Instantie: Commissie gelijke behandeling, 15 mei 1997

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoeker is geweigerd op een camping. De campinghouder heeft aan verzoeker
en diens mannelijke partner medegedeeld dat het een familie- en gezinscamping
betrof en dat er voor hen geen plaats was. Verzoeker stelt dat het weigeren
hem toe te laten samenhangt met zijn homoseksuele gerichtheid. De
campinghouder stelt dat de daadwerkelijke reden van weigering gelegen was in
de angst voor ordeverstoring.
Door `familie- en gezinscamping’ te hanteren ter uitsluiting van verzoeker en
zijn partner ontstaat een vermoeden van onderscheid op grond van homoseksuele
gerichtheid. Het ligt op de weg van de wederpartij om dit vermoeden te
weerleggen. De Commissie acht de door de wederpartij aangegeven reden niet
overtuigend en concludeert op grond daarvan dat verzoekers homoseksuele
gerichtheid een rol heeft gespeeld bij de weigering.
Het is volgens de Awgb toegestaan om zich bij het aanbieden van goederen en
diensten te richten tot een bepaalde doelgroep. Een dergelijk
doelgroepbenadering mag er echter niet toe leiden dat goederen of diensten
worden geweigerd aan personen die niet tot de doelgroep behoren.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 28 augustus 1996 verzocht de heer (….) te Hillegom (hierna:
verzoeker) de Commissie gelijke behandeling haar oordeel uit te spreken over
de vraag of de heer (….), handelend onder de naam (….) te Berg en
Terblijt, (hierna: de wederpartij) jegens hem onderscheid heeft gemaakt als
bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB).

1.2. Verzoeker en zijn mannelijke partner werd in de zomer van 1996 een
staanplaats op de door de wederpartij geëxploiteerde familiecamping
geweigerd. Verzoeker stelt dat deze weigering verband houdt met zijn
homoseksuele gerichtheid.

1.3. De wederpartij heeft aan de Commissie verzocht haar oordeel te geven
over de vraag of het gebruik van het begrip `familie- en gezinscamping’
geoorloofd is in het kader van de AWGB.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie gelijke behandeling heeft het verzoek in behandeling
genomen. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht, waarbij de
wederpartij een verzoek om een oordeel omtrent eigen handelen heeft
ingediend.

Partijen zijn vervolgens opgeroepen hun standpunten nader toe te lichten
tijdens een zitting op 8 januari 1997.

2.2. Bij deze zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoeker
– dhr. (….) (verzoeker)
– dhr. mr. A.S.M. van der Zanden (gemachtigde)

van de kant van de wederpartij
– dhr. (….) (wederpartij)
– mw. (….) (echtgenote van de wederpartij)
– dhr. (….) (getuige)
– dhr. mr. M.M.H.J. Rompelberg (gemachtigde)

van de kant van de Commissie
– mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter)
– dhr. drs B. van Schijndel (lid Kamer)
– dhr. mr. W.A. van Veen (lid Kamer)
– mw. mr. D. Jongsma (secretaris Kamer).

2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer III van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden als vermeld onder 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1 Begin augustus 1996 bezochten verzoeker en zijn partner de door de
wederpartij geëxploiteerde camping. Zij waren op zoek naar een staanplaats
voor hun tent. Alvorens zich aan te melden, hebben zij eerst op het
campingterrein rondgelopen om te kijken of er plaats was. Vervolgens hebben
zij zich in de kantine gemeld.

De wederpartij deelde verzoeker en zijn partner mee dat het een familie- en
gezinscamping betrof en dat er voor hen geen plaats was.

Verzoeker is 35 jaar oud, zijn partner is 28.

3.2. De ingang van de camping kan afgesloten worden door middel van een
rood-wit gestreepte slagboom. Naast de slagboom staat een bord met daarop de
zin: `BIJ AANKOMST EERST MELDEN IN DE KANTINE’. De slagboom was bij de
aankomst van verzoeker geopend.

De standpunten van partijen

3.3. Verzoeker stelt het volgende.

Het verweer van de wederpartij betreffende de ontvankelijkheid dient te
worden gepasseerd. Uit de brief van verzoeker d.d. 27 augustus 1996 aan de
Commissie blijkt duidelijk dat de klacht zich richt tegen de leiding van de
genoemde camping, welke leiding blijkt te kunnen worden vereenzelvigd met de
eigenaar. De wederpartij is ook in zijn verweer niet belemmerd of geschaad.

Ten aanzien van de weigering van de wederpartij om verzoeker en zijn partner
een staanplaats te geven op de camping stelt verzoeker het volgende.
Na aankomst bij de camping hebben verzoeker en zijn partner hun auto bij de
receptie geparkeerd en even op de camping rondgekeken. Er stond weliswaar een
bordje met de tekst: `bij aankomst eerst melden in de kantine’, maar de
slagboom was geopend en er was niemand op de receptie aanwezig. Op de camping
bleek voldoende plaats en het sanitair voldeed aan de wensen, zodat zij zich
aangemeld hebben bij de receptie. De wederpartij deelde verzoeker en zijn
partner met een brede glimlach mee dat zijn camping een familiecamping was.
Verzoeker en zijn partner hebben vervolgens getracht de wederpartij duidelijk
te maken, dat zij een rustige camping zochten en geen stereo-apparatuur bij
zich hadden. Desondanks werden zij geweigerd.

Doordat herhaaldelijk werd gezegd dat het een gezinscamping betrof, kreeg
verzoeker de indruk dat de weigering verband hield met zijn homoseksuele
gerichtheid.
Verzoeker kan als homoseksueel immers geen gezin vormen.

De stelling van de wederpartij ter zitting, dat hij een smoes heeft gebruikt
omdat hij bang was voor overlast, is niet aannemelijk. Verzoeker en zijn
partner behoren – gelet op hun leeftijd – duidelijk niet meer tot de
categorie `overlast bezorgende jongeren’. De stelling van de wederpartij dat
verzoeker zich niet heeft gehouden aan de aanmeldingsregels is ook niet
aannemelijk. Daarvan zou sprake geweest zijn, als zij eerst hun tent hadden
opgezet alvorens zich te melden. Indien de werkelijke reden voor weigering
van de wederpartij in de overtreding van de aanmeldingsregels zou zijn
gelegen, had het voor de hand gelegen dat de wederpartij dat meteen zou
hebben medegedeeld.

Aangezien er geen andere aannemelijke reden was om verzoeker te weigeren,
moet kennelijke discriminatie worden aangenomen. De wederpartij heeft
derhalve direct onderscheid op grond van homoseksuele gerichtheid gemaakt.

Verzoeker stelt tevens dat de wederpartij indirect onderscheid op grond van
homoseksuele gerichtheid maakt, omdat homoseksuelen zich niet als gezin of
als familie bij de wederpartij kunnen melden.

3.4. De wederpartij stelt het volgende.

Het verzoek richt zich tegen de camping. Deze is echter geen zelfstandig
drager van rechten en plichten en kan zelfstandig geen rechtshandelingen
verrichten, laat staan daarbij ongeoorloofd onderscheid maken. Verzoeker
dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De camping van de wederpartij is dicht bij Valkenburg gelegen in een omgeving
met veel jeugd-, bier- en discotoerisme, hetgeen tot veel problemen leidt.
Het toeristisch beleid van de gemeente is daarom gericht op het aantrekken
van rustzoekende en natuurminnende toeristen. De camping van de wederpartij
is op deze laatste groep toeristen gericht.

Om dat doel te bevorderen promoot de wederpartij zijn camping als familie- en
gezinscamping. Daaronder verstaat hij een rustige camping, waarop groepen en
jongeren niet worden toegelaten. Deze terminologie is algemeen gangbaar voor
dit doel. De wederpartij verstaat onder een gezin personen ouder dan 30 jaar,
waarvan verwacht mag worden dat zij een serieuze eenheid vormen. Personen
jonger dan 30 jaar worden structureel geweigerd. Soms worden personen die
geen gezin vormen wel toegelaten. Wanneer twee jongens zich aanmelden, is de
wederpartij zeer alert. Als hij het vermoeden heeft dat de jongeren de rust
kunnen verstoren, weigert hij hun de toegang.

De wederpartij hanteert de Recron-voorwaarden vakantieverblijven waarvan
artikel 7 lid 1 onder meer bepaalt, dat bezoekers gehouden zijn de door de
ondernemer gestelde gedragsregels betreffende aanmeldingsverplichtingen na te
leven. De verantwoordelijkheid van de wederpartij tegenover de gasten op de
camping brengt met zich dat de toegang tot de camping beperkt moet zijn.
Verzoeker en zijn partner hebben bij aankomst het bord naast de slagboom
genegeerd en zijn het campingterrein opgelopen. Daarmee hebben zij bedoelde
bepaling overtreden.

Vervolgens zijn zij de kantine binnengelopen met de mededeling: `Wij komen
hier onze tent opzetten’. Hoewel verzoeker en zijn partner als twee nette
jongemannen oogden, heeft de wederpartij op dat moment besloten hen niet toe
te laten. Aangezien zij zich niet hadden gehouden aan het voorschrift zich
eerst te melden, hield de wederpartij zijn hart vast voor de naleving van de
overige campingregels. De wederpartij zei daarom tegen verzoeker dat de
camping vol was en dat het een familiecamping betrof. De wederpartij stelt
ter zitting dit als smoes te hebben gebruikt, omdat hij bang was voor
overlast. Hij stelt ter zitting ook te beseffen dat het verstandiger was
geweest de ware reden voor de weigering mee te delen.

De – eventuele – homoseksuele gerichtheid van verzoeker heeft bij de
wederpartij geen enkele rol gespeeld. De wederpartij maakt nimmer onderscheid
op grond van homoseksuele gerichtheid en kon bovendien niet weten dat
verzoeker homoseksueel was. Nadrukkelijk wijst hij erop dat enkele
homoseksuele stellen sinds enige jaren een vaste staanplaats op de camping
hebben.

3.5. Voorts verzoekt de wederpartij de Commissie om in haar oordeel aan te
geven of de term `familie- en gezinscamping’ als middel om een bepaald soort
bedrijfsvoering in de toeristische recreatie aan te duiden – gelet op de
bepalingen van de AWGB – geoorloofd is en hieromtrent aanbevelingen te doen.

Het gebruik van de term `familie- en gezinscamping’ komt veelvuldig voor.
Campinghouders geven daarmee te kennen een camping te exploiteren waarbij
rust, in het bijzonder de nachtrust, voorop staat. Bij de wederpartij zijn de
voorzieningen op de camping mede gericht op (jonge) kinderen. Met het begrip
`gezin’ wordt niet gedoeld op onderscheid jegens degenen die niet in een
gezinsverband in enge zin leven. Tegenwoordig wordt onder gezinsverband
verstaan elk leefverband van een of meer volwassenen die verantwoordelijkheid
dragen voor de verzorging en opvoeding van een of meer kinderen.
Met name de associatie van `gezin’ met `kinderen’ wekt het vertrouwen dat de
nachtrust in ere wordt gehouden. Het recreatietoerisme waarbij (nacht)rust
van belang is en discotheektoerisme verdragen zich nadrukkelijk niet naast
elkaar, aangezien zij een ander soort ritme hebben.

De wederpartij heeft aan de Commissie advertenties overgelegd in de
ANWB-campinggids 1996, waaruit blijkt dat de aanduiding `familie- en
gezinscamping’ algemeen gangbaar is voor een bepaald type camping.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. Het verweer dat verzoeker niet-ontvankelijk zou zijn wordt verworpen.
Artikel 5 van het Besluit werkwijze Commissie gelijke behandeling schrijft
slechts voor dat een verzoekschrift zo mogelijk de naam en het
adres van de eventuele verweerder moet bevatten. Aan dit vereiste is voldaan.

4.2. In geding is de vraag
– of de wederpartij door verzoeker niet toe te laten op de door hem
geëxploiteerde camping onderscheid jegens hem heeft gemaakt op grond van
homoseksuele gerichtheid en
– of de wederpartij onderscheid als bedoeld in de AWGB maakt door hantering
van de aanduiding `familie- en gezinscamping’.

4.3. Artikel 7, eerste lid, onderdeel a, AWGB bepaalt onder meer dat het
maken van onderscheid verboden is bij het aanbieden van goederen of diensten
en bij het sluiten van overeenkomsten terzake in de uitoefening van een
bedrijf. Op het exploiteren van een camping is dit wetsartikel van
toepassing.

Artikel 1 AWGB bepaalt dat onder onderscheid zowel direct als indirect
onderscheid begrepen wordt. Onder direct onderscheid op grond van
homoseksuele gerichtheid en burgerlijke staat wordt verstaan onderscheid dat
verwijst naar die persoonskenmerken. Onder indirect onderscheid op grond van
homoseksuele gerichtheid en burgerlijke staat wordt verstaan onderscheid op
grond van andere hoedanigheden of gedragingen dan homoseksuele gerichtheid en
burgerlijke staat, dat direct onderscheid op die gronden tot gevolg heeft.

In artikel 2, eerste lid, AWGB wordt bepaald dat het in de wet neergelegde
verbod van onderscheid niet geldt ten aanzien van indirect onderscheid dat
objectief gerechtvaardigd is.

Conform de jurisprudentie van de Commissie is niet alleen sprake van
onderscheid wanneer homoseksuele gerichtheid en/of burgerlijke staat de enige
redenen voor het maken onderscheid zijn, maar ook als deze persoonskenmerken
daarbij mede een rol hebben gespeeld (Commissie Gelijke behandeling, 22
november 1996, oordeelnummer 96-108.).

4.4. Ten aanzien van de vraag, of aannemelijk is dat verzoekers homoseksuele
gerichtheid mede een rol heeft gespeeld bij de weigering hem op de camping
toe te laten, overweegt de Commissie als volgt.

De wederpartij heeft toegegeven, dat het weigeren van verzoeker en zijn
partner met als reden dat het een familie- en gezinscamping betrof, een smoes
was. De aanduiding familie- en gezinscamping is in dit geval gehanteerd ter
uitsluiting van verzoeker en zijn partner. Deze aanduiding houdt verband met
het persoonskenmerk homoseksuele gerichtheid, aangezien onder gezin in het
algemeen een leefvorm met kinderen wordt bedoeld. Het is echter een kenmerk
van paren van gelijk geslacht -uitzonderingen daargelaten- dat zij kinderloos
zijn. Op grond van homoseksuele gerichtheid mag krachtens de AWGB geen
onderscheid worden gemaakt. Aangezien dit persoonskenmerk verzoeker en zijn
partner zou kunnen betreffen, gelet op het feit dat ze hetzelfde geslacht
hebben en samen een slaapplaats zochten, ontstaat een vermoeden van
onderscheid op grond van homoseksuele gerichtheid. Het ligt vervolgens op de
weg van de wederpartij om dit vermoeden te weerleggen.

4.5. De Commissie acht de ter zitting door de wederpartij aangevoerde reden
om verzoeker en zijn partner niet op de camping toe te laten niet
overtuigend.
In de eerste plaats heeft de wederpartij verzoeker en zijn partner zelf
omschreven als nette jonge mannen. De Commissie heeft voorts ter zitting
kunnen constateren dat verzoeker niet oogt als een jeugdige discoganger. Ook
kan het de wederpartij niet zijn ontgaan dat het verschil in leeftijd tussen
verzoeker en jongeren van die groep tenminste tien a vijftien jaar bedraagt.
Het voorgaande, gevoegd bij de uitdrukkelijke verklaring van verzoeker en
zijn partner tegenover de wederpartij dat zij niet beschikten over
stereo-apparatuur of andere luidruchtige apparaten, maken niet aannemelijk
dat de wederpartij daadwerkelijk moest vrezen voor verstoring van de orde en
(nacht)rust door verzoeker en zijn partner.

Hoewel met de wederpartij kan worden gesteld dat diens verantwoordelijkheid
tegenover de gasten met zich brengt dat de toegang tot de camping beperkt
moet zijn, kan het in alle openheid rondkijken op een camping met een
geopende slagboom, waarbij de auto voor de receptie geparkeerd wordt,
nauwelijks als een zodanig ernstige overtreding van de regels gezien worden,
dat algehele weigering van toelating tot de camping daardoor verklaard kan
worden.

Nu de wederpartij gelet op het voorgaande het vermoeden van direct
onderscheid niet heeft kunnen weerleggen, komt de Commissie tot het oordeel
dat deze jegens verzoeker direct onderscheid heeft gemaakt op grond van
homoseksuele gerichtheid.

4.6. Ten aanzien van de vraag, of de aanduiding `familie- en gezinscamping’
onderscheid als bedoeld in de AWGB met zich brengt, overweegt de Commissie
als volgt.

Zoals in de wetsgeschiedenis van de AWGB is gesteld, is het niet
ongebruikelijk om zich bij het aanbieden van goederen en diensten in het
maatschappelijk verkeer te richten op een bepaalde doelgroep, juist met het
oogmerk dat hoofdzakelijk of uitsluitend die personen die tot die doelgroep
gerekend kunnen worden zich door het aanbod aangesproken voelen. Een
dergelijke doelgroepenbenadering als zodanig wordt door de AWGB niet
verboden. In de wetsgeschiedenis van de AWGB is hiervan als voorbeeld de
homobar genoemd (Eerste Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 014, nr. 212c, pag.
7-8.). Gebruikmaking van de aanduiding `familie- en gezinscamping’ om aan te
geven tot welke doelgroep de camping zich richt, is op zichzelf dan ook
geoorloofd. Naar het oordeel van de Commissie wordt derhalve met louter de
aanduiding `familie- en gezinscamping’ geen onderscheid gemaakt als bedoeld
in de AWGB en handelt de wederpartij daarmee niet in strijd met genoemde wet.

De Commissie voegt hier echter aan toe dat het voeren van een
doelgroepenbenadering er niet toe mag leiden dat goederen of diensten worden
geweigerd aan personen die niet tot de doelgroep behoren. Wanneer een
dergelijke weigering verband houdt met één van de in de AWGB genoemde
persoonskenmerken, waarbij met de aanduiding `familie- en gezinscamping’ met
name aan homoseksuele gerichtheid en burgerlijke staat moet worden gedacht,
wordt onderscheid gemaakt als bedoeld in voornoemde wet.

Net zo min als een homobar personen met een heteroseksuele gerichtheid mag
weigeren, mag een familie- en gezinscamping personen die geen familie of
gezin vormen weigeren (Zie wat betreft het niet toelaten tot een homobar,
vrouwencamping en een camping voor mensen uit een bepaalde godsdienstige
bevolkingsgroep respectievelijk:
Eerste Kamer, vergaderjaar 1992-1993, 22 014, nr. 212c, pag. 7-8; Tweede
Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22 014, nr. 10, pag. 36; Tweede Kamer,
vergaderjaar 1991-1992, 22 014, nr. 5, pag. 91.).

Hoewel de aanduiding `familie- en gezinscamping’ op zichzelf is toegestaan,
kan zij onder bepaalde omstandigheden een uitsluitend effect hebben. In de
onderhavige zaak is de aanduiding bijvoorbeeld gehanteerd als smoes om
verzoeker de toegang te weigeren. De context van een advertentie waarin
bedoelde aanduiding wordt gebruikt kan eveneens van belang zijn voor de vraag
of sprake is van onderscheid als bedoeld in de AWGB. Of bij de wijze van het
aanbod van goederen en diensten sprake is van een handelen in strijd met de
wet, hangt af van de concrete feiten en omstandigheden in een dergelijk
geval.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de wederpartij het begrip `familie-
en gezinscamping’ in het kader van een doelgroepenbenadering mag hanteren en
daarmee op zichzelf niet handelt in strijd met de AWGB.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat

– de heer (….), handelend onder de naam (….) te Berg en Terblijt, jegens
de heer (….) te Hillegom direct onderscheid heeft gemaakt op grond van
homoseksuele gerichtheid als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a
van de Algemene wet gelijke behandeling en derhalve in strijd met deze wet
heeft gehandeld;
– de heer (….), handelend onder de naam (….) te Berg en Terblijt, door
hantering van de aanduiding `familie- en gezinscamping’ in het kader van een
doelgroepenbenadering geen onderscheid op grond van burgerlijke staat of ook
homoseksuele gerichtheid als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a
van de Algemene wet gelijke behandeling maakt en derhalve niet in strijd met
deze wet handelt.

Rechters

Mrs. Timmerman-Buck, Van Schijndel, Van Veen