mannen plegen
immers juist haargroei in het gelaat en de hals te hebben. Uit de aanvraag
van verzoekers huisarts blijkt bovendien dat bij verzoeker sprake is van
overtollige haargroei en niet van ontsierende haargroei.
Vergoeding voor epilatie wordt daarnaast alleen verstrekt indien het
ontsierende haargroei in het gelaat of de hals betreft. Bij verzoeker is
sprake van haargroei in de oren, reden waarom niet gesproken kan worden van
haargroei in het gelaat. Bovendien is haargroei in de oren bij mannen niet
ongebruikelijk.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij door de polisvoorwaarden met
betrekking tot elektrische epilatie jegens verzoeker onderscheid op grond van
geslacht heeft gemaakt als bedoeld in de wetgeving gelijke behandeling.

4.2. Ter beantwoording van de in geding zijnde vraag zijn de volgende
wetsartikelen van belang.

Artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Algemene wet gelijke behandeling (AWGB)
bepaalt dat het verboden is onderscheid te maken bij het aanbieden van
goederen en diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van
overeenkomsten ter zake, indien dit geschiedt in de uitoefening van een
beroep of bedrijf.
Artikel 1 AWGB bepaalt dat onder onderscheid zowel direct als indirect
onderscheid begrepen wordt. Onder direct onderscheid in de zin van de wet
wordt onder andere onderscheid op grond van geslacht verstaan. Van indirect
onderscheid is sprake indien onderscheid op grond van andere hoedanigheden of
gedragingen dan geslacht, direct onderscheid tot gevolg heeft. In artikel 2,
eerste lid, AWGB is bepaald dat het in de wet neergelegde verbod van
onderscheid niet geldt ten aanzien van indirect onderscheid dat objectief
gerechtvaardigd is.

Artikel 2, tweede lid, AWGB bepaalt onder andere dat het in deze wet
neergelegde verbod van onderscheid op grond van geslacht niet geldt in
gevallen waarin het geslacht bepalend is. De gevallen waarin sprake is van
geslachtsbepaaldheid zijn nader omschreven in het Besluit gelijke behandeling
(hierna: het Besluit).

Artikel 1 van het Besluit bepaalt dat als gevallen waarin het geslacht
bepalend is, bedoeld in artikel 2, tweede lid, AWGB worden aangemerkt onder
andere die gevallen welke behoren tot de volgende categorie: `de bescherming
van de gezondheid alsmede de geneeskundige behandeling of verzorging,
waaronder begrepen geneeskundig onderzoek, in verband met zwangerschap,
moederschap, de voortplantingsfunctie van de mens of anderszins de
lichamelijke verschillen tussen mannen en vrouwen betreffende, voor zover
voor een doelmatige bescherming dan wel behandeling of verzorging onderscheid
op grond van geslacht nodig is.’

4.3. De wederpartij oefent een verzekeringsbedrijf uit. De weigering van de
wederpartij om tot vergoeding van de kosten van de behandeling van verzoeker
over te gaan vindt plaats in het kader van de overeenkomst met laatstgenoemde
aangaande een aanvullende verzekering. Dit leidt tot de conclusie dat de
klacht van verzoeker valt onder de reikwijdte van artikel 7, eerste lid,
onderdeel a, AWGB.

4.4. In de polisvoorwaarden is bepaald dat de kosten voor elektrische
epilatie op bepaalde voorwaarden uitsluitend worden vergoed bij vrouwelijke
verzekerden. Aangezien hiermee rechtstreeks wordt verwezen naar het geslacht
van de verzekerde en verzoeker niet in aanmerking komt voor de
onkostenvergoeding vanwege het feit dat hij een man is, maakt de wederpartij
jegens hem direct onderscheid op grond van geslacht.

4.5. Direct onderscheid op grond van geslacht is verboden tenzij sprake is
van wettelijke uitzonderingen. De vraag dient te worden beantwoord of in deze
zaak sprake is van geslachtsbepaaldheid als bedoeld in artikel 2, tweede lid,
AWGB en meer in het bijzonder artikel 1, onderdeel b, Besluit gelijke
behandeling.

De stelling van de wederpartij dat er van nature een verschil is in haargroei
in het gelaat bij mannen en vrouwen is op zichzelf juist. Dit hoeft echter
niet te betekenen dat het volstrekt uitgesloten is dat ook bij een man sprake
is van ontsierende haargroei. Tevens moet -gelet op het in het Besluit
bepaalde- worden overwogen dat het onderscheid op grond van geslacht niet
nodig is voor de in geding zijnde behandeling, aangezien het hier niet een
geneeskundige behandeling betreft die uitsluitend bij vrouwen kan
plaatsvinden. De Commissie overweegt tot slot dat uitzonderingen op het
verbod van ongelijke behandeling in het algemeen restrictief dienen te worden
uitgelegd, teneinde te voorkomen dat het verbod al te zeer wordt uitgehold
(Commissie gelijke behandeling, 11 juni 1996, oordeel 96-41.)

Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat geen sprake is
van geslachtsbepaaldheid van de onderhavige geneeskundige behandeling en dat
de polisvoorwaarden van de wederpartij derhalve niet onder de reikwijdte van
deze uitzondering kunnen vallen. De wederpartij heeft mitsdien direct
onderscheid gemaakt op grond van geslacht en gehandeld in strijd met de AWGB.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat (….) te Amersfoort jegens de
heer (….) te Barneveld direct onderscheid op grond van geslacht heeft
gemaakt als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, Algemene wet
gelijke behandeling en derhalve in strijd met genoemde wet heeft gehandeld.

Rechters

Mrs. Timmerman-Buck, Kruyt, Van Veen